Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2014 in de zaak tussen
[naam 1], te Amsterdam, eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
Op 2 mei 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, die een eenmanszaak exploiteert, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had op 21 januari 2013 een aanvraag ingediend voor een bedrijfsparkeervergunning, welke op 7 maart 2013 door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum was afgewezen. Het bestreden besluit, dat het bezwaar van de eiser ongegrond verklaarde, werd op 4 juni 2013 genomen. De rechtbank behandelde de zaak op 25 maart 2014.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de parkeervergunning terecht was, omdat het adres van de eiser buiten de vergunninggebieden viel en er sprake was van een bij het bedrijf behorende stallingsplaats. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen parkeerplaats had kunnen huren in de parkeergarage, maar dit deed niets af aan het feit dat er een stallingsplaats was die aan het bedrijf was verbonden. De rechtbank verwierp ook het beroep van de eiser op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door het bestuursorgaan die aan de eiser gerechtvaardigde verwachtingen konden geven.
Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat er geen bewijs was dat andere bedrijven in het verzamelpand onterecht een vergunning hadden gekregen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om geen vergunning te verlenen en dat er geen bijzondere hardheid was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.