In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn uitwonendenbeurs en de terugvordering van te veel ontvangen studiefinanciering. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser tegen de herziening terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat hij het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn had ingediend. De rechtbank stelde vast dat het besluit op 3 december 2012 op de website 'Mijn DUO' was geplaatst, waardoor de bezwaartermijn was aangevangen. Eiser had niet tijdig gereageerd en de termijnoverschrijding was niet verschoonbaar, ondanks het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule onder het besluit.
Daarnaast was er een boete opgelegd aan eiser omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs. De rechtbank oordeelde echter dat de bevindingen van een huisbezoek niet voldoende waren om te concluderen dat eiser niet op het GBA-adres woonde. De rechtbank vond dat verweerder niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser met ingang van 1 juli 2012 niet daadwerkelijk op het adres stond ingeschreven. Hierdoor was er geen grondslag voor de opgelegde boete. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de boete betrof en herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Eiser kreeg ook het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.