ECLI:NL:RBAMS:2014:1876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
11 april 2014
Zaaknummer
561249 / KG ZA 14-342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders voor het vertegenwoordigen van De Spijker B.V. in een kort geding

In deze zaak heeft De Spijker B.V. een kort geding aangespannen tegen [Bestuurder Y], waarbij de voorzieningenrechter moest oordelen over de bevoegdheid van de bestuurders om namens de vennootschap op te treden. De Spijker B.V. heeft twee bestuurders, [Bestuurder X] en [Bestuurder Y], die elk 50% van de aandelen bezitten. De procedure is gestart na een eerder vonnis van 24 januari 2014, waarin [Bestuurder Y] werd veroordeeld om onttrokken gelden terug te betalen aan De Spijker. Na het leggen van executoriaal beslag door De Spijker, heeft [Bestuurder Y] de deurwaarder opdracht gegeven om de executie te staken, wat leidde tot de huidige procedure.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de deurwaarder de executie mag voortzetten, ondanks de tegenstrijdige opdrachten van de bestuurders. De rechter heeft vastgesteld dat [Bestuurder Y] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de bevoegdheid van [Bestuurder X] om De Spijker in de eerdere procedure te vertegenwoordigen. Dit gebrek aan bezwaar wordt gezien als een bevestiging van de bevoegdheid van [Bestuurder X]. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat voor het treffen van executiemaatregelen geen toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders vereist is, omdat deze voortvloeien uit het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 24 januari 2014.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de gerechtsdeurwaarder toegestaan om het vonnis van 24 januari 2014 verder ten uitvoer te leggen en [Bestuurder Y] veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 3 april 2014 door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/561249 / KG ZA 14-342 MW/CB
Vonnis in kort geding van 3 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE SPIJKER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. N. Bevelander te Amsterdam,
tegen
[YY] [Bestuurder Y],
wonende te Amsterdam,
advocaat mr. P. Wezelenburg te Leiden.
Partijen zullen hierna De Spijker en [Bestuurder Y] worden genoemd.

1.De procedure

Bij proces-verbaal van 17 maart 2014, waarvan een fotokopie aan dit vonnis zal worden gehecht, heeft mr. Erik Jozef Maria van Hal, gerechtsdeurwaarder te
’s-Gravenhage (hierna de gerechtsdeurwaarder), een kort geding aanhangig gemaakt tussen De Spijker als executant en [Bestuurder Y] als geëxecuteerde, als bedoeld in artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ter terechtzitting van 26 maart 2014 is de zaak behandeld. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben zij verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
[bestuurder X], 50% aandeelhouder en bestuurder (hierna [bestuurder X]) met mr. Bevelander namens De Spijker en [Bestuurder Y] met mr. Wezelenburg. Ook was de gerechtsdeurwaarder aanwezig.

2.De feiten

2.1.
[bestuurder X] en [Bestuurder Y] zijn beiden alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van De Spijker. Zij houden sedert 20 juni 2007 ieder 50% van de aandelen in De Spijker. De Spijker drijft een café aan de Kerkstraat 4 te Amsterdam.
2.2.
[bestuurder X] en [Bestuurder Y] zijn met elkaar gehuwd. Bij deze rechtbank is momenteel een echtscheidingsprocedure aanhangig.
2.3.
Bij dagvaarding van 7 januari 2014 heeft De Spijker [Bestuurder Y] gedagvaard in kort geding. De zitting heeft op 15 januari 2014 plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 24 januari 2014 vonnis gewezen.
Het dictum van dat vonnis luidt:
in conventie
  • 6.1. veroordeelt [Bestuurder Y] binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis terzake de inkomsten en uitgaven van de Spijker over de periode van 16 oktober 2013 tot en met 8 november 2013 rekening en verantwoording af te leggen,
  • 6.2. veroordeelt [Bestuurder Y] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de door hem in de onder 6.1. genoemde periode aan het vermogen van de Spijker onttrokken gelden op de bankrekening van de Spijker terug te storten,
  • 6.3. verbiedt [Bestuurder Y] voor de duur van een half jaar na betekening van dit vonnis de Spijker en de daarboven gelegen woonruimte van Tarrant te betreden,
  • 6.4. veroordeelt [Bestuurder Y] om aan de Spijker een dwangsom te betalen van EUR 100,- voor iedere dag dat hij niet aan de in 6.1. en 6.3. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van EUR 10.000,- is bereikt,
  • 6.5. veroordeelt [Bestuurder Y] in de proceskosten, aan de zijde van de Spijker tot op heden begroot op EUR 1.503,15,
  • 6.6. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
  • 6.7 wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
  • 6.8. weigert de gevraagde voorziening,
  • 6.9. veroordeelt [Bestuurder Y] in de proceskosten, aan de zijde van de Spijker tot op heden begroot op nihil.
2.4.
Op 19 januari 2014 heeft [Bestuurder Y] de financiële bescheiden van De Spijker alsmede een bedrag van EUR 4.000,-- overhandigd aan[bestuurder X].
2.5.
Op 28 januari 2014 is het vonnis aan [Bestuurder Y] betekend in opdracht van mr. Bevelander. Op 7 maart 2014 is eveneens in haar opdracht ten laste van [Bestuurder Y] executoriaal beslag gelegd onder zijn werkgever De Gemeente
Amsterdam, meer in het bijzonder servicehuis Personeel, voor een bedrag van
EUR 18.516,24.
2.6.
Hierna heeft mr. M. Tsoutsanis, kantoorgenoot van mr. Wezelenburg, zich namens De Spijker en [Bestuurder Y] tot de gerechtsdeurwaarder gewend en hem de opdracht gegeven om de executie te staken en het beslag op te heffen.

3.Het geschil

3.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft thans twee tegenstrijdige opdrachten ontvangen. Enerzijds heeft [bestuurder X] namens De Spijker opdracht gegeven om het vonnis van 24 januari 2014 ten uitvoer te leggen en anderzijds heeft [Bestuurder Y] namens De Spijker opdracht gegeven om de executie van dat vonnis te staken en het beslag op te heffen. Voor de gerechtsdeurwaarder is het onmogelijk om twee tegenstrijdige handelingen uit te voeren. Daarom verzoekt hij door middel van het onderhavige (deurwaarders)kort geding aan de voorzieningenrechter om een beslissing op de vraag of hij al dan niet namens De Spijker het vonnis verder ten uitvoer mag leggen. Hangende de procedure is de tenuitvoerlegging van het beslag ten laste van [Bestuurder Y] opgeschort.
3.2.
Partijen hebben hun standpunten ter zitting uiteengezet. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het vonnis van 24 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 5.2. het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter gaat er voorshands – met partijen – vanuit dat Tarrant bevoegd is de Spijker in deze procedure te vertegenwoordigen.”
4.2.
[Bestuurder Y] heeft (thans) aangevoerd dat [bestuurder X] niet bevoegd was om De Spijker te vertegenwoordigen in een gerechtelijke procedure tegen [Bestuurder Y], omdat daarvoor op grond van artikel 17 lid 3 sub c van de statuten van De Spijker toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders vereist is. Die toestemming is nimmer verleend en het besluit tot het starten van het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 24 januari 2014 is dan ook vernietigbaar op grond van artikel 15 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het treffen van executiemaatregelen valt eveneens onder artikel 17 lid 3 van de statuten. Ook indien dit niet het geval zou zijn, dan heeft te gelden dat [bestuurder X]evenmin bevoegd zou zijn om namens De Spijker opdracht te geven tot het treffen van executiemaatregelen, omdat het vonnis tot stand is gekomen op basis van een vernietigbaar besluit, aldus [Bestuurder Y].
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het juist is dat volgens artikel
17 lid 3 sub c van de statuten van De Spijker toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders vereist is voor het optreden in rechte als eisende partij (met uitzondering van het nemen van conservatoire maatregelen). Een kort geding is geen conservatoire maatregel, maar een (dagvaardings)procedure die strekt tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening in spoedeisende zaken, zodat voormelde toestemming op grond van de statuten vereist is.
[Bestuurder Y] heeft in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van
24 januari 2014 geen bezwaar gemaakt tegen de bevoegdheid van [bestuurder X] om De Spijker in die procedure te vertegenwoordigen. Dat [Bestuurder Y] hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt tijdens de behandeling van de door De Spijker ingestelde vorderingen, wordt door de voorzieningenrechter opgevat als een bevestiging van het besluit om [Bestuurder Y] in kort geding te dagvaarden als bedoeld in artikel
2:15 lid 6 BW. Weliswaar gelden voor dit besluit dezelfde vereisten als voor het oorspronkelijk genomen (en te bevestigen) besluit, maar nu [Bestuurder Y] hier ter zitting in kort geding van 15 januari 2014 niet tegen geprotesteerd heeft en Tarrant en [Bestuurder Y] ieder 50% van de aandelen in De Spijker houden, wordt hier aan voorbijgegaan. De voorzieningenrechter acht het dan ook niet aannemelijk dat het oorspronkelijke besluit van De Spijker om [Bestuurder Y] in kort geding te dagvaarden door de bodemrechter zal worden vernietigd. Dit brengt met zich dat het kort geding vonnis tussen partijen geldt.
4.4.
[Bestuurder Y] wordt evenmin gevolgd in zijn stelling dat voor het treffen van executiemaatregelen ook toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig is. Dit volgt immers niet uit de opsomming van de in artikel 17 lid 3 van de statuten vermelde bestuurshandelingen waarvoor wel toestemming nodig is. Bovendien vloeien de executiemaatregelen voort uit het – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – vonnis van 24 januari 2014.
4.5.
[Bestuurder Y] heeft tot slot nog aangevoerd dat hij, behoudens de kostenveroordeling, heeft voldaan aan de veroordelingen in het vonnis. De gerechtsdeurwaarder heeft echter – desgevraagd ter zitting – slechts de kwestie voorgelegd of hij al dan niet namens De Spijker het vonnis van 24 januari 2014 ten uitvoer mag leggen. Het geschil strekt zich dan ook niet verder uit dan die kwestie. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de beoordeling of [Bestuurder Y] reeds aan het vonnis heeft voldaan.
4.6.
Slotsom is dat het de gerechtsdeurwaarder is toegestaan om het vonnis van 24 januari 2014 namens De Spijker ten laste van [Bestuurder Y] verder ten uitvoer te leggen. Gelet hierop zal [Bestuurder Y] worden veroordeeld in de kosten die De Spijker in dit kort geding heeft moeten maken, tot op heden begroot op EUR 608,-- aan griffierecht en EUR 527,-- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
staat de gerechtsdeurwaarder toe om het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 24 januari 2014 met zaaknummer / rolnummer C/13/557025 / KG ZA 14-10 BvM/MRSB namens De Spijker verder ten uitvoer te leggen;
5.2.
veroordeelt [Bestuurder Y] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van De Spijker begroot op EUR 1.135,--;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door C.J.J. Buys, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: CJJB