In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen en een alcoholslotprogramma opgelegd na een aanhouding voor rijden onder invloed. De eiser betwistte de geldigheid van deze besluiten en voerde aan dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Hij stelde dat iemand anders zijn identiteit had misbruikt tijdens de aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie Rotterdam-Rijnmond onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de identiteit van de bestuurder op de datum van de aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde bewijsstukken, waaronder een proces-verbaal van de politie Amsterdam-Amstelland, voldoende aanleiding gaven om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van de verweerder lag om nader onderzoek te doen naar de identiteit van de bestuurder, wat niet is gebeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.