ECLI:NL:RBAMS:2014:3487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
KK 14-687
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.D. Bonga - Sigmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervanging van open verbrandingstoestellen door HR-ketel in huurwoningen

In deze zaak heeft de stichting Stadgenoot in kort geding een voorziening gevorderd tot vervanging van open verbrandingstoestellen in huurwoningen door een HR-ketel met CV-installatie. De vordering is ingesteld tegen drie gedaagden, waarvan er één niet is verschenen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 mei 2014. Stadgenoot heeft gesteld dat de vervanging noodzakelijk is vanwege veiligheidsrisico's die gepaard gaan met open verbrandingstoestellen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tegen gedaagde 3, die geen elektriciteit in zijn woning heeft, niet toewijsbaar is, omdat hij niet in staat is om de installatie te gebruiken. De vordering tegen gedaagde 1 is toegewezen, omdat zij heeft aangegeven mee te willen werken aan de vervanging, terwijl de vordering tegen gedaagde 2 is toegewezen omdat zij niet is verschenen. De kantonrechter heeft ook de huurverhoging van € 20,00 per maand als redelijk beoordeeld, maar heeft geen doorlopende executoriale titel afgegeven voor de huurverhoging. De proceskosten zijn gecompenseerd tussen Stadgenoot en gedaagde 1 en 2, terwijl Stadgenoot in de proceskosten van gedaagde 3 is veroordeeld. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter E.D. Bonga - Sigmond op 22 mei 2014.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
KORT GEDING
AFDELING PRIVAATRECHT
Kenmerk : KK 14-687
Datum : 22 mei 2014
178
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:

de stichting Stichting Stadgenoot

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen Stadgenoot
gemachtigde: mr. J.A. Tuinman
t e g e n:
1.
[gedaagde 1]
2.
[gedaagde 2]
en
3.
[gedaagde 3]
allen wonende te [plaats]
gedaagden
gemachtigde voor gedaagde sub 3: mr. M.B. Appel

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 22 april 2014 met bijlagen heeft Stadgenoot in kort geding een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 14 mei 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Stadgenoot is verschenen bij gemachtigde. Tevens zijn aan de zijde van Stadgenoot verschenen [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Van gedaagden is [gedaagde 1] verschenen en [gedaagde 3] bijgestaan door zijn raadsman mr. M.B. Appel. [gedaagde 2] is niet verschenen. De verschenen partijen hebben hun stellingen toegelicht, Stadgenoot en [gedaagde 3] aan de hand van overgelegde pleitnota’s. Na een korte schorsing en verder debat tussen partijen is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.
Als uitgangspunt in dit geding geldt het navolgende
1.1.
Gedaagden huren elk een woning van Stadgenoot gelegen aan de [adres].
1.2.
In elk van de woningen van gedaagden bevindt zich een geiser en een gaskachel, welke allemaal zijn aan te merken als open verbrandingstoestellen.
1.3.
In verband met veiligheidsrisico’s die aan het gebruik van open verbrandingstoestellen zijn verbonden is het ministerie van VROM enige jaren geleden een campagne gestart die als doel heeft dat in heel Nederland open verbrandingsinstallaties worden vervangen door zg. gesloten installaties, die vrijkomende rookgassen direct naar buiten afvoeren en daardoor veiliger zijn dan open verbrandingsinstallaties.
1.4.
Stadgenoot heeft in ieder geval aan [gedaagde 1] en [gedaagde 3] brieven gestuurd, waarin aan hen wordt gevraagd akkoord te gaan met vervanging van hun geiser en gaskachel door een moderne HR-ketel met CV-installatie. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben geen akkoordverklaring getekend.
2.
Stadgenoot vordert als voorziening om gedaagden te veroordelen om te gedogen dat in hun respectieve woningen geiser en gaskachel worden vervangen door een HR-ketel met één radiator in de woonkamer, dit op straffe van een dwangsom. Voorts om gedaagden ieder te veroordelen tot het per maand betalen van een bedrag van € 20,00 bovenop de geldende huurprijs, met ingang van de eerste maand volgend op die waarin de vervanging van geiser en kachel heeft plaatsgevonden.
3.
Stadgenoot stelt daartoe dat zij eigenaar is van rond de 32.000 woningen en dat zich in ongeveer 3500 daarvan nog open verbrandingstoestellen in de vorm van geisers en gaskachels bevinden. Deze vormen door de wijze van verbranding een veiligheidsrisico voor huurders en hun omgeving. Regelmatig vinden er ongelukken met deze installaties plaats, ook in de door Stadgenoot verhuurde woningen. Daarom heeft Stadgenoot besloten om in al deze woningen de geiser en kachel te vervangen. Zij geeft hiermee gehoor aan een oproep van het ministerie van VROM (zie onder 1.3). Doordat het om veiligheid van huurders en hun omgeving gaat is er sprake van een dringend belang aan de zijde van Stadgenoot. Het betreft dringende werkzaamheden in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW. Het gaat bovendien om een geriefsverbetering waarvoor Stadgenoot een huurverhoging in rekening kan brengen, welke bij afzonderlijke uitvoering per woning € 33,00 zou bedragen. Doordat de werkzaamheden min of meer gelijktijdig plaatsvinden heeft Stadgenoot een reductie van aanlegkosten weten te bewerkstelligen, waardoor zij de verhoging weet te beperken tot € 20,00 per maand, aldus Stadgenoot.
4.
Gedaagde [gedaagde 3] heeft als verweer gevoerd dat het spoedeisend belang van de vordering ontbreekt. Voorts heeft [gedaagde 3] betwist dat er sprake is van een geriefsverbetering, aangezien na een constatering in het kader van het Convenant Doorzon, in zijn woning de stroom is afgesloten en de meter weggenomen. [gedaagde 3] zal dus geen gebruik kunnen maken van de HR-ketel en CV installatie, waarvoor een werkende elektrische installatie is vereist, aldus [gedaagde 3].
5.
Stadgenoot heeft na een korte schorsing van de zitting verklaard dat het juist is dat [gedaagde 3] geen elektriciteit in de woning heeft en dus op dit moment geen baat heeft bij een CV-installatie. Zij heeft niettemin gepersisteerd bij haar vordering, maar gezegd dat zij [gedaagde 3] tot september wil geven om weer elektriciteit aan te leggen. [gedaagde 3] heeft verklaard daaraan niet te kunnen voldoen.
6.
Stadgenoot heeft het spoedeisend belang, met name in verband met reductie van kosten door min of meer gelijktijdige aanleg, voldoende over het voetlicht gebracht. De vordering tegen [gedaagde 3] is daarom ontvankelijk
7.
Nu onvoldoende vaststaat dat [gedaagde 3] in staat is om op korte termijn in zijn woning de beschikking over elektriciteit te krijgen, kan reeds daarom van hem op dit moment in redelijkheid niet worden verwacht medewerking te verlenen aan de vervanging van zijn huidige installatie. De vordering tot het treffen van een voorziening tegen [gedaagde 3] wordt daarom afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij wordt Stadgenoot in de proceskosten van [gedaagde 3] veroordeeld.
8.
Gedaagde [gedaagde 1] heeft verklaard alsnog te willen meewerken met de beoogde vervanging. Zij heeft verklaard grote problemen te hebben met het opruimen van haar huis, zodat er een praktische belemmering is. Stadgenoot heeft daarop verklaard dat zij ermee kan instemmen dat de werkzaamheden uiterlijk in september zullen plaatsvinden. Daarmee is [gedaagde 1] akkoord gegaan. Stadgenoot heeft afgezien van een veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten.
9.
Gelet op de overeenstemming tussen partijen zal de vordering tegen [gedaagde 1] worden toegewezen als na te melden, met compensatie van proceskosten.
10.
Aangezien gedaagde [gedaagde 2] niet is verschenen is de vordering tot vervanging van de geiser en kachel tegen haar als niet kennelijk onredelijk of ongegrond toewijsbaar.
11.
De door Stadgenoot in verband met de plaatsing van een CV-installatie gevraagde huurverhoging van € 20,00 lijkt redelijk. Er is evenwel geen aanleiding om thans in kort geding voor het in de toekomst te verhogen deel van de maandelijkse huur bij wege van voorziening een doorlopende executoriale titel af te geven zoals Stadgenoot heeft gevorderd. Indien een huurder na aanleg van de installatie weigert de in verband daarmee verhoogde huur te betalen, staan voor Stadgenoot de gebruikelijke wegen open, die ook bij weigering tot betaling van de reguliere jaarlijkse huurverhoging open staan. Dit deel van de vordering tegen zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] wordt mitsdien afgewezen.
12.
Aangezien bij de stukken alleen brieven en sommaties aan [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn aangetroffen en geen enkele sommatie aan [gedaagde 2], blijven de door Stadgenoot tegen [gedaagde 2] gemaakte proceskosten voor eigen rekening van Stadgenoot.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] om te gedogen dat Stadgenoot c.q. haar installatiebedrijf de in de woning aan de [adres] aanwezige geiser en gaskachel zal vervangen door een HR-ketel met één radiator in de woonkamer en om daartoe uiterlijk in september 2014 de medewerkers van Stadgenoot alsmede het in haar opdracht werkzame installatiebedrijf Feenstra uit Heerhugowaard toegang tot de woning te verlenen op straffe van een dwangsom van € 250,00 per maand, met een maximum van € 5.000,00;
veroordeelt [gedaagde 2] om te gedogen dat Stadgenoot c.q. haar installatiebedrijf de in de woning aan de [adres] aanwezige geiser en gaskachel zal vervangen door een HR-ketel met één radiator in de woonkamer en om daartoe de medewerkers van Stadgenoot alsmede het in haar opdracht werkzame installatiebedrijf Feenstra uit Heerhugowaard binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis toegang tot de woning te verlenen op straffe van een dwangsom van € 250,00 per maand, met een maximum van € 5.000,00.
compenseert de proceskosten tussen zowel Stadgenoot en [gedaagde 1] als Stadgenoot en [gedaagde 2];
wijst het meer of anders gevorderde tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] af;
wijst de vordering tegen [gedaagde 3] af;
veroordeelt Stadgenoot in de proceskosten van [gedaagde 3] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris van zijn gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. E.D. Bonga - Sigmond, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter