ECLI:NL:RBAMS:2014:2228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
C/13/541976 / HA ZA 13-553
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een kredietovereenkomst door een bank en de gevolgen daarvan voor de kredietnemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een vastgoedondernemer, en ING Bank N.V. over de opzegging van een kredietovereenkomst. [Eiseres] had een kredietfaciliteit van € 500.000,- van ING, bestaande uit een rekening-courant krediet, een rentevastlening en een Euroflexlening, met als onderpand veertien onroerende zaken. Door financiële problemen en een structurele overschrijding van de kredietlimiet heeft ING de kredietovereenkomst opgezegd. [Eiseres] vorderde nakoming van de kredietovereenkomst en schadevergoeding, stellende dat ING onrechtmatig had gehandeld door de bijzondere bepaling in de overeenkomst te laten vervallen en de verkoop van een woning te blokkeren.

De rechtbank oordeelde dat ING op basis van de omstandigheden, waaronder de betalingsachterstanden van [eiseres] en de overschrijdingen van de kredietlimiet, gerechtigd was om de kredietovereenkomst op te zeggen. De rechtbank stelde vast dat [eiseres] vanaf 2009 haar rente- en aflossingsverplichtingen niet tijdig was nagekomen en dat er beslag was gelegd op de aan ING verhypothekeerde panden. De rechtbank concludeerde dat ING niet onrechtmatig had gehandeld en dat de vorderingen van [eiseres] in conventie werden afgewezen. In reconventie werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 489.558,47 aan ING, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van kredietnemers en de rechten van kredietgevers in het geval van wanbetaling en de gevolgen van het niet nakomen van contractuele verplichtingen. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat ING op redelijke gronden heeft gehandeld bij de opzegging van de kredietovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/541976 / HA ZA 13-553
Vonnis van 2 april 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.W. Kleisen te Delft,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.M.H. de Leeuw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiseres] van 10 april 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van ING van 10 juli 2013, met producties,
  • het tussenvonnis van 24 juli 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 november 2013 en de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres], met producties,
  • het proces-verbaal van voortzetting van de comparitie van 21 november 2013, waarin is opgenomen dat partijen de rechtbank hebben bericht niet tot een schikking te zijn gekomen en vonnis vragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse en verhuurster van een veertiental in de regio Rotterdam gelegen bedrijfspanden, woningen en appartementen, waaronder een woonhuis aan de [adres] (hierna: de woning aan de [adres]).
2.2.
ING heeft bij overeenkomst van 21 december 2006 ter herfinanciering van de voornoemde onroerende zaken aan [eiseres] een kredietfaciliteit verstrekt ter hoogte van € 500.000,- (hierna: de kredietovereenkomst), bestaande uit een rekening-courant krediet van € 100.000,-, een Rentevastlening van € 200.000,- (hierna: Rentevastlening) en een Euroflexlening van € 200.000,- (hierna: Euroflexlening). Aan de leningen zijn de volgende rente- en aflossingsverplichtingen verbonden:
  • aan het rekening-courant krediet: een debetrente van 2% per jaar boven de ING Basisrente;
  • aan de Rentevastlening: debetrente van 6,25% per jaar, per maand achteraf te voldoen vanaf 1 januari 2007, en een aflossingsverplichting van € 2.000,- per drie maanden vanaf 1 april 2007;
  • aan de Euroflexlening: debetrente van 2% per jaar boven het 3-maands Euribor Tarief geldende op de eerste dag van de rentevast periode, per maand achteraf te voldoen vanaf 1 januari 2007, en een aflossingsverplichting van € 2.000,- per drie maanden vanaf 1 april 2007.
Tot zekerheid van de nakoming van de betalingsverplichtingen heeft ING een eerste hypotheekrecht op alle veertien panden verkregen, alsook een pandrecht op de huurvorderingen en een pandrecht op een levensverzekering van [eiseres] ten bedrage van € 250.000,-.
2.3.
De aan de kredietovereenkomst ten grondslag liggende schriftelijke offerte van ING houdt voorts in, voor zover relevant:
‘Bijzondere bepalingen:(…)
De huuropbrengsten dienen via de ING te verlopen.
Bij verkoop van één of meerdere panden die hypothecair bij de ING Bank zijn ondergezet zullen wij, indien de totale executiewaarde van de bij ons ondergezette panden na verkoop boven de € 750.000,00 blijft, geen aflossing op het door ons verstrekte krediet ad € 500.000,00 doorvoeren.
Uiteraard zal de verkoop van één van de panden aan de ING Bank worden medegedeeld en zal het uit de opbrengst verkregen bedrag op de ING Bank rekening worden gestort.’
(De hiervoor weergegeven bepaling vanaf
‘Bij verkoop (…)’tot en met
‘(…) doorvoeren’zal hierna worden aangeduid als: de ‘bijzondere bepaling’)
2.4.
De op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde ‘Algemene Bepalingen van Kredietverlening’ (hierna: ABK) houden in, voor zover relevant:
ALGEMEEN
(…)
Artikel 5. Verplichting tot zekerheidstelling
De Kredietnemer is verplicht ter dekking van zijn bestaande en toekomstige verplichtingen op het eerste verzoek van de Bank de door haar verlangde en haar conveniërende zekerheden te verschaffen.
(…)
Artikel 11. Vervroegde opeisbaarheid
11.1
De Kredietfaciliteit eindigt automatisch en alle bedragen die uit hoofde van de Overeenkomst(de kredietovereenkomst, rb)
zijn verschuldigd, zijn terstond en ineens opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, indien één van de volgende gebeurtenissen zich voordoet:
a.
de Kredietnemer komt een aflossings-, rente- of andere verplichting uit hoofde van de Overeenkomst, of enige andere met de Bank gesloten overeenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk na;
(…)
e.
er wordt conservatoir of executoriaal beslag gelegd op alle of een belangrijk gedeelte van de goederen van de Kredietnemer (…);
(…)
k.
(…) een toegezegde zekerheid (…) vervalt voortijdig;
(…)
11.2
In geval van vervroegde aflossing van Leningen met een vast rentepercentage als gevolg van één van de genoemde gebeurtenissen is artikel 25.2 van toepassing (…).
(…)
KREDIET IN REKENING-COURANT
Artikel 18. Beschikking
(…)
18.2
Overschrijdingen van de Kredietlimiet zijn zonder toestemming van de Bank niet toegestaan. Indien de Kredietlimiet wordt overschreden, is de Kredietnemer over het bedrag van de overschrijding de in de Overeenkomst overeengekomen vergoeding verschuldigd.
Artikel 19. Beëindiging en wijziging
Het Krediet in rekening-courant kan te allen tijde zowel mondeling als schriftelijk door de Kredietnemer en de Bank worden beëindigd of met door de Bank te bepalen bedragen worden verlaagd. Tengevolge van de beëindiging wordt het bedrag dat de Kredietnemer uit hoofde van het Krediet in rekening-courant is verschuldigd (bij verlaging van de Kredietlimiet het bedrag dat hij boven de nieuwe Kredietlimiet is verschuldigd) terstond en ineens opeisbaar (…).’
2.5.
De - eveneens - op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde ‘Algemene Bank Voorwaarden’ (hierna: AB) houden in, voor zover relevant:
‘(…)
Artikel 20. Zekerheidstelling
De cliënt is verplicht desgevraagd voldoende zekerheid te stellen voor de nakoming van zijn bestaande verplichtingen jegens de bank. Is een gestelde zekerheid onvoldoende geworden, dan is de cliënt verplicht desgevraagd die zekerheid aan te vullen of te vervangen. (…) De omvang van de gevraagde zekerheid dient in redelijke verhouding te staan tot het beloop van de desbetreffende verplichtingen van de cliënt.
(…)
Artikel 30. Opzegging van de relatie
De relatie tussen de cliënt en de bank kan zowel door de cliënt als door de bank worden opgezegd. Indien de bank de relatie opzegt, zal zij de cliënt desgevraagd de reden van die opzegging meedelen. (…)’
2.6.
In september 2007 zijn [eiseres] en ING overeengekomen dat de Euroflexrekening in afwijking van de offerte niet in driemaandelijkse termijnen zal worden afgelost, maar aan het einde van de looptijd in één keer zal worden voldaan uit de uitkering die [eiseres] zal ontvangen uit de aan ING verpande levensverzekering.
2.7.
Op 7 september 2007 heeft de Gemeente Rotterdam in verband met aanschrijvingen ten laste van [eiseres] beslag doen leggen op de aan ING verhypothekeerde panden.
2.8.
Eind 2009 heeft ING een overschrijding van de rekening-courantlimiet geconstateerd. De overschrijding was mede ontstaan doordat [eiseres] niet altijd (tijdig) aan haar driemaandelijkse aflossings- en renteverplichtingen op de Rentevastlening voldeed; deze betalingsverplichtingen werden dan ten laste van de rekening-courant geboekt. ING heeft [eiseres] hierover bij brief van 14 december 2009 onder meer bericht:
‘(…) Bij deze informeren wij u dat bovengenoemd Rekening-Courant een overschrijding van de limiet vertoont van € 1.055,09. Hiermee het vriendelijke verzoek de overschrijding aan te zuiveren middels een overboeking. (…)’
2.9.
Bij brief van 4 januari 2010 heeft ING aan [eiseres] bericht dat de rekening-courant een overschrijding van de limiet ter hoogte van € 735,09 vertoonde en wederom om aanzuivering middels een overboeking verzocht. Een daarop volgende brief van ING aan [eiseres] van 21 januari 2010 houdt in, voor zover relevant:
‘(…) Inmiddels is de overschrijding van uw Rekening-Courant opgelopen naar een bedrag van € 4.265,41 mede als gevolg van boeking van aflossing en debetrente.
Bij deze wijzen wij u erop om aan uw rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en verzoeken wij u zo spoedig mogelijk de Rekening-Courant aan te zuiveren middels een overboeking. (…)’
2.10.
[eiseres] heeft ING per e-mail van 11 februari 2010 bericht, voor zover relevant:
‘(…) Momenteel gaat het zowel zakelijk als emotioneel niet zo goed.
Verschillende huurders hebben huurachterstanden en ook met een aantal dingen op zakelijk gebied is het niet zo goed gelopen.
Maar ik begin een en ander onder controle te krijgen. (…)’
2.11.
ING heeft [eiseres] hierop nog dezelfde dag bij e-mailbericht geantwoord, voor zover relevant:
‘(…) De Rekening-Courant vertoont sinds 1 december 2009 een overschrijding van EUR 3.398,52. Wanneer de Rekening-Courant 3 maanden een overschrijding vertoont, zijn wij genoodzaakt uw dossier over te boeken naar afd. Intensief Beheer. Vanaf 1 maart zal dit het geval zijn. (…)’
2.12.
Bij brief van 22 februari 2010 heeft Nationale Nederlanden B.V. [eiseres] bericht dat zij een achterstand had opgelopen in de premiebetaling van de aan ING verpande levensverzekering. De verzekeraar heeft een afschrift van deze brief aan ING verzonden.
2.13.
In augustus 2010 hebben ING en [eiseres], mede naar aanleiding van toegenomen leegstand in de vastgoedportefeuille van [eiseres], de toekomstplannen van [eiseres] besproken. In dit gesprek heeft [eiseres] onder meer te kennen gegeven de woning aan de [adres] te willen verkopen en met de opbrengst daarvan een deel van het krediet af te lossen.
2.14.
Bij brieven van respectievelijk 8 november 2010 en 14 maart 2011 heeft ING bij [eiseres] opnieuw melding gemaakt van overschrijdingen van de kredietlimiet met betrekking tot de rekening-courant en om aanvulling daarvan verzocht.
2.15.
Op 7 april 2011 heeft [eiseres] door middel van een daartoe bestemd formulier bij ING een aanvraag voor een automatisch incassotraject ingediend, zodat de huurinkomsten voortaan per automatische incasso konden worden geïnd.
2.16.
Op 19 april 2011 heeft de toenmalige relatiemanager van [eiseres] bij ING, [relatiemanager] (hierna: [relatiemanager]), [eiseres] per e-mail bericht, voor zover relevant:
‘(…) Ik heb vervelend nieuws over het incassotraject. Achteraf is gebleken dat er geen incassocontracten kunnen worden verstrekt aan natuurlijke personen. Onze aanvraag voor het contract is dan ook afgewezen. Dit betekent dat jij nu als natuurlijk persoon geen incasso’s zal kunnen doen.(…)’
2.17.
ING heeft op of rondom diezelfde datum aan [eiseres] een identifier toegezonden die toegang geeft tot een online betaalpakket voor zakelijke incasso’s. Voorts heeft ING in de daarop volgende periode meermalen kosten voor een incassotraject ten laste van de rekening-courant van [eiseres] geboekt.
2.18.
Bij e-mailbericht van 21 april 2011 heeft [relatiemanager] [eiseres] geschreven, voor zover relevant:
‘(…) De overstand houdt lang aan en loopt alleen maar op. Ik wil je erop wijzen dat wanneer voor 1 juni het saldo van de rekening courant niet onder de € 100.000,- debet heeft gestaan ik genoodzaakt ben om de situatie over te dragen aan onze afdeling Intensief Beheer. (…)
Wij hebben het eerder al overlegd, maar ik wil je nogmaals adviseren om over te gaan op verkoop van één of meerdere van de panden om op korte termijn geld beschikbaar te maken. Bij verkoop zal ik onderzoeken of het bedrag alsnog niet geheel voor aflossing RCK gebruikt hoeft te worden, maar ook gedeeltelijk voor de aflossing van jouw overige schulden. (…)’
2.19.
Op 22 april 2011 heeft ING van Legal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V., de nieuwe verzekeraar van [eiseres] terzake de aan ING verpande levensverzekering, vernomen dat per 20 maart 2011 een achterstand in de premiebetaling van de aan ING verpande levensverzekering was ontstaan en dat de overlijdensdekking deswege was opgeschort. Bij brief van 5 mei 2011 heeft de genoemde verzekeraar aan ING bericht dat de premieachterstand nog steeds niet was opgelost en dat [eiseres] een laatste gelegenheid was gegeven om dit binnen vijftien dagen op te lossen, bij gebreke waarvan de verzekering zou worden beëindigd.
2.20.
ING heeft hierna, vanwege onder meer de structurele overschrijdingen van de rekening-courantlimiet, geringe inkomsten, leegstand van de panden en het herhaaldelijk vervallen van de verpande levensverzekeringspolis, het dossier van [eiseres] ondergebracht bij de afdeling Intensief Beheer.
2.21.
Op 24 mei 2011 heeft ING telefonisch van [eiseres] vernomen dat [eiseres] een mondeling akkoord had bereikt over de verkoop van de woning aan de [adres]. In een intern e-mailbericht schrijft [relatiemanager] hierover onder meer het volgende:
‘(…) De koper zou nu met de bank in gesprek zijn over financiering. (…) Mevrouw [eiseres] vraagt of zij nog 50% van de RCK zou kunnen behouden. Ik heb dit eerder afgehouden, maar wel aangegeven dat wij de mogelijkheden zouden bekijken. (…)’
2.22.
Op 15 juni 2011 heeft ING in verband met de voorgenomen verkoop en levering van de woning aan de [adres] het verzoek van de notaris ontvangen om een aflosnota en een onherroepelijke volmacht tot doorhaling van het recht van hypotheek te verstrekken. ING was niet de enige partij die ter zake royement moest verlenen: op de betreffende woning was naast het eerste hypotheekrecht van ING ook ten behoeve van de Stichting Nationaal Restauratiefonds (hierna: het Restauratiefonds) een (tweede) recht van hypotheek gevestigd voor een bedrag van € 128.000,-. Tevens lag op de woning nog een executoriaal beslag van de Gemeente Rotterdam voor een bedrag van € 44.106,-.
2.23.
Diezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en ING. Ter bevestiging van dit gesprek heeft ING bij brief aan [eiseres] van 22 juni 2011 onder meer geschreven:
‘(…) Wij maken ons ernstig zorgen over de gang van zaken. Wij administreren gedurende lange tijd een niet geoorloofde overschrijding en moeten helaas vaststellen dat nauwelijks sprake is van bestendige huurontvangsten.
In ons gesprek is opnieuw gebleken dat u ook grote problemen heeft met het tijdig incasseren van de aan u verschuldigde huurpenningen. (…) Om het inzicht nog onoverzichtelijker te maken vinden er ook contante betalingen plaats. (…)
(…) Gevolg is (…) dat u bij ons in default bent en dat wij feitelijk voldoende grond hebben om de kredietfaciliteit op te zeggen en op te eisen. (…)
U zelf heeft besloten de onroerende zaak te [adres] te verkopen voor EUR 200.000,-. Met deze opbrengst kunt u diverse achterstanden voldoen en ontstaat van de zijde van schuldeisers enige rust. Dit is evenwel niet de oplossing voor uw probleem: met name in uw eigen belang is het noodzakelijk dat u een adequate beheerder in de hand neemt die u het beheer van uw onroerend goed portefeuille uit handen neemt. (…) Tevens leggen wij nogmaals vast dat de huurders hun verplichtingen aan u dienen over te maken op uw rekening-courant bij onze instelling. (…) Mede dankzij de verkoop van voornoemde onroerende zaak hebben wij besloten u de tijd te geven om een goede beheerder te zoeken en te benoemen.
Wij zullen gedeeltelijk royement op onze hypothecaire inschrijving geven na ontvangst van EUR 105.000,--. Wij zullen de notaris separaat informeren.
Dit gebeurt onder de volgende voorwaarden:
  • Verlaging van de rekening-courant (...) ad EUR 100.000,-- met EUR 90.000,-- tot een nivo van EUR 10.000,--
  • Aanzuivering van de huidige overschrijding, EUR 3.945,74 (...).
(…)
  • De in de offerte d.d. 21 december 2006 opgenomen bijzondere bepaling inzake het al dan niet aflossen van (een gedeelte van de) leningen bij verkoop van één der onroerende zaken komt hiermede te vervallen. (…)
  • De verpande risicopolis en gemengde verzekering zijn inmiddels, ten gevolge van premieachterstand, geroyeerd. Dit impliceert dat op de Euroflex lening (...) aflossingen dienen te worden ingevoerd, uiterlijk 1 september aanstaande. De hoogte hiervan bedraagt EUR 800,-- per maand. (…)
(…)
(…) Mocht u evenwel toch weer in de achterstanden geraken dan resteert ons slechts overboeking van uw dossier naar de afdeling recovery ten einde een afscheidstraject op te starten. Wij gaan er evenwel van uit dat zulks niet noodzakelijk zal zijn.
Wij vertrouwen er op u hiermede van dienst te zijn en verzoeken u bijgevoegde kopie voor akkoord ondertekend aan ons te retourneren.
(…)’
2.24.
[eiseres] is niet met het bovenstaande voorstel van ING akkoord gegaan.
2.25.
Op 14 juli 2011 heeft [eiseres] de notaris en de kopers van de woning aan de [adres] medegedeeld dat het voor haar niet mogelijk was om de woning op de geplande datum van 15 juli 2011 te leveren. Zij heeft daarbij om uitstel gevraagd. De kopers hebben dat geweigerd en nakoming van de koopovereenkomst gevorderd. Uiteindelijk heeft de levering van de woning geen doorgang gevonden en is de verkoop geannuleerd.
2.26.
Bij brief van 16 januari 2012 heeft ING aan [eiseres] bericht, voor zover relevant:
‘(…) Heden werden wij geconfronteerd met een schrijven van Goudse Levensverzekering N.V. (brief d.d. 2 januari 2012) waarin ons als pandhouder werd medegedeeld dat u achterstanden heeft in premiebetaling van de ten behoeve van de kredietfaciliteit verpande levensverzekering.(…)
Ook op de rekening-courant (...) administreren wij een niet geoorloofde overschrijding boven de limiet. (…)
(…)
Wel wensen wij de kredietrelatie met u te beëindigen. In tegenstelling tot de gemaakte afspraken zien wij nauwelijks omzet over de rekening en in de afgelopen maanden administreren wij toch weer overstanden. Nu u ook weer achterstand heeft in uw premie verplichting stellen wij derhalve vast dat er geen sprake is van een gewijzigde situatie ten opzichte van vorig jaar: u voldoet nog immer niet op gewone wijze aan uw verplichtingen. (…)
(…)
Teneinde een geforceerd afscheid te voorkomen en mogelijk kapitaalverlies voor u te beperken verzoeken wij u om uw financiering thans binnen drie maanden na heden elders onder te brengen dan wel ons op andere wijze integraal aan te zuiveren.
(…) Wij hebben geen vertrouwen meer in continuatie van de kredietrelatie met u. Dit is tevens de verklaring voor het feit dat de rentevastlening (...), waarvan de rentevaste periode op 1 januari jongstleden is geëxpireerd thans op variabele wijze wordt gecontinueerd tot uiterlijk 1 mei 2012.(…)’
2.27.
Bij brief van 10 mei 2012 heeft ING aan [eiseres] onder meer medegedeeld dat nog steeds geen bewijs is ontvangen dat de premies voor de levensverzekering zijn voldaan, ondanks rappelbrieven aan [eiseres] om zulks aan te tonen. Voorts heeft ING in de brief herhaald dat zij een scheiding der wegen wenst, maar dat zij desondanks bereid is om de Euroflexlening, die op 1 mei 2012 ten laste van de rekening-courant is geboekt, onder een aantal nader genoemde voorwaarden voort te zetten.
2.28.
Op 3 december 2012 heeft ING het dossier van [eiseres] overgeplaatst naar de afdeling Recovery teneinde een afscheidstraject op te starten. Bij brief van 13 december 2012 heeft ING de kredietovereenkomst opgezegd tegen 1 maart 2013 en [eiseres] verzocht aan ING voor, doch uiterlijk op die datum, het krediet inclusief alle tot die datum vervallen rente en kosten te voldoen. Als redenen voor de opzegging, worden in de brief onder andere de vele ongeoorloofde overschrijdingen van de kredietlimiet, de gelegde beslagen op de panden en de geringe voeding uit huurinkomsten over de bankrekening bij ING genoemd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. ING veroordeelt tot nakoming van de kredietovereenkomst, conform de offerte van 21 december 2006, en herstel van de situatie zoals deze was op 23 januari 2012, het moment dat ING de Rentevastlening van [eiseres] opzegde, hetgeen resulteert in:
a. het verstrekken van een rekening-courantkrediet met een (oorspronkelijke) limiet van € 100.000,-;
b. het verstrekken van een Rentevastlening met een (oorspronkelijke) hoofdsom van € 200.000,-;
c. het verstrekken van een Euroflexlening met een (oorspronkelijke) hoofdsom van € 200.000,-;
d. verrekening van aflossingen van de financieringen van de kredieten onder a), b) en c), zoals overeengekomen, van 21 december 2006 tot 23 januari 2012;
e. handhaving, althans herstel van de bijzondere bepaling;
en
ING veroordeelt tot nakoming, althans afronding van de laatste fase, van de overeenkomst tot automatische huurincasso tussen [eiseres] en ING;
althans
2. ING veroordeelt tot medewerking aan een overdracht van alle financieringen en bijbehorende zekerheden aan een andere financier, met veroordeling van ING tot het dragen van alle daarbij te maken kosten van overdracht, begroot op € 5.000,-;
alsmede
ING veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres] van de schade die het gevolg is van het onrechtmatige niet nakomen van de kredietovereenkomst, althans het onrechtmatig eenzijdig opzeggen van de bijzondere bepaling, het onrechtmatige nalaten van meewerken aan verkoop van de [adres] en het onrechtmatige terugdraaien van de overeenkomst tot automatische huurincasso, althans het onrechtmatige terugtrekken uit de zeer ver gevorderde precontractuele fase daarvan, en die bestaat uit:
1. de bij het niet-verkopen van de [adres] in rekening gebrachte boete van € 20.000,-;
2. de bij het niet-verkopen van de [adres] in rekening gebrachte inningskosten van € 2.000,-;
3. de huurderving van [adres] vóór niet-verkopen, groot € 8.400,-;
4. de huurderving van [adres] ná niet-verkopen, groot € 25.200,-;
5. de deurwaarderskosten van de Gemeente Rotterdam vanwege liquiditeitsproblemen door het niet doorgaan van de verkoop van de [adres], groot € 1.552,56;
6. de ten onrechte door ING in rekening gebrachte kosten van de incassoprocedure, begroot op € 168,-;
7. de kosten die ING in rekening heeft gebracht in verband met het ten onrechte opheffen van de Rentevastlening en het ten onrechte ophogen van de Euroflexrekening, begroot op € 1.000,-;
8. de misgelopen verkoopwinsten van de twee panden die zouden zijn aangekocht met de liquiditeiten van de verkoop van de [adres], begroot op € 30.000,-;
9. de vergoeding van de wettelijke rente over genoemde schade, begroot op € 2.500,-;
alsmede
ING veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres] van de volledige proceskosten, de kosten van de aangetekende post en de reiskosten van [eiseres] naar Amsterdam daaronder begrepen.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen kort gezegd ten grondslag dat ING onrechtmatig, althans onredelijk heeft gehandeld, althans misbruik van recht heeft gemaakt door naar aanleiding van verhoudingsgewijs marginale overschrijdingen van de rekening-courantlimiet en relatief kleine beslagen eenzijdig de bijzondere bepaling te laten vervallen, de verkoop van de woning aan de [adres] te blokkeren en uiteindelijk het krediet op te zeggen. Daarnaast heeft ING volgens [eiseres] onrechtmatig, althans in strijd met de in precontractuele fase geldende regels gehandeld door het automatisch incassotraject eenzijdig in te trekken. Door een en ander heeft [eiseres] schade geleden, waarvoor ING aansprakelijk is, aldus [eiseres].
3.3.
ING voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
ING vordert samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 492.291,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 juli 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, alsook de proceskosten.
3.6.
ING stelt kort gezegd dat zij de kredietovereenkomst op rechtsgeldige gronden heeft opgezegd en dat [eiseres] op grond van de voorwaarden van de kredietovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden het openstaande krediet, per 9 juli 2013 inclusief rente en kosten uitkomende op een bedrag van € 492.291,86, aan ING dient te voldoen.
3.7.
[eiseres] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie zullen vanwege hun nauwe samenhang hierna gezamenlijk worden besproken. Daarbij zal de reconventionele vordering van ING tot vertrekpunt dienen. Immers, indien komt vast te staan dat ING de kredietovereenkomst heeft mogen opzeggen, volgt daaruit tevens dat de door [eiseres] in conventie ingestelde vordering tot voortzetting van de kredietovereenkomst moet worden afgewezen.
4.2.
Bij de beoordeling van het geschil in reconventie staat voorop dat ING op grond van artikel 30 AB de kredietovereenkomst in beginsel te allen tijde kan opzeggen. Dat neemt niet weg dat de eisen van redelijkheid en billijkheid de opzegbevoegdheid van ING al naar gelang de omstandigheden van het geval geheel of gedeeltelijk kunnen beperken. Daarin moet mede worden betrokken dat de maatschappelijke positie van de bank en de daarmee verband houdende zorgplicht meebrengt dat de bank ook de belangen van de cliënt in het oog dient te houden en de bank een kredietrelatie slechts op grond van goede redenen en met toepassing van de vereiste zorgvuldigheid zal mogen opzeggen.
4.3.
[eiseres] voert in deze procedure in de kern aan dat aan de opzegging van de kredietovereenkomst geen werking toekomt, omdat ING de belangen van [eiseres] gedurende de kredietrelatie onvoldoende heeft meegewogen. De pijlen van [eiseres] richten zich daarbij met name op het laten vervallen van de bijzondere bepaling.
4.4.
Alvorens nader op dit geschilpunt in te gaan, wordt het volgende vooropgesteld. In dit geding staat niet ter discussie dat [eiseres] vanaf 2009 haar rente- en aflossingsverplichtingen op het krediet regelmatig niet (tijdig) is nagekomen. Vaststaat voorts dat de Gemeente Rotterdam al in 2007 beslag heeft doen leggen op de aan ING verhypothekeerde panden van [eiseres] en dat daarnaast de dekking van de aan ING verpande levensverzekering herhaaldelijk was opgeschort in verband met achterstanden in de premiebetaling. Partijen zijn het erover eens dat voornoemde omstandigheden ING ingevolge artikel 11.1, aanhef en onder (a), (e) en (k) ABK in beginsel het recht gaven om de kredietrelatie te beëindigen en het krediet terstond en zonder ingebrekestelling op te eisen. Vaststaat dat ING daartoe op dat moment - lees: eind 2009 - nog niet is overgegaan, maar in plaats daarvan [eiseres] diverse malen heeft verzocht om aanzuivering van de overschrijdingen van de rekening-courantlimiet die door het betalingsverzuim waren ontstaan en herhaaldelijk met [eiseres] heeft gecorrespondeerd over de kredietproblemen. In verband met dit laatste wordt gewezen op het e-mailbericht van 21 april 2011, waarin ING nadrukkelijk haar zorgen aan [eiseres] heeft geuit over de aanhoudende overschrijdingen en waarin zij [eiseres] heeft geadviseerd over te gaan tot verkoop van één van de panden teneinde liquiditeit vrij te maken.
4.5.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zich vervolgens in juni/juli 2011 een essentieel keerpunt heeft voorgedaan, toen een koper voor de woning aan de [adres] was gevonden. [eiseres] stelt in dat verband het volgende. Met de verkoop beoogde zij liquiditeit te genereren, zodat (a) op ING na alle schuldeisers konden worden afgelost, (b) de vastgoedportefeuille kon worden uitgebreid met twee nieuwe panden, die volgens [eiseres] elk voor een bedrag van € 30.000,- konden worden aangekocht, en daarnaast (c) een liquiditeitsbuffer van circa € 50.000,- voorhanden zou zijn waaruit de lopende rente- en aflossingsverplichtingen aan ING konden worden voldaan. ING heeft de verkoop en dit herstructureringsplan zonder redelijke belang in de weg gestaan, aldus nog steeds [eiseres], door opeens de bijzondere voorwaarde - die voor [eiseres] een essentieel onderdeel van de kredietovereenkomst vormde - te laten vervallen en als tegenprestatie voor haar medewerking aan het royement van het hypotheekrecht een aflossing op het krediet van € 105.000,- te verlangen. Deze voorwaarden waren disproportioneel, nu de overstanden op de rekening-courant zeer gering waren en deze bovendien uiteindelijk altijd door haar werden ingelost, aldus [eiseres]. Daarnaast was de (executie)waarde van de resterende vastgoedportefeuille, zo vervolgt [eiseres], nog ruim voldoende om de openstaande kredietverplichtingen te dekken. Er was dus, mede gezien de baten die de verkoop (ook voor ING) zou opleveren, geen enkele aanleiding om de bijzondere voorwaarde te laten vervallen. Doordat ING echter bleef volharden in deze onredelijke eisen, is de verkoop van de woning aan de [adres] niet doorgegaan. [eiseres] stelt dat door deze volgens haar onrechtmatige, althans onredelijke opstelling van ING een verdere negatieve spiraal is ontstaan, mede doordat [eiseres] door de annulering van de koop op diverse vlakken schade leed. [eiseres] betoogt aldus, dat ING niet alleen aansprakelijk is voor deze schade, maar ook (mede) debet is aan de situatie die uiteindelijk tot opzegging van de kredietovereenkomst heeft geleid.
4.6.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot deze stellingen van [eiseres] als volgt. Niet kan worden aangenomen dat ING door aan haar medewerking aan de verkoop de genoemde voorwaarden te verbinden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en/of onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, althans dat ING daardoor misbruik van haar recht heeft gemaakt. Onbetwist is, dat ING op grond van de aan de kredietovereenkomst verbonden voorwaarden in beginsel bevoegd was deze maatregelen te nemen. Uit de artikelen 5 en 19 ABK en artikel 20 AB volgt immers dat de kredietgever het recht heeft het rekening-courantkrediet te verlagen en meer zekerheidsstelling van de kredietnemer te verlangen. [eiseres] heeft hiertegenover aangevoerd dat de bijzondere bepaling in dit geval boven deze algemene bepalingen had moeten gaan. Volgens [eiseres] was de bijzondere bepaling de kern van de kredietovereenkomst; zij had juist vanwege deze bepaling voor een kredietovereenkomst met ING gekozen. ING had de bijzondere bepaling dan ook niet zomaar buiten spel mogen zetten op grond van een aantal geringe overstanden op de rekening-courant en ‘kleine’ beslagen, te meer niet nu de essentie van de bepaling juist was dat [eiseres] vrij kon bewegen in haar beheer zolang de liquidatiewaarde van het resterende onderpand voldoende was, aldus [eiseres].
4.7.
De rechtbank volgt [eiseres] niet in dit betoog. Dit betoog gaat er immers aan voorbij dat, zoals hiervoor is vastgesteld, na het sluiten van de kredietovereenkomst zich een wezenlijke verandering in de kredietrelatie had voorgedaan, doordat [eiseres] vanaf 2009 haar aflossings- en renteverplichtingen structureel niet nakwam en daarnaast een belangrijke zekerheid van ING - namelijk de levensverzekeringspolis die tot aflossing van de Euroflexlening diende - eveneens dreigde te vervallen door betalingsachterstanden. Als door ING gesteld en door [eiseres] erkend, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, staat vast dat een achterliggende oorzaak van de betalingsproblemen was, dat er onvoldoende bestendige huurinkomsten werden gegenereerd, doordat [eiseres] in haar vastgoedportefeuille met structurele leegstand, overlast, inningsproblemen en huurachterstanden te kampen had. Daarbij kwam als bezwarende omstandigheid dat in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken de huurbetalingen niet altijd via de bij ING aangehouden bankrekening verliepen. Weliswaar heeft [eiseres] aangevoerd dat de huurinkomsten gemiddeld € 7.000,- tot € 8.000,- bedroegen en dus voldoende waren om de verplichtingen te voldoen, maar die - door ING weersproken - stelling wordt bij gebrek aan onderbouwing gepasseerd. Voorts komt aan het verweer van [eiseres] dat zij de overschrijdingen van de kredietlimiet vaak tussentijds heeft weten aan te zuiveren, op zichzelf weinig waarde toe. Daar staat immers tegenover dat telkens opnieuw - langdurige - overschrijdingen ontstonden. Zo heeft ING - onbetwist - gesteld dat [eiseres] in de periode januari 2009 - februari 2010 alleen in augustus 2009 geen overstand heeft gehad.
4.8.
De rechtbank overweegt dat tegen deze achtergrond niet onbegrijpelijk is dat ING de bijzondere voorwaarde niet langer wenste te handhaven. Zou zij dat immers wel hebben gedaan, dan zouden de rente- en aflossingsverplichtingen - die [eiseres] op dat moment al met regelmaat niet kon nakomen - onverminderd kunnen blijven doorlopen, terwijl de daartegenover staande zekerheden en huurinkomsten door de verkoop van de woning aan de [adres] juist verder zouden afnemen. Daardoor zou het kredietrisico voor ING a contrario toenemen. Dit klemt te meer, nu als gezegd ook de aan ING verpande levensverzekering op losse schroeven was komen te staan. Daarbij komt, dat ING heeft gesteld en onderbouwd dat zij gelet op de langdurige verzuimsituatie ook ervoor had kunnen kiezen om het krediet op te eisen en aanspraak had kunnen maken op de volledige verkoopopbrengst van de woning aan de [adres], maar dat zij in plaats daarvan [eiseres] ter wille heeft willen zijn en [eiseres] met het gedane voorstel in staat heeft willen stellen om met het resterende deel van de opbrengst alle overige schuldeisers af te lossen.
4.9.
Anders dan [eiseres] stelt, ziet de rechtbank niet in dat ING aldus onvoldoende rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van [eiseres]. Voor zover [eiseres] heeft willen aanvoeren dat haar herstructureringsplan evengoed een oplossing bood voor de bestaande kredietproblemen en dat ING dit plan zonder goede grond heeft gepasseerd, wordt zij daarin niet gevolgd. ING heeft immers gemotiveerd - en terecht - gesteld dat dit plan wel op korte termijn lucht zou verschaffen, maar geen zichtbare oplossing bood voor de hiervoor omschreven structurele problemen in de vastgoedportefeuille. [eiseres] heeft in dit verband ook niet onderbouwd dat en waarom met de aankoop van twee nieuwe panden de inkomstenproblematiek zou worden opgelost of verminderd. Het argument van [eiseres] dat ING de bijzondere bepaling had moeten respecteren, althans dat ING geen redelijk belang had om het herstructureringsplan van [eiseres] te blokkeren, omdat de (liquidatie)waarde van de resterende vastgoedportefeuille nog ruim voldoende zou zijn om de verplichtingen te dekken, treft evenmin doel. Dit gaat er immers aan voorbij dat bij een beslissing over de voortzetting van de kredietrelatie voor de kredietgever niet alleen de bestaande dekking voor de uitstaande verplichtingen van belang is, maar een samenstel van factoren meeweegt, waaronder het verloop van de kredietrelatie, de vraag of en in welke mate de kredietnemer toerekenbaar is tekortgeschoten, de gebleken betrouwbaarheid van de kredietnemer, alsook de continuïteit en toekomstperspectieven van de gefinancierde onderneming.
4.10.
De conclusie luidt dan ook kort en wel dat ING gegeven de omstandigheden heeft mogen handelen zoals zij heeft gedaan en dat ING aldus niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de eventuele schade die [eiseres] ten gevolge van het niet doorgaan van de verkoop heeft geleden. De rol van het Restauratiefonds in deze (zie 2.22.) is verder niet van belang. Vaststaat immers, dat ook indien het Restauratiefonds bereid zou zijn geweest om ‘om niet’ royement van haar recht van hypotheek te verlenen, de verkoop niet zou zijn doorgegaan, omdat [eiseres] niet akkoord wenste te gaan met de door ING gestelde voorwaarden. Dit leidt ertoe dat de in conventie onder B.1 t/m B.5 en onder B.8 t/m B.9 gevorderde schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.11.
Het verweer van ING, dat [eiseres] op grond van artikel 6:89 BW haar recht heeft verloren om ING aansprakelijk te stellen voor de schade voortvloeiend uit het niet doorgaan van de verkoop van de woning aan de [adres], kan hiermee (verder) onbesproken blijven.
4.12.
De rechtbank overweegt dat tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is geoordeeld evenmin stand houdt dat ING de kredietovereenkomst op 13 december 2012 niet heeft mogen opzeggen. Daartoe is redengevend dat ING in januari 2012 heeft geconstateerd dat de aan haar verpande levensverzekering wederom wegens premieachterstanden was komen te vervallen en dat daarnaast opnieuw overschrijdingen van de rekening-courantlimiet waren ontstaan. Niet onbegrijpelijk is dat ING, mede in acht genomen de hiervoor geschetste voorgeschiedenis, het vertrouwen in voortzetting van de kredietrelatie toen definitief is kwijtgeraakt en tot opzegging heeft besloten. Nu [eiseres], anders dan het hiervoor verworpen betoog dat de situatie mede aan de opstelling van ING bij de verkoop van de woning aan de [adres] zou zijn te wijten, verder geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat dit besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en/of onrechtmatig is, althans misbruik van recht oplevert, is er geen reden om aan die opzegging rechtskracht te ontzeggen.
4.13.
Het vorenstaande houdt in dat de vordering in reconventie voor toewijzing gereed ligt, met inachtneming van het navolgende. ING heeft gemotiveerd gesteld dat de totale kredietschuld van [eiseres] inclusief rente en kosten per 9 juli 2013 € 492.291,86 bedraagt. Nu [eiseres] dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, wordt in beginsel van de juistheid van dat bedrag uitgegaan. Op de comparitiezitting is evenwel aan de orde gekomen dat in dit bedrag ook een factuur van de advocaat van ING ter hoogte van € 2.733,39 is begrepen. Dit betreft kosten voor juridische bijstand, die ten laste van de rekening-courant zijn geboekt. ING stelt dat [eiseres] deze kosten op grond van de algemene kredietbepalingen is verschuldigd. Nu ING echter niet nader heeft gespecificeerd op welke bepaling zij zich terzake beroept en aldus niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt haar vordering wat dit kostendeel betreft afgewezen. De rechtbank overweegt daarbij dat ING ook niet heeft onderbouwd op welke werkzaamheden deze factuur ziet, zodat ervan wordt uitgegaan dat het hier de gebruikelijke verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak betreft, waarvoor de hierna weer te geven proceskostenveroordeling ex artikel 237 e.v. Rv al een vergoeding insluit. Dit betekent dat de rechtbank in reconventie een bedrag aan hoofdsom zal toewijzen van € 492.291,86 – € 2.733,39 = € 489.558,47.
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over het in reconventie toewijsbare bedrag zal als onbetwist worden toegewezen.
4.15.
Als gezegd, vloeit uit de beslissing in reconventie tevens voort dat de conventionele vordering van [eiseres] tot nakoming van de kredietovereenkomst en daarmee tot herstel van de situatie zoals deze was op 23 januari 2012 (A.1 onder a t/m e) niet voor toewijzing vatbaar is. [eiseres] heeft - subsidiair (onder A.2) - gevorderd dat ING wordt veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van het krediet aan een andere financier, alsook tot bijdrage in de kosten daarvan. Die vordering wordt eveneens afgewezen, nu niet valt in te zien op grond waarvan ING daartoe gehouden zou zijn. Dit klemt te meer, nu ING bij de opzegging van de kredietovereenkomst bij brief van 13 december 2012 [eiseres] al tegemoet is gekomen door haar tot 1 maart 2013 ruimte te geven om zelf een nieuwe financier te vinden.
4.16.
[eiseres] heeft in conventie voorts vergoeding gevorderd van kosten die in rekening zijn gebracht met het volgens haar ten onrechte opheffen van de Rentevastlening en het volgens haar eveneens ten onrechte ophogen van de Euroflexlening (B.7). Nu [eiseres] verder in het geheel niet heeft toegelicht op welke kosten zij hier doelt, wordt ook deze vordering reeds daarom afgewezen.
4.17.
Dan resteert het geschil over het intrekken van het automatische incassotraject. [eiseres] vordert in dat verband allereerst (onder A.1) veroordeling van ING tot nakoming, althans afronding van de laatste fase terzake de totstandkoming, van de overeenkomst tot automatische huurincasso. Reeds omdat met inachtneming van het voorgaande niet is gebleken van enig (resterend) belang van [eiseres] bij die vordering, komt die vordering niet voor toewijzing in aanmerking. Voorts vordert [eiseres] met betrekking tot het automatische incassotraject (onder B.6) de in dat verband volgens haar ten onrechte op de rekening-courant in rekening gebrachte kosten, door haar begroot op € 168,-. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vordering dat in het midden kan blijven of ING ten aanzien van het incassotraject al dan niet onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Immers, [eiseres] heeft linksom of rechtsom recht op vergoeding van de kosten die in verband met dit traject door ING in rekening zijn gebracht - hetzij omdat dit schade is voortvloeiend uit onrechtmatige daad, hetzij omdat die kosten onverschuldigd zijn betaald. [eiseres] heeft echter - zoals ING ook aanvoert - onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat deze kosten op het gevorderde bedrag (of op een ander bedrag) moeten worden begroot. [eiseres] heeft weliswaar een aantal afschriften van het rekening-courant overgelegd (producties 5 en 21), maar zij heeft niet toegelicht welke afgeboekte bedragen verband houden met het incassotraject. Dit leidt ertoe dat het door [eiseres] onder B.6 gevorderde evenmin toewijsbaar is. Hierbij komt bovendien dat [eiseres] ook geen belang heeft bij die vordering, nu ING ter comparitie heeft toegezegd dat zij de in rekening gebrachte kosten voor de incassoprocedure (middels verrekening) in mindering zal brengen op het bedrag dat [eiseres] aan ING is verschuldigd.
4.18.
Tot slot wordt nog overwogen dat voor zover [eiseres] heeft willen aanvoeren dat het terugtrekken van het incassotraject tot problemen in de huurbetaling heeft geleid en aldus moet meewegen in de vraag of ING de kredietovereenkomst heeft mogen opzeggen, [eiseres] daarmee miskent dat zij primair verantwoordelijk blijft voor het innen van de huren. Bovendien is deze door [eiseres] gestelde fout van ING ten opzichte van de tekortkomingen van [eiseres] dusdanig gering, dat daaraan in het kader van het debat over de kredietopzegging onvoldoende gewicht toekomt.
4.19.
De slotsom van het vorenstaande is dat de vorderingen in conventie integraal zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de kosten van de procedure in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden - aanknopend bij de hoogte van het gevorderde - begroot op € 1.836,- aan vastrecht en € 2.842,- aan salarisadvocaat (2 punten x liquidatietarief € 1.421,-), aldus in totaal op € 4.678,-.
4.20.
Voorts zal [eiseres] als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op € 2.580,- aan salarisadvocaat (2 punten x liquidatietarief € 2.580,- x factor 0,5).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ING begroot op € 4.678,-;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan ING van een bedrag van € 489.558,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ING begroot op € 2.580,-;
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.R. Wisse en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.