ECLI:NL:RBAMS:2014:267

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
C/13/557387 / KG ZA 14-45
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing blokkade rekening-courant door franchisegever tegen ING Bank

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [de franchisegever], de onmiddellijke opheffing van de blokkade op de rekening-courantfaciliteit door ING Bank N.V. De voorzieningenrechter heeft op 20 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de franchisegever stelde dat de blokkade onrechtmatig was en in strijd met de zorgplicht van de bank. De franchisegever had in 2010 een kredietovereenkomst met ING afgesloten, maar door tegenvallende resultaten en marktomstandigheden was de kredietrelatie onder druk komen te staan. ING had de kredietlimiet verlaagd en een blokkade ingesteld, wat leidde tot de vordering van de franchisegever om deze blokkade op te heffen.

Tijdens de zitting op 15 januari 2014 werd duidelijk dat de franchisegever een spoedeisend belang had bij de opheffing van de blokkade, aangezien dit essentieel was voor de continuïteit van de onderneming. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat ING in beginsel de bevoegdheid had om de rekening-courantfaciliteit te blokkeren, zoals vastgelegd in de kredietovereenkomst. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen, omdat de franchisegever niet had aangetoond dat ING onrechtmatig had gehandeld of dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de franchisegever voldoende waren gewaarborgd door de huidige kredietlimiet van € 3,3 miljoen, die door ING was vastgesteld. De vordering van de franchisegever werd afgewezen, en zij werd hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de zorgplicht van banken en de noodzaak voor kredietnemers om hun financiële situatie goed te beheren en tijdig in overleg te treden met hun kredietverstrekker.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/557387 / KG ZA 14-45 MvW/MB
Vonnis in kort geding van 20 januari 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te Beuningen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te Beuningen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3],
gevestigd te Beuningen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4],
gevestigd te Beuningen,
eiseressen bij dagvaarding op verkorte termijn van 13 januari 2014,
advocaat mr. C.R. Zijderveld te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Netten te Amsterdam.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 15 januari 2014 hebben eiseressen, hierna gezamenlijk [de franchisegever], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna ING, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden. Anders dan ter zitting aangekondigd is het hierna volgende geen verkort of kopstaart vonnis, maar bevat dit vonnis tevens de uitwerking.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van [de franchisegever]: [persoon 1], financieel directeur (hierna: [persoon 1]), [persoon 2], bestuurder, en mr. Zijderveld;
aan de zijde van ING: [persoon 3] (hierna: [persoon 3]) en [persoon 4] van de afdeling intensief beheer, mr. [persoon 5], bedrijfsjurist, mr. Netten en zijn kantoorgenoot mr. D.H. de Leeuw.

2.De feiten

2.1.
[de franchisegever] is bekend van het ‘[X]’ concept: winkels waarin groot brood, broodjes, snacks, maar ook frisdranken en warme dranken worden verkocht. Het ‘[X]’ concept wordt hoofdzakelijk op basis van franchisegeving aangeboden. [de franchisegever] is franchisegever en de winkels worden door franchisenemers geëxploiteerd. Daarnaast is er een eigen fabriek waarin de deegproducten voor de ‘[X]’ winkels en externe afnemers worden gefabriceerd.
2.2.
[de franchisegever] heeft ongeveer 125 man (m/v) personeel in dienst en de franchisenemers gezamenlijk zo’n 2000 werknemers.
2.3.
In het kader van een algehele herfinanciering van [de franchisegever] heeft ING in 2010 een nieuwe financiering verstrekt, op basis van een kredietovereenkomst van
7 mei 2010 (hierna: de Kredietovereenkomst). De Kredietovereenkomst heeft een looptijd tot en met 30 juni 2015. De financiering bestaat uit € 19 miljoen langlopende leningen, met een jaarlijkse aflossingsverplichting van € 3 miljoen per jaar alsmede eind 2015 een eenmalige betaling van € 4,5 miljoen, een rekening- courant faciliteit van € 6 miljoen en een garantiefaciliteit van € 3 miljoen.
Ten aanzien van de rekening-courant faciliteit is in de Kredietovereenkomst vermeld:

Looptijd: Onbepaalde tijd, door beide partijen dagelijks opzegbaar”.
2.4.
Op de Kredietovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden van de Bank. Artikel 2 daarvan luidt voor zover hier van belang als volgt:

Zorgplicht bank en cliënt
2.1
De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt. Geen van de bepalingen van deze algemene bankvoorwaarden of van de door de bank gebruikte bijzondere voorwaarden kan aan dit beginsel afbreuk doen.
2.2
De cliënt neemt jegens de bank de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de bank. (…)”.
2.5.
In artikel 11 van de eveneens op de Kredietovereenkomst van toepassing zijnde Algemene Bepalingen van Kredietverlening is bepaald dat de kredietfaciliteit (voor het einde van de looptijd) eindigt en de verschuldigde bedragen ineens opeisbaar zijn, zonder ingebrekestelling, indien de kredietnemer een of meer verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk, nakomt. Artikel 19 van deze Algemene Bepalingen luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Beëindiging en wijziging
Het Krediet in rekening-courant kan te allen tijde zowel mondeling als schriftelijk door de Kredietnemer en de Bank worden beëindigd of met door de Bank te bepalen bedragen worden verlaagd.”
2.6.
In de zomer van 2010 is [de franchisegever] geconfronteerd met tegenvallende resultaten en marktomstandigheden. Aandeelhoudster van [de franchisegever], [Y], heeft toen € 4 miljoen geïnvesteerd in [de franchisegever].
2.7.
In de jaren 2010 tot en met 2013 heeft het management van [de franchisegever] ieder kwartaal overleg gehad met ING over de financiële resultaten, de gevoerde strategie en de vooruitzichten. Aan het begin van ieder jaar zijn financiële convenanten tussen ING en [de franchisegever] vastgelegd in amendementen op de Kredietovereenkomst.
2.8.
In een e-mail van [de franchisegever] ([persoon 1]) aan ING van 17 april 2013 staat onder meer:

Uit ons gesprek van 5 april jl. heb ik begrepen dat het voorstel van ING voor 2013 als volgt is:
• Maximale schuld ultimo 2013: 12,5 mln
(…)
• Tijdelijke reductie op de RC voor 2013:
○ 0,5 mln per direct
○ 0,5 mln eind juli (totaal derhalve 1,0 mln voor alleen 2013)
2.9.
Voor 2013 is de kredietlimiet van de rekening-courant verlaagd van
€ 6 miljoen tot € 5 miljoen. In het derde amendement bij de Kredietovereenkomst, dat dateert van 23 mei 2013, is daaromtrent het volgende bepaald:

Kredietlimiet€ 5.500.000,- tot en met 31 juli 2013, daarna € 5.000.000,-.
En onder de kop “Aanzuivering”:

Per de Effectieve Datum zal de Krediet Limiet van de Rekening Courant Faciliteit zijn verlaagd van EUR 6.000.000,00 naar EUR 5.500.000,00 en naar
EUR 5.000.000 per 31 juli 2013. De Kredietnemer zal ervoor zorgdragen dat binnen 14 dagen na ondertekening van dit Derde Amendement, voor zover nodig, debetsaldi op de rekeningen zodanig worden aangezuiverd dat het rekening-courant saldo de verlaagde Krediet Limiet niet overschrijdt.”
2.10.
In september 2013 heeft ING de kredietrelatie van [de franchisegever] ondergebracht bij de afdeling ‘intensief beheer’. In diezelfde periode is verzekeraar Atradius gestopt met het verzekeren van het kredietrisico van [de franchisegever] voor leveranciers ten aanzien van nieuwe leveringen.
2.11.
Op 30 oktober 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen ING en [de franchisegever] over een mogelijke verkoop van de imiddels (in 2012) in [eiser 1] van de franchiseonderneming afgesplitste deegfabriek.
2.12.
In november 2013 heeft een e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden, waarin ING onder meer aan [de franchisegever] heeft meegedeeld in de eerste week van december het budget voor 2014 te willen ontvangen. [de franchisegever] heeft op
5 december 2013 aan dit verzoek voldaan.
2.13.
Bij e-mail van 5 december 2013 heeft ING ([persoon 3]) onder meer het volgende aan [persoon 1] geschreven:

Op basis van jullie liquiditeitsplanning constateren wij dat er in 2014 een liquiditeitstekort gaat ontstaan en dat de totale schuld halverwege 2014 niet is gedaald tov het huidige niveau. (…) Wij zouden dan ook graag op 11 december 2013 van jullie een voorstel willen ontvangen (…)
Aangezien jullie meerderheidsaandeelhouder [Y] (…) ons te kennen heeft gegeven dat zij geen additionele funding ter beschikking willen gaan stellen, en in samenhang met jullie verwachtingen voor 2014 betekent dit dat jullie liquiditeit in 2014 gaat vastlopen. Om te voorkomen dat de RCK(Rekening Courant Krediet, vzr.)
verder gaat oplopen en ten einde onze positie te beschermen hebben wij besloten om per ommegaande een blokkade in te voeren op de per vandaag beschikbare ruimte op de rekening courant tot nader order. Dat betekent dat betalingen alleen in overleg en na onze toestemming uitgevoerd kunnen worden.”
Per e-mail van diezelfde dag aan [persoon 3] heeft [persoon 1] tegen de blokkade geprotesteerd en verzocht deze per omgaande weer ongedaan te maken.
2.14.
Op 11 december 2011 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. In een door [de franchisegever] opgesteld verslag van die bespreking is het volgende vermeld:

[voornaam 1]([persoon 3]. vzr.)
geeft aan dat zij van mening is dat er volgend jaar sprake is van een liquiditeitstekort en daar graag over van gedachten wisselt.
[voornaam 2]([persoon 1], vzr.)
geeft aan dat dit naar zijn mening niet het geval is. Zoals gezegd was eind 2010 al bekend dat de aflossingsverplichtingen de komende jaren voor een deel uit de RC betaald moesten gaan worden. Daarom is bij de afspraken voor 2013 steeds ook gesproken over een tijdelijke verlaging van de RC naar 5 mln (…). De tijdelijke verlaging van 2013 was vooral ingegeven om te voorkomen dat [de franchisegever] teveel winkels zou terugnemen. Met de afgesproken RC-faciliteit van
€ 6 mln is er op basis van het budget er in 2014 geen sprake van een liquiditeitstekort.
Van de kant van de ING wordt aangegeven dat zij niet overtuigd zijn dat de verlaging van de RC tijdelijk is geweest. Naar de mening van de ING is er in 2013 wel een liquiditeitstekort. Belangrijker is dat de ING af wil van de jaarafspraken en toe wil naar een meerjarenafspraak (…). Het is zeker niet de bedoeling om [de franchisegever] Food Groep om te trekken of het mes op de keel te zetten.
Op basis van de liquiditeitsplanning zou een RC-faciliteit van € 5 mln tot eind maart toereikend moeten zijn.
Afgesproken wordt om de huidige situatie tot eind maart 2014 te continueren en op 18 februari 2014 (…) verder te praten. (…).”
Dit verslag is op 17 december 2013 aan ING gezonden.
2.15.
Bij brief van 18 december 2013 heeft ING onder meer het volgende aan [de franchisegever] bericht:

Op donderdag 5 december jl. ontvingen wij het budget voor 2014. Hieruit werd duidelijk dat er in 2014 een fors liquiditeitstekort wordt verwacht evenals een potentiele breach van de leverage ratio in 4Q13 en 1Q14. Er werd geen toelichting gegeven hoe dit tekort zou worden overbrugd noch hoe deze potentiele breaches gerepareerd zouden worden. Wij hebben diezelfde dag u bericht dat wij op basis hiervan een blokkade hebben ingevoerd op de rekening courant e.e.a. in afwachting van het gesprek van 11 december. (…) In het gesprek van 11 december hebben wij onvoldoende comfort gekregen op welke wijze de potentiele breaches en het liquiditeitstekort ingevuld zullen gaan worden. Dat betekent dat wij op dit moment niet bereid zijn de blokkade op het krediet in rekening courant op te heffen. (…) Er zal volgens ons eerst helderheid en overeenstemming moeten zijn over de weg voorwaarts. (…)
Daarnaast beseffen wij dat er in de aanloop naar herfinanciering betalingen uitgevoerd moeten gaan worden w.o. op korte termijn salarissen. Wij zijn bereid ons daarin constructief op te stellen, echter wij verwachten dat de aandeelhouder van de onderneming ook haar verantwoordelijkheid neemt en reeds op dit moment haar commitment toont.”
2.16.
Bij brief van 20 december 2013 heeft [de franchisegever] aan ING onder meer verzocht de kredietlimiet terug te brengen op € 5 miljoen, vooruitlopend op een gesprek om deze weer te verhogen naar € 6 miljoen.
2.17.
Per 9 januari 2014 is de blokkade van de rekening-courant geëffectueerd.
2.18.
Bij brief van 10 januari 2014 heeft ING (in reactie op een brief van [de franchisegever] van 9 januari 2014) meegedeeld bereid te zijn tot opheffing van de blokkade, op een aantal voorwaarden, onder meer dat de aandeelhouder van [de franchisegever] een garantie van € 1,25 miljoen zou verstrekken ten aanzien van het krediet op de rekening-courant.
2.19.
Bij brief van 14 januari 2013 heeft ING aan [de franchisegever] meegedeeld haar alsnog ruimte op de rekening-courant te gunnen, waarbij zij de limiet tot nader order heeft vastgesteld op € 3,3 miljoen en haar en haar aandeelhouder uitgenodigd voor verdere besprekingen.
2.20.
Volgens prognoses van [de franchisegever] zal zij de kredietlimiet van € 5 miljoen in 2014 gedurende enige tijd overschrijden. In een eerdere prognose zou dat al in week 14 van 2014 het geval zijn geweest.

3.Het geschil

3.1.
[de franchisegever] vordert – samengevat – (I) dat ING wordt bevolen de blokkade op de rekening-courantfaciliteit onmiddellijk op te heffen zodanig dat [de franchisegever] weer kan beschikken over een kredietlimiet van € 6 miljoen, althans € 5 miljoen, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, op straffe van dwangsommen voor zover dat bevel niet wordt nagekomen; (II) dat ING, eveneens op straffe van dwangsommen, wordt verboden voor een termijn van zes maanden om de rekening-courantfaciliteit opnieuw te blokkeren, te beperken of op te zeggen anders dan na schriftelijke toestemming van de voorzieningenrechter of de kredietnemers; tenslotte vordert [de franchisegever] veroordeling van ING in de proceskosten. Als grondslag van haar vordering heeft [de franchisegever], heel kort samengevat, gesteld dat ING onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, in strijd met haar bijzondere zorgplicht (en in het bijzonder met eisen van subsidiariteit en proportionaliteit), de redelijkheid en billijkheid en met (de aard van) de afspraken en de door ING gewekte verwachtingen. [de franchisegever] deelt daarbij het oordeel over dreigende liquiditeitstekorten in 2014 en over een verzwaard risico van ING niet.
Een kredietlimiet van € 3,3 is onvoldoende om aan de belangen van [de franchisegever]
(en haar franchisenemers en personeel) tegemoet te komen.
3.2.
ING voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop staat dat [de franchisegever] bij de gevraagde voorzieningen een voldoende spoedeisend belang heeft. Aannemelijk is dat het voor de continuïteit van de onderneming essentieel is om te kunnen beschikken over een rekening-courant met een zo ruim mogelijke kredietlimiet. Weliswaar zijn de gevraagde voorzieningen in het licht van de onder 2.19 genoemde brief van ING inmiddels wellicht minder acuut aan de orde dan ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, maar ook bij het gevorderde onder I heeft [de franchisegever], anders dan ING heeft betoogd, nog steeds een spoedeisend belang, gelegen in haar bedrijfsbelang.
4.2.
Partijen hebben een kredietrelatie op basis van een herfinanciering sinds mei 2010. Vrijwel vanaf het begin van deze relatie hebben partijen ieder kwartaal met elkaar overlegd over de financiële omstandigheden van de onderneming, en worden jaarlijks aanvullende dan wel van de Kredietovereenkomst afwijkende afspraken gemaakt. Niet in geschil is dat de achtergrond daarvan is dat [de franchisegever] in de zomer van 2010 werd geconfronteerd met tegenvallende marktomstandigheden en resultaten, waardoor niet onverkort aan de aanvankelijke afspraken kon worden voldaan.
4.3.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat ING in beginsel de bevoegdheid heeft om de rekening-courantfaciliteit tussentijds op te zeggen of de kredietlimiet te verlagen. Dit is vastgelegd in de Kredietovereenkomst zelf (“dagelijks opzegbaar” 2.3) en in artikel 19 van de Algemene Bepalingen Kredietverlening (weergegeven bij 2.5). Voorts heeft [de franchisegever] de stelling van ING niet betwist dat partijen deze opzegmogelijkheid bij het aangaan van de Kredietovereenkomst ook uitdrukkelijk zijn overeengekomen, nu [de franchisegever] heeft gekozen voor een ‘uncommitted facility’, terwijl partijen ook een ‘committed facility’ hadden kunnen afspreken, met verdergaande verplichtingen voor ING. Aangezien ING daarbij meer risico zou lopen zou [de franchisegever] daarvoor een ‘commitment fee’ hebben moeten betalen.
[de franchisegever] heeft echter uitdrukkelijk niet voor die variant gekozen.
Uitgangspunt is dus dat beëindiging van de rekening-courant faciliteit of de verlaging van de kredietlimiet door ING in beginsel mogelijk is.
4.4.
Het voorgaande neemt niet weg dat opzegging of beperking van de rekening-courantfaciliteit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de wederzijdse belangen van de betrokkenen (en de door een bank in acht te nemen zorgplicht als bedoeld in 2.4) onaanvaardbaar zou kunnen zijn, en/of dat de kredietverstrekker onder omstandigheden misbruik van deze bevoegdheid kan maken. Anders dan ING heeft betoogd kan dat ook aan de orde zijn als de handelwijze van de kredietverstrekker strijdig is met eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4.5.
Voorts dient tot uitgangspunt bij de beoordeling van deze zaak dat de feitelijke situatie thans aldus is, dat ING tot nader order de blokkade van de rekening-courantfaciliteit heeft ingetrokken, waarbij zij de kredietlimiet heeft gesteld op 3,3 miljoen, zoals zij ook heeft meegedeeld in haar brief van 14 januari 2014, weergegeven bij 2.19.
4.6.
[de franchisegever] heeft betoogd dat ING, ondanks het onder 4.3 genoemde uitgangspunt, gehouden is de kredietlimiet voor 2014 weer op € 6 miljoen te stellen, omdat was afgesproken dat de verlaging van de limiet voor 2013 slechts tijdelijk zou zijn, waarna de aanvankelijke limiet van 6 miljoen zou herleven. Daarnaast zou ING in de bespreking van 11 december 2013 hebben toegezegd de kredietlimiet in elk geval tot eind maart 2014 weer op te trekken tot 5 miljoen, onder intrekking van de blokkade. [de franchisegever] heeft zich daarbij onder meer beroepen op het derde amendement bij de Kredietovereenkomst (2.9) in combinatie met de onder 2.8 genoemde e-mail.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [de franchisegever] deze stellingen tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door ING niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar is in het amendement voor 2013 vermeld dat de afbouw tot 5 miljoen geldt voor 2013 en heeft [de franchisegever] in de e-mail van 17 april 2013 vermeld dat deze verlaging ‘tijdelijk’ is, maar dat leidt niet tot de conclusie dat daarmee is overeengekomen dat de limiet voor 2014 weer tot € 6 miljoen zou worden opgehoogd. In het licht van voornoemde bepalingen en de frequente gesprekken tussen partijen, die, naar niet in geschil is als achtergrond hadden de al sinds 2010 tegenvallende marktomstandigheden en resultaten, is immers eveneens denkbaar dat de kredietlimiet in 2014 gelijk zou blijven of verder zou worden verlaagd. Ook in dat geval is de vaststelling van de limiet op € 5 miljoen in 2013 ‘tijdelijk’.
In geen van de overeenkomsten of correspondentie is te vinden dat de limiet in 2014 weer zou worden opgehoogd tot € 6 miljoen.
4.8.
Ook de stelling van [de franchisegever] dat ING tijdens het overleg van
11 december 2013 heeft toegezegd de blokkade tot eind maart 2014 op te schorten met herleving van de limiet tot € 5 miljoen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Ook in het door haarzelf opgestelde en op 17 december 2013 aan ING toegezonden verslag van die bespreking (2.14) is een harde toezegging op dit punt daarin niet terug te vinden. De vermelding in dat verslag dat een RC-faciliteit van € 5 mln op basis van de liquiditeitsplanning tot eind maart toereikend zou moeten zijn en afgesproken zou zijn om ‘de huidige situatie tot eind maart 2014 te continueren’ is daartoe onvoldoende. Daar komt bij dat ING de juistheid van de weergave van de bespreking in het verslag van [de franchisegever] heeft betwist en in haar brief van
18 december 2013 (2.15) heeft meegedeeld (toen) niet tot opheffing van de blokkade bereid te zijn (geweest) omdat tijdens de bespreking van 11 december 2013 te weinig aan de wensen van ING tegemoet was gekomen.
4.9.
[de franchisegever] heeft voorts betoogd dat ING geen redelijke grond heeft voor een blokkade van de rekening-courant of de verlaging van de limiet, aangezien [de franchisegever] zich steeds heeft gehouden aan de gemaakte afspraken, de totale schuldenlast van [de franchisegever] jegens ING per jaar afneemt volgens plan,
ING uitgaat van een te ongunstige prognose voor 2014 en ING geen zwaardere risico’s loopt ten opzichte van eerdere jaren. Ook zou de handelwijze van ING in strijd zijn met het gewekte vertrouwen dat de rekening-courantfaciliteit onverkort zou worden voortgezet.
4.10.
Voor wat betreft de nakoming van de verplichtingen uit de Kredietovereenkomst heeft [de franchisegever] op zichzelf niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat zij niet (geheel) aan de daarin gestelde voorwaarden ten aanzien van de ‘Debt Cover ratio’ en ‘Senior Net Leverage ratio’ (zoals gedefinieerd in bijlage 2 bij de Kredietovereenkomst, vzr.) voldoet. Daarnaast heeft zij erkend dat de liquiditeitsprognose zodanig is dat de kredietlimiet van € 5 miljoen in 2014 overschreden zal worden, zij het dat dit tijdelijk is en in de huidige prognose in een later stadium zal gebeuren dan in de aanvankelijke. In voornoemde omstandigheden valt niet in te zien dat ING verplicht zou de kredietlimiet voor 2014 te stellen op € 5 of € 6 miljoen, zonder dat daar iets tegenover zou staan, bijvoorbeeld in de vorm van de door haar in de brief van 14 januari 2014 verlangde garantie van de aandeelhouder. Dat het verstrekken van een dergelijke garantie niet in de macht van [de franchisegever] ligt, doet daar niet aan af.
4.11.
De conclusie luidt dat niet kan worden gezegd dat de handelwijze van ING naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, noch dat ING door te weigeren de limiet weer op te trekken naar (tenminste) € 5 miljoen, zonder dat daar aanvullende zekerheid tegenover staat, misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt, of anderszins in strijd heeft gehandeld met door haar gedane toezeggingen of met de voor haar geldende zorgplicht. In aanmerking wordt genomen dat ING de algehele blokkade thans tot nader order heeft opgeheven, met vaststelling van de huidige kredietlimiet op 3,3 miljoen. Voorts heeft ING desgevraagd aan [de franchisegever] meegedeeld dat de enkele omstandigheid dat zij de onderhavige procedure heeft aangespannen weliswaar de relatie tussen partijen niet in positieve zin heeft beïnvloed, maar evenmin heeft geleid tot een definitieve vertrouwensbreuk, zodat, ook in de visie van ING, mogelijk in onderling overleg alsnog een oplossing kan worden gevonden voor de gerezen problemen, met voortzetting van de kredietfaciliteit. Aan de belangen van [de franchisegever] (alsmede haar franchisenemers en personeel) wordt aldus voldoende tegemoet gekomen.
Van een disproportionele maatregel is tegen deze achtergrond evenmin sprake.
Ook voor het opleggen van een verbod aan ING om de rekening-courantfaciliteit opnieuw te blokkeren of te beperken bestaat in de gegeven omstandigheden dan ook geen grond.
4.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd, met (hoofdelijke) veroordeling van [de franchisegever] in de proceskosten.
Gezien deze uitkomst behoeven de overige weren van ING geen nadere bespreking.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt [de franchisegever] (hoofdelijk) in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van ING begroot op:
– € 77,52 € 77,52 aan explootkosten,
– € 77,52 € 608,- aan griffierecht en
– € 77,52 € 816,- aan salaris advocaat;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MB