In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan een zware blaasaandoening, een aanvraag ingediend voor een vervoerskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen afgewezen, met de argumentatie dat het gebruik van een eigen auto als algemeen gebruikelijk kon worden beschouwd, gezien het inkomen van eiseres. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar aandoening haar dwingt om haar auto intensiever te gebruiken dan anderen, die voor korte afstanden alternatieven zoals een fiets of brommer kunnen gebruiken.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres voor al haar lokale vervoersbewegingen, ook voor zeer korte afstanden, afhankelijk is van haar auto. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de auto in dit geval niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving, met name artikel 4 van de Wmo, geen ruimte biedt voor het college om bij de beoordeling van de aanvraag rekening te houden met het inkomen of vermogen van de aanvrager. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder onvoldoende gemotiveerd was en in strijd met de wet.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 juni 2014.