ECLI:NL:RBAMS:2014:2411

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
C/13/531807 / HA ZA 12-1473
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J. Verhoeven-van de Poel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en verzwijging van strafrechtelijk verleden in relatie tot uitkering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Claassen, een vordering ingesteld tegen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. F.A.M. Knüppe. De zaak betreft een geschil over de uitkering van een verzekering, waarbij Delta Lloyd zich beroept op verzwijging van het strafrechtelijk verleden van eiser. Eiser heeft in zijn aanvraagformulier slechts één delict vermeld, terwijl hij ter zitting heeft verklaard dat hij meerdere delicten op zijn strafblad heeft staan. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om inzage te verschaffen in zijn strafrechtelijk verleden, maar eiser heeft hier niet aan voldaan. Delta Lloyd heeft gesteld dat zij de verzekering niet zou hebben gesloten als zij op de hoogte was geweest van de volledige strafrechtelijke achtergrond van eiser.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 5 maart 2014 geoordeeld dat het beroep van Delta Lloyd op verzwijging slaagt. Eiser heeft niet aangetoond dat de door hem erkende delicten buiten de relevante termijn van acht jaar vallen, zoals vastgelegd in artikel 7:928 lid 5 BW. De rechtbank concludeert dat Delta Lloyd, indien zij op de hoogte was geweest van de ware stand van zaken, de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben gesloten. Daarom heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.535,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/531807 / HA ZA 12-1473
Vonnis van 5 maart 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. N. Claassen te Rotterdam,
tegen
naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Delta Lloyd genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 juli 2013,
  • de akte uitlaten van 18 september 2013 met producties van [eiser],
  • de antwoordakte van 16 oktober 2013 met één productie van Delta Lloyd.
1.2.
Op 30 oktober 2010 is aan [eiser] akte niet-dienen verleend voor een door hem te nemen akte uitlaten productie. Bij akte uitlaten van 13 november 2013 heeft [eiser] de rechtbank verzocht de akte niet-dienen terug te draaien en hem toe te staan de bijgevoegde akte uitlaten van 30 oktober 2010 alsnog te mogen nemen. De rechtbank heeft dit verzoek bij rolbeslissing van 27 november 2013 afgewezen. De hiervoor genoemde akte uitlaten van 30 oktober 2010 behoort derhalve niet tot de processtukken en de rechtbank zal de inhoud daarvan niet bij haar beoordeling betrekken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere feiten

2.1.
Delta Lloyd heeft een overzicht overgelegd van het door haar gevoerde acceptatiebeleid. Daarop is het volgende vermeld, voor zover hier van belang:
“(…)Witte risico’s (acceptabel)
  • parkeerbonnen;
  • verkeersovertredingen, afgedaan met boete door de politie;
  • overtreding afgedaan met boete, berisping.
Grijze risico’s (schriftelijke aanvraag )

alles wat niet wit of zwart is;
Zwarte risico’s (direct afwijzen , geen aanvraagformulier ):
  • veroordelingen door rechter wegens misdrijf (straf en/of maatregel),alcoholdelict, brandstichting, diefstal, drugsdelict (drugshandel), geweldsdelict, heling, oplichting, verduistering, vernieling;
  • straf: geldboete, gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf;
  • maatregel: inname rijbewijs, ontzegging rijbevoegdheid, tbs;
  • ook voorwaardelijke veroordelingen: reeks overtredingen of zware veroordelingen, die bij de rechter zijn gebracht (onverzekerd rijden, rijden door rood licht, snelheidsovertreding etc.) (…)”

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij tussenvonnis van 24 juli 2013 heeft de rechtbank [eiser] - conform het daartoe ter zitting door hem gedane aanbod - in de gelegenheid gesteld bij akte inzage te verschaffen in zijn strafrechtelijk verleden (rechtsoverweging 4.7).
3.2.
[eiser] heeft de rechtbank bij akte van 18 september 2013 bericht dat hij de Justitiële Informatiedienst heeft verzocht om inzage in het systeem, maar dat dit verzoek is afgewezen. Hij heeft zich daarbij beroepen op een door hem overgelegde brief van 22 augustus 2013 van de Justitiële Informatiedienst. Voorts heeft [eiser] gepersisteerd in de juistheid van zijn mededelingen ten aanzien van zijn strafrechtelijk verleden bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst en zich - subsidiair - op het standpunt gesteld dat de schending van de mededelingsplicht een beroep op artikel 7:930 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet rechtvaardigt.
3.3.
Bij antwoordakte van 16 oktober 2013 heeft Delta Lloyd gesteld dat er - bij gebrek aan door [eiser] verstrekte inzage in zijn strafrechtelijk verleden - vanuit moet worden gegaan dat de door [eiser] ter zitting erkende strafbare feiten binnen de op het aanvraagformulier vermelde 8-jaarstermijn van artikel 7:928 lid 5 BW zijn gepleegd. Bovendien staat volgens Delta Lloyd tussen partijen vast dat [eiser] tegenover de expert van Interseco heeft verklaard - welke verklaring door [eiser] is ondertekend - dat hij zeven jaar eerder door de rechtbank te Rotterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden wegens mishandeling en wapenbezit. Volgens Delta Lloyd zou zij de verzekeringsovereenkomst niet hebben gesloten als zij van dit strafbare feit op de hoogte was geweest. Ter onderbouwing van haar stelling beroept Delta Lloyd zich op een uitdraai van het door haar gevoerde acceptatiebeleid.
3.4.
Ter beoordeling staat eerst het door Delta Lloyd gedane beroep op verzwijging door [eiser] van zijn strafrechtelijk verleden.
3.5.
Zoals in rechtsoverweging 4.7 van het tussenvonnis is overwogen, heeft Delta Lloyd in de onderhavige zaak expliciet naar het strafrechtelijk verleden van [eiser] gevraagd en is op het aanvraagformulier slechts één delict (diefstal/verduistering in 2001) vermeld, terwijl [eiser] ter zitting heeft verklaard dat hij ongeveer vijf delicten op zijn strafblad heeft staan (waaronder met name diefstallen, een paar mishandelingen en rijden onder invloed).
3.6.
Aan het verzoek van de rechtbank om inzage te verschaffen in zijn strafrechtelijk verleden, heeft [eiser] niet voldaan. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog dat dit niet mogelijk is omdat de Justitiële Informatiedienst niet aan het verzoek van zijn raadsman heeft voldaan om hem een uittreksel toe te zenden. Nog daargelaten dat uit de brief van 22 augustus 2013 van de Justitiële Informatiedienst niet volgt dat geen inzage wordt verschaft (in tegendeel, uit de brief volgt dat betrokkene een persoonlijk recht op inzage heeft), had [eiser] op andere wijze inzage in zijn stafrechtelijk verleden kunnen bieden, bijvoorbeeld door een kopie van zijn strafblad uit een oud strafdossier te overleggen of door simpelweg te stellen wanneer hij de door hem ter zitting erkende delicten heeft begaan. [eiser] heeft dit nagelaten en heeft uitsluitend gepersisteerd in de juistheid van de opgave van zijn strafrechtelijk verleden op het aanvraagformulier. Nu [eiser] echter niet expliciet is teruggekomen op de ter zitting gedane erkentenis en evenmin heeft gesteld dat de erkende delicten buiten de 8-jaarsperiode van artikel 7:928 lid 5 BW zijn gepleegd, houdt de rechtbank het ervoor dat deze delicten binnen deze periode hebben plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor de door Delta Lloyd gestelde gevangenisstraf van 9 maanden van de rechtbank Rotterdam, die [eiser] tegenover de deskundige heeft verklaard opgelegd te hebben gekregen. Weliswaar heeft de raadsman van [eiser] ter zitting aangegeven dat [eiser] nooit voor wapenbezit is veroordeeld, maar nu hiertegen anderszins geen verweer is gevoerd en [eiser] ter zitting heeft verklaard een paar mishandelingen te hebben gepleegd, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat onder de vijf door [eiser] erkende delicten een gevangenisstraf van 9 maanden wegens mishandeling valt.
3.7.
Het voorgaande betekent dat het beroep van Delta Lloyd op verzwijging in de zin van artikel 7:928 BW slaagt.
3.8.
Dient vervolgens beoordeeld te worden of Delta Lloyd bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten, zoals Delta Lloyd stelt.
3.9.
[eiser] heeft het door Delta Lloyd gestelde acceptatiebeleid niet betwist. Nu tussen partijen vaststaat dat [eiser] binnen een periode van acht jaar voorafgaand aan de aanvang van de verzekeringsovereenkomst meerdere delicten heeft begaan, hij in ieder geval door de rechter veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 9 maanden en dit volgens het acceptatiebeleid aanleiding is om de aanvraag direct af te wijzen, slaagt de stelling van Delta Lloyd dat zij de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben gesloten indien zij hiervan op de hoogte was geweest.
3.10.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep van Delta Lloyd op verzwijging door [eiser] van zijn strafrechtelijk verleden slaagt en dat [eiser] ex artikel 7:930 lid 4 BW geen uitkering toekomt. De vorderingen van [eiser] (inclusief de verwijdering van de registratie en van de mededeling als genoemd onder 3.1. onder IV en V) zullen derhalve worden afgewezen.
3.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat
960,00(2,5 punt × tarief € 384,00)
Totaal € 1.535,00
3.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 1.535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Verhoeven- van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: