Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 2],
[gedaagde 2],
1.De procedure
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig [eiser 2] met mrs. Van Rijswijk en Zandbergen en [gedaagde 2] met mr. Renzen.
Het onderstaande vormt de uitwerking van de beslissing die op 17 maart 2014 aan partijen wordt afgegeven.
2.De feiten
zullen in alle redelijkheid en in onderling overleg het beleid voor de Vennootschap bepalen. Kunnen de Managers geen overeenstemming bereiken over het te voeren beleid en/of de te nemen maatregelen (“Dead-Lock”) en die Dead-Lock heeft betrekking op zodanige onderwerpen en een dermate zwaarwegend geschil dat bij voortbestaan van die Dead-Lock de samenwerking tussen de Managers niet in het belang is van de Vennootschappen dan wel het belang van de Vennootschappen schaadt, dan zal ieder van Laybour of[gedaagde 1] (de“Dead-Lock Melder”) daarvan schriftelijk melding mogen doen aan de andere Aandeelhouders (de “Melding”) onder goed gemotiveerde opgave van de punten waarover een Dead-Lock bestaat (de “Geschilpunten”) en de standpunten van die Aandeelhouder ten aanzien van de Geschilpunten.
mr. [naam 1] (hierna [naam 1]) als bindend adviseur aangewezen en is bepaald dat de bindend adviseur zijn taken zal uitoefenen als ware hij benoemd conform artikel 8.3 van de overeenkomst. In het vonnis van 14 januari 2014 zijn[gedaagde 1] en [gedaagde 2] tevens veroordeeld de aldus benoemde bindende adviseur te gehengen en te gedogen.
Hiermee bevestig ik voor de goede orde dat ik als bindend adviseur tussen jullie zal beslissen over de geschilpunten (…). Ik heb erop gewezen dat onzeker is of de brief van 1 november van [gedaagde 2] deel uitmaakt van mijn opdracht. Jullie hebben in ons laatste overleg aangegeven dat het aan mij als bindend adviseur te willen over te laten of de inhoud van die brief ook onderdeel zal zijn moeten van mijn bindend advies. [gedaagde 2] heeft hiermee ingestemd op voorwaarde dat [naam 2] de valuator zal zijn die de fair market value gaat vaststellen als het daarvan komt. [naam 2] stemde daarmee in. (…)
Oordeel of standpunt [gedaagde 2] over de geschilpunten naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is en bieden van oplossing om tot een werkbare situatie te komen.(…)
Tevens wil ik je verzoeken om per omgaande de door[gedaagde 1] gehouden aandelen in Jobsrepublic onverwijld en onherroepelijk schriftelijk te koop aan te bieden aan Laybour conform het bepaalde in artikel 8.5 van de aandeelhoudersovereenkomst inzake Jobsrepublic Holding B.V.
Artikel 9.3 gaat over de aanbiedingsplicht van artikel 9.2. Deze artikelen hebben als zodanig niets te maken met onze route van artikel 8.5.Ingevolge artikel 8.5 heeft cliënte van u verlangd dat u uw aandelen onherroepelijk aanbiedt. Er is geen termijn voor uw aanbieding bepaald. Gezien de aard van de verplichting (het is een formaliteit, uw hoeft alleen tegen FMV aan te bieden en hoeft geen prijs te noemen) en de voorgeschiedenis (u heeft ruimschoots de tijd gehad u te beraden), is de in mijn faxbericht van 14 februari jl. gestelde termijn redelijk en bent u derhalve in verzuim.Artikel 10.1 verwijst in ons geval alleen naar artikel 8.5 en daaruit vloeit voort dat de termijn vanaf de datum van het bindend advies is gaan lopen. Bovendien hebben wij in het bijzijn van mr. [naam 1] ten overvloede afgesproken dat we na het bindend advies nog twee weken zouden nemen om te bezien of we er wat betreft de prijs alsnog uit zouden komen. Ook toen hebben we dus afgesproken dat de twee weken vanaf het bindend advies zouden gaan lopen.Ik stel dan ook vast dat u zowel de afspraken als vervat in de artikelen 8.5 en 10.1 als de afspraken gemaakt in het bijzijn van mr. [naam 1] niet nakomt. (…)
(…) Het is juist dat ik op grond van het bindend advies van [naam 1] mijn aandelen moet aanbieden. Ik ben echter van mening dat het bindend advies van [naam 1] geen stand kan houden. Ik overweeg om [naam 3] opdracht te geven om een kort geding tot schorsing van de werking aanhangig te laten maken en een bodemprocedure om het van tafel te krijgen. (…)Overigens kun je geen kort geding aanhangig maken. Want jouw redenatie is onjuist. Ten eerste, zoals je zelf aangeeft hebben we bij [naam 1] besproken dat we conform artikel 10.1, 2 weken zouden hebben om te proberen er zonder de inschakeling van een register valuator uit te komen, waartoe nog geen actie is ondernomen. Volgens mij hebben wij conform dit artikel zelfs nog een week. Ten tweede slaat artikel 9.2 wel degelijk op het niet nakomen van een verplichting van artikel 8.5. Wat betekent dat ik binnen 30 dagen de tekortkoming moet verhelpen. Ik maak gebruik van deze 30 dagen termijn om redenen zoals ik in deze brief zal toelichten: (…)
3.Het geschil
(1)[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen (i) alle door[gedaagde 1] gehouden aandelen onverwijld schriftelijk te koop aan te bieden aan Laybour tegen de fair market value als bedoeld in artikel 8.5 van de overeenkomst, (ii) te gehengen en te gedogen dat aan drs. [naam 2] de opdracht wordt gegeven de fair market value te bepalen overeenkomstig artikel 10.1 van de overeenkomst, (iii) de verplichtingen van[gedaagde 1] op grond van artikel 8.6 van de overeenkomst na te komen binnen vijf werkdagen nadat Laybour conform artikel 8.6 van de overeenkomst te kennen geeft de door[gedaagde 1] gehouden aandelen te willen afnemen, dit alles op straffe van dwangsommen;
(2)
primair:(i) [gedaagde 2] te schorsen als bestuurder (a) totdat Laybour te kennen geeft de door[gedaagde 1] gehouden aandelen al dan niet af te willen nemen, althans (b) totdat de fair market value zal zijn bepaald, althans (c) voor de duur van maximaal drie maanden, en (ii)[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te gebieden gedurende de schorsing geen bestuurshandelingen te verrichten, op straffe van dwangsommen;
(3)
subsidiair:(i) het recht van [gedaagde 2] te schorsen om Jobsrepublic en Jobsrepublic Holding te vertegenwoordigen (a) totdat Laybour te kennen geeft de door[gedaagde 1] gehouden aandelen al dan niet af te willen nemen, althans (b) totdat de fair market value zal zijn bepaald, althans (c) voor de duur van maximaal drie maanden, en (ii)[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te gebieden gedurende de schorsing geen bestuurshandelingen te verrichten, op straffe van dwangsommen;
(4)
primair en subsidiair:[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te gebieden Laybour en [eiser 2] onmiddellijk toegang te verschaffen tot (i) de administratie van Jobsrepublic en Jobsrepublic Holding en (ii) het zelfstandig gebruik van (het hoofdaccount van) het administratieve systeem van deze vennootschappen, op straffe van dwangsommen;
(5)
primair:[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de integrale proceskosten (€ 17.164,13), te vermeerderen met de wettelijke rente;
(6)
subsidiair:[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de forfaitaire kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts hebben partijen afgesproken de waarderingsopdracht onmiddellijk te verstrekken. Hiervoor geldt dat artikel 10.1 van de overeenkomst met betrekking tot artikel 8.5 een termijn van twee weken bevat waarbinnen partijen in onderling overleg overeenstemming kunnen bereiken over de fair market value. Lukt dit niet, dan bepaalt artikel 10.1 dat een waarderingsdeskundige moet worden aangewezen.[gedaagde 1] en [gedaagde 2] erkennen (zie hun e-mail van 20 februari 2014, 2.10) dat na de termijn van twee weken de waarderingsopdracht moet worden verstrekt en dat [naam 2] als waarderingsdeskundige moet worden benoemd. Desalniettemin weigeren zij de opdracht te verstrekken. Anders dan zij hebben betoogd hebben partijen wel degelijk reeds gepoogd om in onderling overleg de fair market value vast te stellen. Zij zijn hierin echter niet geslaagd.
Tot slot wordt schorsing van de individuele bestuursbevoegdheden van[gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevorderd. De reden hiervoor is dat[gedaagde 1] en [gedaagde 2] een groot aantal handelingen hebben verricht die buiten de normale bedrijfsuitoefening vallen, die niet zijn goedgekeurd door Laybour en [eiser 2] en die niet in het belang zijn van (of ronduit schadelijk zijn voor) Jobsrepublic. Ter voorkoming van verdere schade dient er onmiddellijk te worden ingegrepen. Tijd voor een gang naar de Ondernemingskamer is er niet.
Omdat[gedaagde 1] en [gedaagde 2] misbruik maken van recht door zonder rechtsgrond het uitkooptraject niet na te komen dan wel te frustreren en in strijd met de statutaire en contractuele afspraken schadelijke handelingen namens de vennootschappen verrichten is er aanleiding tot het uitspreken van een integrale proceskostenveroordeling. In dit kader is bij wijziging van eis een bedrag gevorderd van € 17.164,13 aan advocaatkosten.[gedaagde 1]
Het verweer van [gedaagde 2] komt er voorts op neer dat in artikel 9 van de overeenkomst is voorzien in de situatie dat een van de aandeelhouders zijn aandelen aan de ander moet aanbieden. In artikel 9.3 is opgenomen hoe de prijs van de aandelen moet worden bepaald. Wanneer niet binnen 30 dagen een aanbieding is gedaan, moet tegen de nominale waarde worden afgerekend. Wanneer dat wel wordt gedaan, moet tegen fair market value worden afgerekend. De termijn van 30 dagen kan, ondanks hetgeen [eiser 2] heeft betoogd, wel in verband worden gebracht met de aanbiedingsplicht van artikel 8.5. Immers, in artikel 9.2 sub a staat artikel 8.5 als omstandigheid benoemd en artikel 9.3 sub a koppelt daaraan een termijn van 30 dagen. De termijn van 30 dagen is niet voor niets in de overeenkomst opgenomen als termijn waarbinnen een verzuim moet zijn hersteld, op straffe van het moeten leveren van de aandelen tegen nominale waarde. Niet valt in te zien waarom [gedaagde 2] met een beroep op de redelijkheid en billijkheid een kortere termijn zou moeten worden gegund. Dit klemt temeer omdat [gedaagde 2] op grond van artikel 7:904 BW de vernietiging zal vorderen van het bindend advies.
Tegen de vordering tot schorsing voert [gedaagde 2] het volgende verweer. De voorzieningenrechter is niet bevoegd om over deze vordering te oordelen. Dergelijke voorzieningen kunnen op grond van de artikelen 2:356 sub b en 2:355 BW enkel bij de Ondernemingskamer worden gevorderd. [eiser 2] heeft bovendien niet eens de normale weg van het uitschrijven van een aandeelhoudersvergadering etc. gevolgd. Hierdoor is het beginsel van hoor- en wederhoor geschonden en is de desbetreffende vordering in dit kort geding rauwelijks ingesteld. Tevens bestrijdt [gedaagde 2] dat er inhoudelijke gronden aanwezig zijn die een schorsing zouden rechtvaardigen. Zij heeft enkel gehandeld in het belang van de vennootschappen.
Tot slot bestrijdt [gedaagde 2] dat er in dit geding aanleiding is tot het uitspreken van een integrale kostenveroordeling.
4.De beoordeling
shoot-outbepaling en de wens van [eiser 2] om met Jobsrepublic verder te gaan – zal de ordemaatregel inhouden dat [gedaagde 2] (tijdelijk) als bestuurder wordt geschorst. De primaire schorsingsvordering (vordering 2) zal dan ook worden toegewezen, alsmede een gebod aan[gedaagde 1] en [gedaagde 2] om gedurende de schorsing geen bestuurshandelingen te verrichten. Voorshands wordt met het treffen van deze ordemaatregel de continuïteit van de onderneming het beste gewaarborgd. In dit kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, kan weliswaar niet worden vastgesteld of de concrete verwijten aan het adres van [gedaagde 2] (onder meer betrekking hebbend op de lease-auto’s, de WSBO-subsidie en het verrichten van een aantal overboekingen) terecht zijn, maar haar kan het algemene verwijt worden gemaakt dat het verrichten van deze handelingen het voorzienbare gevolg had dat het conflict tussen de bestuurders alleen maar groter werd en dat het belang van de onderneming hierdoor werd geschaad. Van [gedaagde 2] mocht worden verwacht dat zij hiervoor meer oog zou hebben.