In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 10 december 2013 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van een minderjarige en een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft op 2 januari 2014 de verzoeken behandeld, waarbij de moeder en vader van de minderjarige aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en de Raad. De moeder, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, is belast met het gezag over de minderjarige. De minderjarige verblijft op vrijwillige basis bij haar tante, maar deze kan door gezondheidsproblemen niet langer voor haar zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een situatie verkeert waarin haar zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid ernstig worden bedreigd. Echter, het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen omdat er geen indicatiebesluit van het BJAA is overgelegd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige wel toegewezen voor de duur van een jaar, met de uitvoering door het BJAA. De kinderrechter heeft benadrukt dat het BJAA vrijstaat om een nieuw verzoek in te dienen zodra er een indicatiebesluit is verkregen. De beschikking is uitgesproken door mr. dr. B.M. Vroom-Cramer, kinderrechter, en mr. A.J. Hoenderdaal, griffier.