ECLI:NL:RBAMS:2014:2177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
C-13-543046 - HA ZA 13-618
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Korsten - Krijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen bevelschrift met executoriale werking op begroting declaratie advocaat

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een verzetprocedure ingevolge artikel 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) na een bevelschrift met executoriale werking op de begroting van de declaratie van advocaat Bos & Partners. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Hellinga, heeft een vordering ingesteld tegen Bos & Partners, waarin zij verzoekt om ontheffing van de veroordeling die is uitgesproken in de beschikking van 25 april 2013. Eiseres stelt dat de Raad van Toezicht onbevoegd was om te oordelen over de begroting van de declaratie, omdat haar bezwaren voornamelijk inhoudelijk van aard zijn en niet enkel betrekking hebben op de hoogte van de declaratie. Eiseres heeft een voorschot van € 5.000,00 betaald aan Bos & Partners, maar het kort geding dat zij wilde starten tegen ABN Amro is niet door de advocaat aanhangig gemaakt. De Raad van Toezicht heeft de declaratie begroot en vastgesteld dat Bos & Partners nog een bedrag van € 681,16 aan eiseres diende te retourneren. Eiseres heeft vervolgens verzet aangetekend tegen de beschikking van de Voorzieningenrechter, die het verzoek van Bos & Partners om een bevelschrift te verlenen heeft toegewezen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. Eiseres heeft echter niet kunnen aantonen dat de Raad van Toezicht zich onbevoegd had moeten verklaren, aangezien zij ook bezwaren heeft geuit tegen de hoogte van de declaratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Raad van Toezicht deskundig is in het begroten van het salaris en dat de bezwaren van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn om tot een andere conclusie te komen. De vorderingen van eiseres zijn dan ook afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/543046 / HA ZA 13-618
Vonnis van 23 april 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in het verzet,
advocaat mr. L. Hellinga te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOS & PARTNERS ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in het verzet,
[advocaat] te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Bos & Partners genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verzet dagvaarding conform artikel 40 WTBZ van 22 mei 2013 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 18 december 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 maart 2014,
  • het bij B-formulier van 12 maart 2014 aan de rechtbank toegestuurde origineel van de op 27 mei 2013 aan [eiseres] afgegeven toevoeging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedurende de periode 1 tot en met 15 augustus 2012 heeft [advocaat], advocaat bij Bos & Partners, [eiseres] bijgestaan als advocaat in een geschil tussen haar en ABN Amro. [eiseres] heeft aan Bos & Partners een voorschot betaald van € 5.000,00 exclusief btw en kantoorkosten (in totaal € 5.950,00).
2.2.
[eiseres] heeft [advocaat] gevraagd een kort geding te starten tegen ABN Amro.
2.3.
[eiseres] heeft de opdracht aan Bos & Partners op 15 augustus 2012 beëindigd. Het kort geding is niet door [advocaat] aanhangig gemaakt.
2.4.
Bos & Partners heeft de einddeclaratie opgemaakt met [nummer] (hierna: de declaratie) en deze verrekend met het reeds door [eiseres] betaalde voorschot. Het gedeelte van het reeds betaalde voorschot dat de declaratie te boven ging (€ 30,88) is door Bos & Partners aan [eiseres] geretourneerd.
2.5.
In een e-mailbericht van de zoon van [eiseres], [zoon] (hierna: [zoon]), van 16 augustus 2012, 12:04 aan [advocaat] staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…)
Bijgevoegd (doorgehaald) een voorlopige bestrijding van de opgevoerde kosten:
1. wij hebben u ingehuurd als expert indien u overleg moet voeren met een collega bent u blijkbaar niet volledig op de hoogte van uw vakgebied, u heeft dat voor ons verzwegen. Wij betalen immers niet uw vervolgopleiding. 2. De huidige ontvangen dagvaarding is praktisch hetzelfde als de eerste versie (…) bijna € 400 voor een paar zinnen is duidelijk teveel. (…)”
2.6.
In een e-mailbericht van [zoon] van 16 augustus 2012, 14:46 aan [advocaat] staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…)
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het eerste traject t.w. een klacht bij de deken; conform de regels (27) dient u het betwiste bedrag wat ik stel (…) op € 5950, over te boeken op een derden rekening bij de deken, en mij hierover te bevestigen, bij het uitblijven van deze bevestiging zal ik de deken rechtstreeks verzoeken u hiertoe te vorderen
Regel 27
(…)
3. Wanneer de cliënt de declaratie, die is verrekend met de door hem betaalde voorschotten, betwist in zodanige omvang dat gehele of gedeeltelijke restitutie van betaalde voorschotten wordt verlangd, is de advocaat verplicht, op verlangen van cliënt de declaratie ter begroting in te dienen.
(…)”
2.7.
Bos & Partners heeft de declaratie ter begroting ingediend bij de Raad van Toezicht van de Amsterdamse Orde van Advocaten (hierna: ‘de Raad van Toezicht’ of ‘de Raad’). Bij beslissing van 17 januari 2013 heeft de Raad van Toezicht de declaratie begroot en bepaald dat Bos & Partners aan [eiseres] nog een bedrag van € 681,16 diende te retourneren. In de aan de beslissing ten grondslag gelegde overwegingen van de Raad van Toezicht staat, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…)
4. Beoordeling
4.1
De raad van toezicht is niet bevoegd te oordelen over een mogelijke tekortkoming van een advocaat bij de uitvoering van zijn opdracht en een inhoudelijke beoordeling van een dergelijk bezwaar zou door de burgerlijke rechter dienen te geschieden. Mocht sprake zijn van bezwaren die aanstonds gegrond lijken en van dien aard zijn, dat daarvoor geen dan wel een gematigd honorarium in rekening kan worden gebracht, dan kan de raad daar evenwel bij de vaststelling van het honorarium rekening mee houden. Van zodanige bezwaren is evenwel niet gebleken.
(…)
4.4
na kennisneming van het dossier merkt de raad het volgende op.
De tijd besteed aan de afzonderlijke categorieën van handelingen komt de raad (…) redelijk voor met uitzondering van de tijd die aan intern overleg in rekening is gebracht.
(…) De raad schrapt (…) 1,8 uur à € 300,-.
(…)
4.5
Gelet op het voorgaande matigt de raad het honorarium tot (€ 4.692,50 - € 540,-) € 4.152,50. Hiermee komt de declaratie (…) als volgt te luiden.
(…)
Nog te retourneren € 681,16
(…)
Indien u dan wel mevrouw [eiseres] niet instemt met de uitkering van het depot overeenkomstig de begrotingsverklaring dan kunt u (…) de president van de rechtbank Amsterdam verzoeken om nadere begroting. De begroting (…) wordt voorzien van een bevelschrift van tenuitvoerlegging. Wel krijgt mevrouw [eiseres] nadien de gelegenheid om bij verzet haar bezwaren tegen de begroting in volle omvang te doen beoordelen door de rechter. Dat verzet zal bij dagvaarding dienen te geschieden. (…)”
2.8.
Op 29 januari 2013 heeft Bos & Partners een verzoekschrift ingediend op de voet van artikel 33 Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) en de Voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om afgifte van een bevelschrift van tenuitvoerlegging van de door de Raad van Toezicht begrote declaratie. Bij beschikking van 25 april 2013 heeft de Voorzieningenrechter het verzoek van Bos & Partners toegewezen, inclusief de door Bos & Partners verzochte vermeerdering met wettelijke rente. De Voorzieningenrechter heeft de termijn voor het indienen van verzet bepaald op vier weken.

3.Het geschil in verzet

3.1.
[eiseres] vordert in deze procedure – samengevat – dat de rechtbank
haar ontheft van de tegen haar bij voornoemde beschikking van 25 april 2013 uitgesproken veroordeling, dan wel het bevelschrift vernietigt, met veroordeling van Bos & Partners in de kosten van deze procedure, alsmede Bos & Partners alsnog niet ontvankelijk verklaart in haar oorspronkelijke vordering c.q. verzoek, althans haar deze vordering c.q. dit verzoek ontzegt, met veroordeling van Bos & Partners in de kosten van zowel de onderhavige als de oorspronkelijke procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Allereerst zien de bezwaren van [eiseres] tegen de declaratie nauwelijks op de hoogte daarvan. Dat betekent dat de Raad van Toezicht onbevoegd was om op het begrotingsverzoek te beslissen. Bos & Partners heeft desondanks een bevelschrift en daarmee een executoriale titel verkregen, zonder dat de inhoudelijke bezwaren van [eiseres] zijn beoordeeld. [eiseres] stelt hierdoor in haar verdediging te worden benadeeld. Subsidiair voert [eiseres] als aanvullende grond aan dat zij ten tijde van de door haar aan [advocaat] verstrekte opdracht ten onrechte niet is gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, dat mr. Kampscheur deze mogelijkheid ook niet heeft onderzocht en dat hij evenmin heeft vastgelegd dat [eiseres] geen gebruik heeft willen maken van gefinancierde rechtsbijstand, zodat ook niet is bewezen dat [eiseres] voldoende is geïnformeerd over de mogelijkheid van een toevoeging. Nu [eiseres] in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, kan de declaratie evenmin worden gehandhaafd, zo stelt zij.
3.3.
Bos & Partners voert verweer. Zij stelt kort gezegd dat de begrotingsprocedure op aandringen van [zoon] is gestart en dat [eiseres] wel degelijk (ook) bezwaren had tegen de hoogte van de declaratie. Dat blijkt reeds uit het feit dat de Raad van Toezicht ook daadwerkelijk iets met die bezwaren heeft gedaan, in die zin dat hij de declaratie met een bedrag van € 540,00 heeft verminderd. De Raad van Toezicht hoefde zich dan ook niet onbevoegd te verklaren. Er is ook geen sprake van benadeling van [eiseres] in haar verdediging, aldus Bos & Partners. Ten aanzien van de door [eiseres] subsidiair aangevoerde aanvullende grond dat [advocaat] niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een toevoeging stelt Bos & Partners primair dat dit argument tardief is aangevoerd. Voorts stelt Bos & Partners dat de vraag of [eiseres] in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand moet worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de opdracht. [zoon] had destijds aangegeven dat [eiseres] over een aanzienlijk vermogen beschikte, zodat er voor [advocaat] geen aanleiding bestond om haar te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, nu zij daar toch geen recht op zou hebben gehad, aldus Bos & Partners. Bovendien stelt Bos & Partners dat de toevoegingskwestie niet relevant is voor de hoogte van de declaratie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in verzet

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiseres] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de Raad van Toezicht zich onbevoegd had moeten verklaren, omdat [eiseres] (voornamelijk) inhoudelijke bezwaren heeft tegen de declaratie. [eiseres] erkent echter dat zij ook bezwaren heeft geuit die zien op de hoogte van de declaratie, ook al hadden haar bezwaren tegen de declaratie volgens [eiseres] (nagenoeg) geen betrekking op de hoogte daarvan. Nu vaststaat dat [eiseres] (ook) bezwaren heeft geuit tegen de hoogte van de declaratie en de Raad van Toezicht ook op die bezwaren heeft beslist, kan [eiseres] niet worden gevolgd in haar stelling dat de Raad van Toezicht zich onbevoegd had moeten verklaren. De omstandigheid dat [eiseres] al had betaald doordat de einddeclaratie is verrekend met het reeds door [eiseres] betaalde voorschot, doet daar niet aan af.
4.3.
De rechtbank stelt bij de verdere beoordeling voorop dat de regeling van artikel 32 en volgende WTBZ ervan uitgaat dat de Raad van Toezicht bij uitstek deskundig is om op basis van de aan hem bekende stukken het salaris te begroten. Aldus heeft de rechtbank de vrijheid de begroting van de Raad van Toezicht in beginsel te volgen, tenzij (voldoende concreet en onderbouwd) naar voren gebrachte bezwaren nopen tot nadere vaststelling of aanstonds blijkt van kennelijke omissies en/of onjuistheden in de begroting van de Raad. In een begrotingsprocedure komen mogelijke tekortkomingen van een advocaat bij de uitvoering van zijn opdracht, zoals door de Raad van Toezicht en de Voorzieningenrechter ook is overwogen, slechts aan bod in het kader van de beoordeling of de gemaakte kosten - kort gezegd - naar de aard van de zaak nuttig, doelmatig of nodig kunnen worden geacht, om te beoordelen of er eventueel op basis van deze bezwaren aanleiding bestaat de aan de zaak bestede uren te matigen. Van dergelijke bezwaren is noch volgens de Raad van Toezicht, noch volgens de Voorzieningenrechter gebleken. [eiseres] heeft tegen dat oordeel in deze procedure geen bezwaar gemaakt. Voor zover [eiseres] in deze procedure heeft beoogd te stellen dat de begroting door de Raad van Toezicht niet juist is geschied, doordat de Raad de aan de zaak bestede uren (verder) had moeten matigen, wordt als volgt geoordeeld. [eiseres] kan daarin niet worden gevolgd omdat zij niet concreet heeft gemaakt op welke wijze dat had dienen te geschieden, bijvoorbeeld door te vermelden welke uren van de begrote declaratie (op welke grond) alsnog zouden moeten worden doorgehaald.
4.4.
Anders dan [eiseres] stelt, betekent het voorgaande niet dat zij in haar verdediging is benadeeld doordat een executoriale titel is verleend zonder dat op haar inhoudelijke bezwaren is ingegaan. Zoals ook bij [eiseres] bekend is, staat het een rechtzoekende immers vrij om mogelijke tekortkomingen van zijn advocaat bij de uitvoering van zijn opdracht in een bodemprocedure bij de burgerlijke rechter aan de orde te stellen. Hooguit is daarvan het gevolg dat facetten van het geschil door verschillende instanties worden beslecht.
4.5.
Wat betreft de subsidiair door [eiseres] aangevoerde aanvullende grond, weergegeven onder 3.2, is de rechtbank van oordeel dat dit bezwaar niet kan leiden tot toewijzing van haar vorderingen. De kwestie omtrent de door de overheid gefinancierde rechtshulp speelde geen rol ten tijde van de begroting van de declaratie door de Raad, omdat deze kwestie toen niet aan de orde is gesteld. Ook afgezien daarvan geldt dat de vraag of de daarop gerichte verwijten gegrond zijn niet door de Raad van Toezicht had moeten worden beantwoord. De verwijten zien immers niet op de hoogte van de declaratie, maar veeleer op een mogelijke tekortkoming van [advocaat] bij de uitvoering van zijn opdracht, te weten mogelijk handelen in strijd met de gedragsregels die gelden voor advocaten. Dat betekent dat ook deze verwijten, wat daar inhoudelijk ook van zij, in het kader van deze procedure niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de rechtbank om de volgende redenen geen aanleiding heeft gezien om Bos & Partners in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de onder 1.1 genoemde nagezonden beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand, ook al is op het B16 formulier vermeld dat de wederpartij niet is geïnformeerd. Op de comparitie is aangekondigd dat de toevoeging alsnog zou worden overgelegd en daarnaast is de verleende toevoeging niet aan onderhavige beslissing ten grondslag gelegd.
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Bos & Partners worden tot op heden begroot op
griffierecht: € 589,00
salaris advocaat:
€ 904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Totaal: € 1.493,00
4.8.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Bos & Partners tot op heden begroot op € 1.493,00;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
bepaalt dat indien de onder 5.2 en 5.3 verschuldigde bedragen niet zijn voldaan binnen 14 dagen nadat zij opeisbaar zijn geworden, vanaf dat moment de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen is verschuldigd tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. en 5.3. en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Korsten - Krijnen en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.