ECLI:NL:RBAMS:2014:3662

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
AMS 14-608, AMS 14-612 en AMS 14-614
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verboden leeftijdsdiscriminatie bij ambtenaren en toekenning van garantietoeslag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben drie eisers, werkzaam als ambtenaren, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank heeft op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers AMS 14/608, AMS 14/612 en AMS 14/614. De eisers stelden dat zij ten onrechte geen blijvende garantietoeslag hebben ontvangen op basis van artikel 3.41 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA), dat een onderscheid naar leeftijd maakt. De rechtbank oordeelde dat de zinsnede 'van 55 jaar en ouder' in dit artikel in strijd is met het discriminatieverbod. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van verweerder. Tevens werd bepaald dat de eisers met ingang van 1 februari 2013 een blijvende garantietoeslag toekomt, waarbij de discriminerende zinsnede buiten toepassing is gelaten. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van verweerder, die stelden dat het buiten toepassing laten van deze zinsnede tot ongewenste financiële gevolgen zou leiden, niet relevant zijn in het licht van het vastgestelde discriminatieverbod. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vergoed en verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van gelijke behandeling en het verbod op discriminatie op basis van leeftijd binnen de ambtenarij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/608, AMS 14/612 en AMS 14/614

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2014 in de zaak tussen

[naam 1], wonende te [woonplaats 1], eiser 1,

[naam 2], wonende te [woonplaats 2], eiser 2,
[naam 3], wonende te [woonplaats 3], eiser 3
(gemachtigde A. Lange),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (bestuurscommissie Noord) rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Noord, verweerder
(gemachtigde drs. R. Helvrich).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 14 december 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan de bezwarende werkzaamheden behorende bij de functie van eisers een inconveniëntentoeslag toegekend. Hierbij is aan eisers ook een aflopende garantietoeslag toegekend.
Bij drie afzonderlijke besluiten van 19 december 2013 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eisers zijn bij verweerder in vaste dienst aangesteld. Eiser 1 in de functie [naam functie A], met de werknaam [naam werknaam 1], eiser 2 in de functie [naam functie A], met de werknaam [naam werknaam 2] en eiser 3 in de functie [naam functie B], met de werknaam [naam werknaam 3]. Aan deze functies is een inconveniëntentoeslag verbonden voor de bezwarende, niet vermijdbare taken. Deze toeslag wordt berekend aan de hand van de Methode voor het Rangordenen van Inconveniënten (hierna: de MRI).
2.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder aan de functies van eisers 1 en 2 een MRI-toeslag in de klasse 1 toegekend en aan de functie van eiser 3 een MRI-toeslag in de klasse 2. Verweerder heeft daarnaast in afwijking van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) ervoor gekozen om alle medewerkers onder de leeftijd van 55 jaar, ongeacht het aantal dienstjaren, een afbouw over 3 jaren toe te kennen. De afbouw geldt over de hoogte van het verschil tussen het bedrag van de oude MRI-toelage en het bedrag van de nieuwe MRI-toelage (verder: de afbouwregeling/de aflopende garantietoeslag).
3.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd.
4.
Eisers stellen in beroep - kort gezegd - dat verweerder hun ten onrechte geen blijvende garantietoeslag heeft toegekend op grond van artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA. Dit artikel bevat een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd en zonder deze bepaling zouden zij wel recht hebben op een blijvende garantietoeslag.
5.
In artikel 3.41, eerste lid van de NRGA is bepaald dat de ambtenaar van 55 jaar of ouder recht heeft op een blijvende garantietoeslag als:
a. een door hem genoten toelage of toeslag wordt beëindigd of verminderd waardoor zijn bezoldiging blijvend wordt verlaagd, en
b. hij minimaal tien jaar direct voorafgaande aan het tijdstip van de wijziging zonder wezenlijke onderbreking recht had op de beëindigde of verminderde toelage of toeslag.
6.
Niet in geschil is dat in artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt. Evenmin is in geschil dat dit een ongerechtvaardigd, dus verboden onderscheid is.
7.
De rechtbank ligt in beroep slechts de vraag voor welke consequenties dit gegeven heeft voor de aan eisers toegekende toeslag. In dit geval is de rechtbank met eisers van oordeel dat de zinsnede ‘van 55 jaar of ouder’ in artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA, ten aanzien van eisers buiten toepassing dient te worden gelaten en overweegt daartoe als volgt.
8.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, omdat het niet de bedoeling van verweerder is geweest om ook aan alle ambtenaren onder de 55 jaar en die tien jaar een toeslag hebben gekregen een blijvende garantietoeslag toe te kennen. Volgens verweerder is bij de toekenning van de blijvende garantietoeslag aan enkele medewerkers op grond van artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA een fout gemaakt door de regeling onverkort toe te passen. Volgens verweerder strekt het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat verweerder die fout ook ten aanzien van eisers zou moeten herhalen en hun ook een blijvende garantietoeslag zou moeten toekennen. Verweerder verwijst hiertoe naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (TAR 2013/30).
9.
De rechtbank overweegt het volgende.
In de uitspraak waar verweerder naar verwijst is door het betreffende bestuursorgaan op basis van een op zichzelf niet onjuiste regeling een besluit genomen waarbij de regeling op onjuiste wijze werd toegepast. In dat geval achtte de Raad het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekken dat de betrokken ambtenaren - die ook niet tot de doelgroep van de regeling behoorden - aanspraak zouden maken op extra periodieken. Anders gezegd: de onjuiste toepassing hoefde niet ten aanzien van anderen te worden herhaald.
In dit geval is echter een deel van de regeling zelf onjuist, te weten voor zover er in artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA staat de ambtenaar ‘van 55 jaar en ouder’. Door de blijvende garantietoeslag dus uitsluitend toe te kennen aan ambtenaren van 55 jaar en ouder, is op zichzelf niet op onjuiste wijze toepassing gegeven aan deze regeling. Dat het hier een fout in de toepassing zou betreffen, kan dan ook niet worden gevolgd.
De zinsnede in de NRGA is dus weliswaar juist toegepast, maar dat kan aan het verboden discriminatoir handelen niet afdoen. De zinsnede in het NRGA blijft in strijd met het discriminatieverbod. De beroepsgronden gericht tegen de bestreden besluiten slagen dus.
Dat, zoals verweerder stelt, het buiten toepassing laten van de zinsnede ‘van 55 jaar en ouder’ tot grote, ongewenste, financiële gevolgen zou leiden is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant bij de vaststelling dat sprake is van het maken van verboden onderscheid.
Evenmin is van belang het argument van verweerder dat jongere ambtenaren hierdoor bevoordeeld zouden worden ten aanzien van oudere ambtenaren, die de blijvende garantietoeslag uit de aard der zaak gedurende een kortere periode kunnen ontvangen dan iemand die deze al op een jongere leeftijd ontvangt. Van leeftijdsdiscriminatie is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
10.
De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met discriminatieverbod. De rechtbank ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaken te voorzien, de bezwaren gegrond te verklaren en de primaire besluiten te herroepen.
11.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat aan eisers met ingang van 1 februari 2013 op grond van artikel 3.41, eerste lid, van de NRGA (waarbij de discriminerende zinsnede buiten toepassing is gelaten) een blijvende garantietoeslag wordt toegekend. De rechtbank zal daarbij bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten.
12.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door ieder van hen afzonderlijk betaalde griffierecht vergoedt.
13.
Op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden met elkaar samenhangende zaken beschouwd als één zaak, indien in die zaken door dezelfde persoon of instantie rechtsbijstand is verleend. Het moet gaan om (nagenoeg) gelijktijdig ingestelde beroepen tegen nagenoeg identieke besluiten met dezelfde rechtsgevolgen. De beroepen moeten verder op vergelijkbare gronden berusten. Nu het hier gaat om gelijktijdig door dezelfde gemachtigde ingestelde beroepen tegen nagenoeg identieke besluiten die op vergelijkbare gronden berusten, zijn de zaken van eisers naar het oordeel van de rechtbank met elkaar samenhangend.
14.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
15.
Nu de rechtbank de bezwaren gegrond verklaart en de primaire besluiten herroept vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, ziet de rechtbank aanleiding om ook de vergoeding van proceskosten waar eisers in bezwaar om hebben verzocht op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb toe te kennen. De rechtbank bepaalt deze kosten op grond van het Bpb eveneens op € 974,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt de hoorzitting in bezwaar, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • verklaart de bezwaren tegen de primaire besluiten gegrond;
  • herroept de primaire besluiten;
  • bepaalt dat aan eisers met ingang van 1 februari 2013 een blijvende garantietoeslag wordt toegekend;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160 (zegge: honderd en zestig euro) aan elk van de eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter,
in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.
de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB