In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg), na te hebben verklaard dat hij in 2012 was ontvoerd en in zijn voet was geschoten. De Commissie heeft de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet voldoende objectief verifieerbare gegevens kon overleggen die zijn verhaal ondersteunden. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er inconsistenties in de aangifte van de eiser waren. Zo vond de rechtbank het opmerkelijk dat de eiser instapte in de auto van een onbekende en dat hij niet in staat was om de naam van het station te herinneren waar hij was afgezet, ondanks dat hij had verklaard deze gezien te hebben. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij het slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, en dat de medische informatie over de schotwond niet voldoende was om de toedracht en omstandigheden van het letsel vast te stellen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af.