Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 december 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2014, en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
16.Bijzondere uitsluitingen
28.Bijzondere uitsluitingen
29.Omvang van de dekking
Deze eenmalige uitkering wordt gedaan naast de maandelijkse voorschotten die op grond van de rubriek Arbeidsongeschiktheid worden betaald.
Ik zag toen dat [naam 1]de kantine uitliep en ik ben achter hem aangegaan. Die vuurwerkbom zag er namelijk nog al erg groot uit, dus ik dacht wegwezen!(…)
We zaten vanaf een uur of 17.00 die middag aan een biertje. Ik kan dus zeggen dat er pittig gedronken is die avond.
Ik zag dat het een rotje met een lange lont was. Ik had zo een vuurwerk nog nooit eerder gezien.(…)
Hoe het precies gegaan is met het vuurwerk dat weet ik niet, de drank was op dat moment wat in het spel bij mijn collega’s.(…)
Ik zag dat [eiser] voorover onder tafel zat te kloten.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het bewustheidsvereiste wordt in artikel 7.17.2.9[thans: 7:952 BW, Rechtbank]
niet gesteld, zodat in dat opzicht niet vereist is dat de verzekerde in subjectieve zin een verwijt kan worden gemaakt. Daarover wil ik wel opmerken dat dit verwijt dan alleen betrekking heeft op de vraag of de verzekerde wetenschap heeft gehad van de risico’s van zijn handelen. Bij onbewuste roekeloosheid ontbreekt deze wetenschap maar behoeft het handelen daarom niet minder verwijtbaar te zijn, omdat hij zich wel bewust had behoren te zijn van de risico’s van zijn handelen.”Dat wil zeggen dat
onbewuste roekeloosheid geobjectiveerde roekeloosheid is: voldoende is dat de betrokkene zich bewust
had moeten zijnvan de risico’s van zijn handelen. De rechtbank volgt Jubilee niet in haar betoog dat ook het begrip “bewust en roekeloos” (als synoniem voor “merkelijke schuld”) geobjectiveerd uitgelegd moet worden, want dan zou het woord “bewust” betekenisloos zijn. Het voorgaande leidt ertoe dat van dekking is uitgesloten schade die het gevolg is van het handelen van verzekerde waarbij hij zich bewust was van het aanmerkelijke risico dat zijn gedraging schade veroorzaken kon, maar daar verder niet bij stil heeft gestaan of heeft gehandeld in het vertrouwen dat dit gevolg zou uitblijven.
Die vuurwerkbom zag er namelijk nog al erg groot uit, dus ik dacht wegwezen!” Nadat [eiser] het had aangestoken, heeft hij ook getracht het vuurwerk weg te werpen. Ook hieruit blijkt dat hij zich bewust was van het gevaar van dit vuurwerk, nadat hij het had aangestoken. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij zich ook onmiddellijk daarvoor, toen hij het vuurwerk aanstak, bewust was van dat gevaar. Gelet op de omvang en het gewicht van het vuurwerk acht de rechtbank de risico’s van het aansteken in een bedrijfskantine aanmerkelijk. [eiser] heeft desondanks – kennelijk zonder verder stil te staan bij de mogelijke schade – het vuurwerk in de kantine aangestoken. De rechtbank is van oordeel dat hij hierdoor zijn lichaam bewust en roekeloos in gevaar heeft gebracht. Op het moment dat het vuurwerk afging probeerde hij het vuurwerk weg te gooien, maar het verwijt ziet niet op dat moment: [eiser] kan zich er dan ook niet op beroepen dat hij op het moment dat het vuurwerk afging een poging deed “tot het redden van personen of zaken”, het roekeloos handelen was namelijk daarvoor: het aansteken van het vuurwerk. Jubilee beroept zich daarom terecht op de uitsluiting van artikel 16.2.3. van de polisvoorwaarden.
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)