ECLI:NL:RBAMS:2014:3033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
AWB-14_281
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en oplegging alcoholslotprogramma na vermoedelijke persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen en een alcoholslotprogramma opgelegd na een aanhouding voor rijden onder invloed. De eiser betwistte de geldigheid van deze besluiten en voerde aan dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Hij stelde dat iemand anders zijn identiteit had misbruikt tijdens de aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie Rotterdam-Rijnmond onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de identiteit van de bestuurder op de datum van de aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde bewijsstukken, waaronder een proces-verbaal van de politie Amsterdam-Amstelland, voldoende aanleiding gaven om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van de verweerder lag om nader onderzoek te doen naar de identiteit van de bestuurder, wat niet is gebeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/281

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2014 in de zaak tussen

[naam 1], te Amsterdam, eiser

(gemachtigde mr. S. Akkas),
en
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde M.M. van Dongen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers rijbewijs ongeldig verklaard en een alcoholslotprogramma (asp) opgelegd.
Bij besluit van 16 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2014. Eiser en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
Op 25 juli 2013 heeft de politie Rotterdam-Rijnmond mededeling gedaan aan verweerder dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van een categorie AM B motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven. Bij eiser is op 30 juni 2013 als beginnend bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd van 465 ug/l. Bij besluit van 8 augustus 2013 is eisers rijbewijs ongeldig verklaard en aan hem een asp opgelegd. Eisers bezwaar tegen deze beslissing is bij besluit van 16 december 2013 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft eiser beroep ingesteld.
2.
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn rijbewijs ongeldig heeft verklaard en dat ten onrechte een asp is opgelegd. Eiser stelt dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Er reed iemand anders in de auto en diegene heeft zijn identiteitsgegevens misbruikt. Er is reeds eerder gebruik gemaakt van eisers identiteitsgegevens bij een aanhouding van een persoon die onder invloed van alcohol reed. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling een proces-verbaal van de politie Amsterdam-Amstelland van 4 juni 2013 overgelegd, waaruit blijkt dat op 3 juni 2013 een persoon genaamd [naam 4] [naam 3] ([naam 3]) is aangehouden wegens rijden onder invloed van alcohol. Uit het proces-verbaal blijkt dat [naam 3] zich bij de aanhouding heeft uitgegeven voor eiser. De auto waarin [naam 3] reed was dezelfde auto als waarmee de onderhavige overtreding is begaan. Verder heeft eiser in de bezwaarfase een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 februari 2013 overgelegd, waaruit volgens eiser volgt dat hij is vrijgesproken van het plegen van winkeldiefstal, nu ook in dat geval sprake was van een persoonsverwisseling. Het had op de weg van verweerder en de politie gelegen om nader onderzoek te doen. Eiser lijdt grote schade door de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en oplegging van het asp.
3.
Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar (aanvullende) informatie opgevraagd bij de politie Rotterdam-Rijnmond. Hieruit volgt dat de verbalisanten eisers identiteit hebben vastgesteld aan de hand van politiefoto’s. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verbalisanten eisers identiteit hiermee genoegzaam hebben vastgesteld en gecontroleerd. Dat dit niet is gebeurd aan de hand van een rijbewijs of identiteitskaart kan daaraan niet afdoen. De verbalisanten moeten vanuit hun professie in staat worden geacht om eiser te identificeren/herkennen aan de hand van politiefoto’s. Dat op 3 juni 2013 eisers identiteit is gebruikt door iemand anders sluit niet uit dat eiser degene was die op 30 juni 2013 heeft gereden in de auto. Dat de overtredingen in dezelfde auto zijn begaan en dat deze auto niet van eiser is, is geen bewijs voor de omstandigheid dat eiser niet degene was die op 30 juni 2013 is aangehouden. Dat eiser is vrijgesproken van winkeldiefstal door het Gerechtshof Amsterdam bij uitspraak van 13 februari 2013 bewijst dat evenmin. Eiser is bovendien niet naar de politie gegaan om te verklaren dat ze niet hem maar iemand anders hebben aangehouden en dat diegene zijn identiteit heeft gebruikt.
4.1
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder andere de uitspraak van 20 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ1897) dat in beginsel van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal uit dient te worden gegaan, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het door eiser overgelegde proces-verbaal van 4 juni 2013 van de politie Amsterdam-Amstelland voldoende aanleiding vormt om te twijfelen aan de juistheid van het door de politie Rotterdam-Rijnmond opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2013. Op grond van het proces-verbaal van 4 juni 2013 staat vast dat een derde persoon, [naam 3], enkele weken voor de aanhouding die heeft geleid tot de beslissing in de onderhavige zaak bij eveneens een aanhouding wegens rijden onder invloed gebruik heeft gemaakt van eisers identiteit. Bij de aanhoudingen op 3 en 30 juni 2013 was bovendien dezelfde auto betrokken, waarvan eiser niet de eigenaar is, maar de heer [naam 5]. Eiser stelt deze persoon niet te kennen. Naar aanleiding van het incident op 3 juni 2013 heeft, anders dan in deze zaak, wel nader onderzoek door de politie plaatsgevonden naar de identiteit van de aangehouden persoon en is bekend geworden dat eisers identiteit is misbruikt door [naam 3]. Eiser heeft deze informatie reeds in de bezwaarfase overgelegd en deze informatie had voor verweerder voldoende aanleiding moeten zijn om nader onderzoek te doen naar de juistheid van het proces-verbaal van 30 juni 2013. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de identiteit van de bestuurder van de auto op 30 juni 2013 slechts aan de hand van een politiefoto uit 2009 is vastgesteld. Bovendien betreft het ongeldig verklaren van het rijbewijs en het opleggen van een asp belastend besluit waarbij het op de weg van verweerder ligt om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Het opvragen van de voor de identificatie gebruikte politiefoto acht de rechtbank onvoldoende, nu op basis daarvan niet vastgesteld kan worden of de persoon die op 30 juni 2013 de auto bestuurde daadwerkelijk eiser was. Dat eiser, zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven, geen verklaring heeft afgelegd over waar hij zich de desbetreffende dag bevond, doet aan het voorgaande niet af. Immers heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat er reden bestond om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal. Het lag vervolgens op de weg van verweerder om nader onderzoek te doen. Uit het voorgaande volgt dat verweerder ten onrechte zonder nader onderzoek te doen eisers rijbewijs ongeldig heeft verklaard en een asp aan hem heeft opgelegd.
5.
De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Zij ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder ter zitting desgevraagd heeft aangegeven geen mogelijkheden te zien voor nader onderzoek naar de juistheid van het proces-verbaal. Nu een nader onderzoek gelet op de uitlatingen van verweerder niet mogelijk is, en er onvoldoende aanleiding bestaat om uit te gaan van de juistheid van het proces-verbaal van 30 juni 2013, herroept de rechtbank het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart draagt zij verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,-- aan eiser te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht tot een bedrag van € 974,--, te betalen aan eiser (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1).
7.
Nu de rechtbank de primaire beslissing herroept, ziet zij tevens aanleiding te bepalen dat verweerder de kosten van eiser in de bezwaarfase dient te vergoeden. Ten aanzien van de verleende rechtsbijstand dient verweerder een bedrag van € 974,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1) te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,-- ( zegge: honderdzestig euro) aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 1948,-- (zegge: duizendnegenhonderdachtenveertig euro) te betalen aan eiser;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Singeling, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Jong, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2014.
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
Coll: WGS
D: B
SB