ECLI:NL:RBAMS:2014:3740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_6192
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervoerskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan een zware blaasaandoening, een aanvraag ingediend voor een vervoerskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen afgewezen, met de argumentatie dat het gebruik van een eigen auto als algemeen gebruikelijk kon worden beschouwd, gezien het inkomen van eiseres. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar aandoening haar dwingt om haar auto intensiever te gebruiken dan anderen, die voor korte afstanden alternatieven zoals een fiets of brommer kunnen gebruiken.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres voor al haar lokale vervoersbewegingen, ook voor zeer korte afstanden, afhankelijk is van haar auto. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de auto in dit geval niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving, met name artikel 4 van de Wmo, geen ruimte biedt voor het college om bij de beoordeling van de aanvraag rekening te houden met het inkomen of vermogen van de aanvrager. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder onvoldoende gemotiveerd was en in strijd met de wet.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 juni 2014.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/6192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2014 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, verweerder
(gemachtigde mr. J. van der Kroft).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), in de vorm van een vervoerskostenvergoeding voor het gebruik van een eigen auto, afgewezen.
Bij besluit van 10 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014.
Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam], echtgenoot van eiseres.

Overwegingen

1.
Eiseres heeft op 10 juni 2013 een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), in de vorm van een vervoerskostenvergoeding voor gebruik van haar eigen auto.
2.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 9 augustus 2013 afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat gegeven het inkomen van eiseres het gebruik van een eigen auto als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.
3.
Eiseres heeft - onder meer - aangevoerd dat zij door een zware blaasaandoening haar auto veel intensiever moet gebruiken dan mensen zonder ziekte. Waar andere mensen een fiets of brommer kunnen gebruiken voor korte verplaatsingen, moet eiseres haar auto gebruiken. Zij heeft daardoor hoge kosten, die zij met haar inkomen niet kan betalen.
4.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat eiseres voor alle lokale vervoersbewegingen, ook voor de korte afstanden, gebruik moet maken van haar auto en dat zij op basis van haar aandoeningen en de daaruit voortvloeiende beperkingen niet in haar vervoersbehoeften kan voorzien door gebruik te maken van het openbaar vervoer of het collectief vervoer.
4.2.
Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar artikel 11, eerste lid, van de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Amstelveen, op het standpunt gesteld dat uitgegaan moet worden van de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid en de inzet van de eigen sociale omgeving van eiseres. Eiseres en haar echtgenoot hebben een auto die zij vrijelijk kunnen gebruiken. Gelet op het gezamenlijk inkomen, dat ruim boven de gezinsnorm volgens de Wet werk en bijstand ligt, kan het gebruik van de auto als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Eiseres en haar echtgenoot kunnen, gelet op het inkomen, geacht worden de auto zelfstandig financieel te onderhouden. Verweerder acht eiseres zelfredzaam genoeg om, met de inzet van eigen middelen, met haar beperkingen om te gaan. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat in het geval van eiseres de zelfredzaamheid wordt ingekleurd door het hebben van een eigen auto en hierbij heeft verweerder benadrukt dat er geen sprake is van een inkomenstoets.
4.3.
In artikel 4, tweede lid, van de Wmo is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om vanuit het oogpunt van kosten zelf in maatregel te voorzien. Uit de wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om artikel 4, tweede lid, van de Wmo, mede in verband met inkomenseffecten, te interpreteren in het licht van artikel 15 en artikel 19 van de Wmo. Dit betekent dat er bij het toekennen van individuele voorzieningen, naast of in plaats van de in de artikelen 15 en 19 van de Wmo bedoelde eigenbijdrageregeling, geen ruimte is om anders met het inkomen of vermogen van de aanvrager van een voorziening rekening te houden dan daarin is voorzien, ook niet met een beroep op de zelfredzaamheid van de aanvrager. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van onder meer 25 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2390 en 18 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1309.
4.4.
Gelet op het feit dat eiseres voor alle lokale vervoersbewegingen, ook de zeer korte afstanden, is aangewezen op het gebruik van haar auto, is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van de auto in dit geval niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. Gelet op hetgeen in overweging 4.3 is overwogen, biedt artikel 4 van de Wmo geen ruimte voor verweerder om bij de beoordeling of de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is rekening te houden met het inkomen of vermogen van eiseres.
5.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en voor vernietiging in aanmerking komt wegens schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond.
6.
Met het oog op het door verweerder te nemen nieuwe besluit op het bezwaar van eiseres overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat eiseres voor alle lokale vervoersbewegingen is aangewezen op het gebruik van haar auto en dat er geen sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening. Eiseres ondervindt derhalve beperkingen in haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie die gecompenseerd moeten worden in de vorm van een vervoerskostenvergoeding. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, aangezien verweerder ter zitting geen duidelijkheid heeft kunnen geven over de wijze waarop de hoogte van de vervoerskostenvergoeding wordt vastgesteld. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. Beunk, rechter,
in aanwezigheid van J.G.J. Geerlings, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB