ECLI:NL:RBAMS:2014:1904

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
11 april 2014
Zaaknummer
AMS 13-6231, 6235, 6239, 6242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het dijkverbeteringsplan Amstelkade en de keuze voor variant A

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 9 april 2014, wordt het dijkverbeteringsplan Amstelkade beoordeeld. De eisers, bewoners van de Amstelkade, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, dat variant A van het dijkverbeteringsplan heeft vastgesteld. Deze variant houdt in dat de dijk wordt verhoogd door middel van kruinverhoging. De eisers zijn van mening dat deze keuze hen onevenredig benadeelt en dat er een verhoogd risico op schade aan hun woningen bestaat. Ze pleiten voor variant B, een damwandconstructie in de buitenoever, die volgens hen minder risico's met zich meebrengt.

De rechtbank overweegt dat verweerder een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd en voldoende heeft gemotiveerd waarom voor variant A is gekozen. De rechtbank stelt vast dat de keuze voor variant A niet onredelijk is, gezien de kosten en de effectiviteit van de gekozen oplossing. De rechtbank wijst erop dat er in het plan maatregelen zijn opgenomen om eventuele schade te voorkomen of te compenseren. De rechtbank concludeert dat de keuze voor variant A zorgvuldig is voorbereid en dat de belangen van de eisers voldoende zijn meegewogen.

De rechtbank verklaart de beroepen van de eisers ongegrond, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummers: AMS 13/6231, 13/6235, 13/6239, 13/6242

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 april 2014 in de zaken tussen

1.
[naam 1], te Amstelhoek, eiser 1 (AMS 13/6235)
2.
[naam 2], te Amstelhoek, eiser 2 (AMS 13/6231)
3.
[naam 3], te Amstelhoek, eiser 3 (AMS 13/6242)
4.
[naam 3], namens de erven [naam 4] en [naam 5], eiser 4 (AMS 13/6239)
(hierna tezamen ook: eisers),
en
het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder
(gemachtigde L.I. Hart).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het dijkverbeteringsplan Amstelkade vastgesteld.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2014, alwaar de zaken van eisers gevoegd zijn behandeld. Aan de zijde van eisers zijn verschenen [naam 2] en [naam 3]. [naam 1] en de erven [naam 4] en [naam 5] zijn niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 6] en [naam 7].

Overwegingen

1.
Eisers zijn woonachtig aan de Amstelkade [nummer 1], respectievelijk Amstelkade [nummer 2], respectievelijk Amstelkade [nummer 3] te Amstelhoek. De woningen van eiseres liggen aan de Amstel, net achter de kruin van het dijklichaam (de dijk). Uit toetsing door verweerder is gebleken dat de dijk langs de Amstel, onder andere op het traject waar eisers wonen, niet voldoet aan de veiligheidsnormen die gesteld worden in de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De dijk ligt op grote delen, inclusief het traject waar eisers wonen, te laag om voldoende veiligheid te bieden tegen overstroming.
2.
Verweerder heeft in de startnotitie Amstelkade-Waverdijk van 2 oktober 2007 (de startnotitie), definitief vastgesteld op 15 januari 2008, een aantal varianten voor dijkverbetering geselecteerd. In de Variantennota dijkverbetering Amstelkade-Waverdijk van 15 november 2007 (de variantennota) zijn deze varianten nader uitgewerkt. Op 26 februari 2013 is het ontwerp dijkverbeteringsplan Amstelkade vastgesteld. Bij besluit van 26 maart 2013 heeft verweerder bepaald dat er in het kader van de dijkverbetering geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het dijkverbeteringsplan Amstelkade definitief vastgesteld. Voor het traject waarop de percelen van eisers zijn gelegen (Amstelkade [nummers]) is gekozen voor het ophogen van de dijk middels het verhogen van de kruin van de dijk, waarbij eventueel klei wordt aangebracht op het binnentalud tot NAP +0.40 m of +0.50 m (variant A(1) in het plan). Verweerder heeft in het plan toegelicht dat deze variant duurzaam en veilig is en goed aansluit bij de huidige vorm van de dijk. Voor een verderop gelegen deel van de Amstelkade (Amstelkade 7 tot 33) is gekozen voor een waterkerende constructie in de buitenoever (variant B in het plan), in verband met ruimtegebrek ter plaatse en te verwachten constructieve schade aan daar gelegen panden bij toepassing van variant A.
4.
Het dijkverbeteringsplan is een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet. Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet – voor zover thans van belang – geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en Herstelwet (CHW), in samenhang met 7.3 van bijlage 1 bij de CHW, is afdeling 2 van de CHW van toepassing op het besluit tot vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet.
5.
Tussen partijen is niet in geschil dat dijkverbetering noodzakelijk is op het traject waar de woningen van eisers staan. Eisers kunnen zich echter niet verenigen met de in het dijkverbeteringsplan gekozen variant A voor dat traject. Zij voeren daartoe aan dat er als gevolg van de keuze voor variant A een verhoogde kans is op directe dan wel indirecte schade, alsmede gevolgschade aan hun woningen. Tevens heeft de keuze voor variant A een disproportionele ingreep en functiewijziging van hun percelen tot gevolg, zonder dat daarvoor afdoende compensatie wordt geboden. De keuze voor variant B, de damwandconstructie in de buitenoever, had deze gevolgen kunnen ondervangen, terwijl er nu een onevenredig risico voor eisers bestaat. Eiser 4 heeft voorts nog aangevoerd dat een achttal gezichtsbepalende bomen zal sneuvelen als gevolg van de keuze voor variant A en dat dit kan worden voorkomen door te kiezen voor variant B.
6.
Verweerder heeft, alvorens een keuze te hebben gemaakt voor één van de varianten voor dijkverbetering op dit traject, verschillende voorkeursvarianten beschreven in de startnotitie en de variantennota. De verschillende varianten zijn met elkaar vergeleken en vervolgens is voor het traject waar de woningen van eisers staan, de keuze voor variant A, kruinverhoging van de dijk, gemaakt. Deze variant wordt toegepast met gebruik van licht ophoogmateriaal en een afschermconstructie om schade aan de woningen te voorkomen. Ter zitting is toegelicht dat het gebruikelijk is in vergelijkbare situaties voor deze variant te kiezen en voorts dat de ervaring leert dat bij de uitvoering van variant A meestal geen schade aan woningen ontstaat. Bij de woningen van eisers is voldoende ruimte voor de uitvoering van variant A, aldus het plan. Verweerder heeft in zijn verweerschriften en ter zitting nader toegelicht dat dit voor het traject waar is gekozen voor variant B, anders ligt. De woningen staan daar veelal - anders dan de woningen van eisers, die achter de (kruin van de) dijk staan - tegen of op de kruin van de dijk. Het plaatsen van een damwand in de buitenoever is daar de enige oplossing om de waterkering aan de gestelde veiligheidsnormen te laten voldoen zonder dat daarvoor (veel) woningen gesloopt hoeven te worden. Variant B is bovendien verhoudingsgewijs kostbaarder dan variant A en wordt daarom alleen in uitzonderlijke situaties toegepast, aldus verweerder. Verweerder wil vanwege het kostenaspect geen precedent creëren: de kosten voor het onderhouden en beheren van de dijken zouden bij meer frequente toepassing van variant B toenemen met een factor 2,5 tot 5. Verweerder heeft in de stukken en ter zitting toegelicht dat, anders dan eisers stellen, variant B daarbij niet geheel risicoloos is. Variant B, waarbij sprake is van een vervangende waterkering, kan namelijk leiden tot grondverdroging, waardoor schade aan de (fundering van) woningen kan ontstaan. Ook om die reden, dus los van het kostenaspect, is variant B volgens verweerder niet per definitie een betere oplossing voor het traject waar de woningen van eisers staan. Bovendien worden de woningen van eisers opgenomen in een monitoringsprogramma, om zodoende eventueel optredende schade tijdig te signaleren en naar aanleiding daarvan passende maatregelen te nemen.
7.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd alvorens het dijkverbeteringsplan definitief vast te stellen. Uit een aantal varianten is voor het traject waarop de woningen van eisers zijn gelegen, eerst een drietal voorkeursvarianten geselecteerd, te weten kruinverhoging, een paralleldijk en een constructief scherm. Verweerder heeft – zoals weergegeven in de variantennota – de verschillende varianten op een groot aantal verschillende aspecten beoordeeld. In het dijkverbeteringsplan is nader uitgewerkt welke variant is gekozen en hoe wordt omgegaan met nadelige gevolgen voor belanghebbenden, zoals bewoners direct aan de dijk. De door verweerder gevolgde procedures, het verrichte onderzoek, de afwegingen die zijn gemaakt, en de weerslag daarvan in het dijkverbeteringsplan leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder het bestreden besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en ook voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de keuze voor het traject waar eisers wonen, is gevallen op variant A. Tevens heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom elders wel, maar op het traject van eisers niet is gekozen voor toepassing van variant B. De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder hierbij ook het kostenaspect heeft laten meewegen. Voorts heeft verweerder genoegzaam gemotiveerd dat de uitvoering van beide varianten tot mogelijke schade aan woningen zou kunnen leiden, zodat toepassing van variant B in dat opzicht in ieder geval niet het door eisers gestelde voordeel biedt. De stelling van eisers, zoals ter zitting naar voren gebracht, dat er mogelijk nog andere alternatieven denkbaar zijn, zoals verlegging van de dijk aan de boezemkant, waardoor eisers mogelijk minder risico op schade lopen, is niet onderbouwd en kan daarom niet afdoen aan het deugdelijk uitgevoerde onderzoek van verweerder, de uitkomst daarvan en de keuze voor variant A.
8.
Voorts acht de rechtbank de keuze voor variant A niet onevenredig voor eisers in die zin dat zij mogelijk schade lijden, omdat in het plan en aanverwante regelingen is voorzien in maatregelen ter voorkoming dan wel compensatie van eventueel ontstane schade. Zo is voor Amstelkade [ deel nummers] gekozen voor een afschermconstructie in combinatie met het toepassen van licht ophoogmateriaal. Voorts worden de woningen voorafgaand aan de werkzaamheden geïnspecteerd, waarbij de inspectiegegevens worden vastgelegd. De woningen worden tijdens de werkzaamheden gemonitord. Naderhand zullen wederom metingen worden verricht, zolang de dijk nog in beweging is. Op deze wijze is de eventuele ontstane schade nauwkeurig vast te stellen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat als er tijdens de uitvoering iets mis mocht gaan, bijvoorbeeld als de trillingen buiten de toegestane bandbreedte treden, de werkzaamheden direct worden gestaakt. Verweerder heeft gemotiveerd betoogd dat dat evenwel niet zal leiden tot het alsnog toepassen van variant B, maar tot toepassing van een tijdelijke, minder duurzame variant van dijkverbetering. Voor eventuele schade die ondanks de getroffen maatregelen ontstaat, kan een beroep worden gedaan op de regeling in de Verordening Schadevergoeding Amstel, Gooi en Vecht. Voorts is in de Richtlijnen Medegebruik voorzien in compensatie in natura. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat op grond van die regeling bijvoorbeeld verhardingen en terrassen door verweerder zo veel mogelijk in de oude staat worden hersteld, mits dat op grond van de keur is toegestaan. Voor zover de staat van onderhoud van dergelijke voorzieningen al slecht was, kan onder omstandigheden van de bewoners een bijdrage in de kosten worden gevraagd. Hierover worden met eigenaren op perceelsniveau afspraken gemaakt. Ter zitting heeft verweerder aangegeven de in dit verband te maken afspraken nog nader met eisers te zullen bekijken en bespreken. De rechtbank is, het geheel van maatregelen en regelingen in het plan overziend, van oordeel dat verweerder in het plan in voldoende mate het risico dat en de mate waarin schade zal worden toegebracht, heeft betrokken bij de vaststelling van het dijkverbeteringsplan en de keuze voor variant A op het traject waar de woningen van eisers staan. Het feit dat eiser 2 het door verweerder geboden bedrag van € 600 voor de vervanging van beplanting in zijn tuin onvoldoende vindt, kan in deze procedure niet leiden tot de conclusie dat verweerder in het plan onvoldoende heeft voorzien in compenserende maatregelen.
9.
Dat sprake zou zijn van een functiewijziging van het perceel van eisers is door verweerder weerlegd in de verweerschriften. Verweerder heeft daarin voorts nog gesteld dat de meeste werkzaamheden worden uitgevoerd op percelen die in eigendom van verweerder zijn en dat de werkzaamheden binnen het geldende leggerprofiel vallen. Ter zitting hebben eisers deze stelling van verweerder niet weersproken. Daarbij is gebleken dat de tuin(en) respectievelijk de parkeerplaats hun functie ook na de dijkverbetering zullen behouden en, zoals uit het voorgaande ook volgt, op grond van het dijkverbeteringsplan zo veel mogelijk in oude staat zullen worden hersteld. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn stelling dat geen sprake is van functiewijziging van de verschillende percelen als gevolg van het dijkverbeteringsplan en dat van een disproportionele ingreep geen sprake is. Het betoog slaagt niet.
10.
Voor zover is aangevoerd dat een achttal gezichtsbepalende bomen zal sneuvelen als gevolg van de toepassing van variant A, overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor de kap van de betreffende bomen en dat deze vergunning inmiddels onherroepelijk is. De vraag of deze bomen al dan niet gezichtsbepalend of beschermd zijn en of ze al dan niet gekapt mogen worden, had in die vergunningprocedure aan de orde kunnen komen en valt buiten het bestek van de procedure over het dijkverbeteringsplan. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, blijkens het plan en zoals ter zitting nader is toegelicht, verweerder eigenaren van bomen die ten gevolge van het dijkverbeteringsproject gekapt moeten worden vervangende jonge aanplant aanbiedt.
11.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor de conclusie dat verweerder, na het door hem verrichte gedegen onderzoek en afweging van de betrokken belangen, het dijkverbeteringsplan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen en voor het traject waar de woningen van eisers staan de keuze voor variant A heeft kunnen maken. De beroepen van eisers zullen dan ook ongegrond worden verklaard. Voor vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, voorzitter, mrs. P.H.A. Knol en A.W.C.M. van Emmerik, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. Breimer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2014.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB