ECLI:NL:RBAMS:2014:3833

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
AWB-14_821
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van onjuiste inlichtingen en onderzoeksplicht van de gemeente

In deze zaak heeft eiser, die op twee adressen verblijft, een aanvraag voor bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser onjuiste inlichtingen zou hebben verstrekt over zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank Amsterdam heeft op 27 juni 2014 geoordeeld dat de gemeente tekort is geschoten in haar onderzoeksplicht. Eiser heeft verklaard dat hij op twee adressen verblijft, maar de gemeente heeft slechts één van deze adressen bezocht op 21 en 22 oktober 2013, waar eiser niet werd aangetroffen. De rechtbank constateert dat de gemeente niet heeft onderzocht of eiser op het andere adres aanwezig was, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat de gemeente beide adressen had moeten controleren en dat het niet doen hiervan een schending van de onderzoeksplicht inhoudt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/821

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2014 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], eiser

(gemachtigde mr. P.W. Altenburg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde mr. M.H.M. Diderich).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Bij besluit van 31 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2014. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Op 3 september 2013 heeft eiser zich gemeld bij verweerder om een uitkering aan te vragen op grond van de WWB. Eiser heeft vervolgens op 10 september 2013 een aanvraag ingediend. Verweerder heeft hierop een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de door eiser aan verweerder verstrekte gegevens betreffende het feitelijk woonadres en de woonsituatie. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van bevindingen van 23 oktober 2013 (het rapport). In het rapport is vermeld dat eiser op het formulier “Opgave verblijfslocatie(s) dak- thuisloze” van 27 september 2013 een tweetal locaties/adressen heeft opgegeven, te weten [adres]en [adres]. Ook heeft eiser aangegeven dat hij daar tot uiterlijk 12:00 uur aanwezig is. Eiser heeft verder vier zogeheten zevendagenformulieren over de periode van 3 tot en met 27 september 2013 ingevuld, waarin uitsluitend de twee voornoemde adressen genoemd staan.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen en de bezwaren van eiser ongegrond verklaard, omdat uit de bevindingen van het rapport blijkt dat eiser onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over zijn woon- en leefsituatie, waardoor deze onduidelijk zijn gebleven. Verweerder heeft daartoe het volgende overwogen.
Op 15 oktober 2013 is een huisbezoek geweest op [adres]. Mevrouw [naam] heeft toen verklaard dat eiser soms op haar adres slaapt maar niet zo vaak. Vervolgens is op 15 oktober 2013 een huisbezoek gebracht op [adres]. Eiser, die op dat adres is aangetroffen, is op diezelfde datum op een afspraak op het kantoor van verweerder verschenen. Hij heeft toen verklaard dat hij de ene week vier dagen op [adres]slaapt en drie dagen op [adres] en dat het de andere week andersom is, wat niet overeen komt met de verklaring van mevrouw [naam]. Omdat er twijfels bestonden over de verklaring van eiser, heeft de handhavingsspecialist op 15 oktober 2013 telefonisch contact opgenomen met mevrouw [naam], hoofdbewoonster van het [adres] en moeder van eiser. Zij verklaarde onder meer dat eiser daar drie of vier keer in de week slaapt. In het weekend slaapt hij bij iemand anders. Ook slaapt hij wel eens bij mevrouw [naam].
Eiser en mevrouw [naam] hebben tegenstrijdig verklaard over of er spullen van eiser in haar woning aanwezig zijn. Ook verklaarde mevrouw [naam] op 18 oktober 2013 telefonisch dat eiser daar van 17 op 18 oktober 2013 niet heeft geslapen. Hij heeft daar alleen geslapen van 10 tot en met 12 oktober 2013 en daarna niet meer. Op 22 oktober 2013 is dit nogmaals door mevrouw [naam] verklaard. Verder is eiser tijdens de huisbezoeken van 15, 21 en 22 oktober 2013 geen één keer op [adres] aangetroffen.
Verweerder concludeert uit het voorgaande dat eiser de inlichtingenplicht, zoals neergelegd in artikel 17, eerste lid, van de WWB, heeft geschonden. Uit de tegenstrijdige verklaringen blijkt volgens verweerder dat eiser niet zijn hoofdverblijf op de twee opgegeven adressen gehad. De woonsituatie is onduidelijk. Hierdoor is, gelet op artikel 11 van de WWB, het recht op bijstand niet vast te stellen.
3.
Eiser heeft in beroep aangevoerd het hier niet mee eens te zijn en heeft daartoe – kort gezegd – allereerst gewezen op tekortkomingen en diverse slordigheden in het rapport en gesteld dat het daarmee hoogst onzorgvuldig is opgesteld. Ten tweede heeft hij aangevoerd dat mevrouw [naam] een vrouw van bijna 74 jaar is, die analfabete is en nauwelijks Nederlands spreekt en dat zij zonder tolk is gehoord. Het is daarom twijfelachtig of zij de vragen goed heeft begrepen en haar geheugen voldoende functioneert om precieze data te reproduceren. Ter zitting heeft eiser er nog op gewezen dat de vraag open blijft of eiser op
21
en 22 oktober 2013 op het [adres] was en dat je zou verwachten dat verweerder ook op dit adres zou hebben gekeken.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat het in deze zaak gaat om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nodig zijn voor inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.2
In de onderhavige zaak heeft eiser twee locaties opgegeven waar hij zou verblijven, te weten [adres]met hoofdbewoonster mevrouw [naam]en [adres] met hoofdbewoonster mevrouw [naam]. Eiser heeft verklaard de ene week vier dagen op het ene adres en drie dagen op het andere adres te verblijven en dat dit de andere week andersom is.
Op 15 oktober 2013 heeft eerst een huisbezoek op [adres]plaatsgevonden, waar eiser niet is aangetroffen. Vervolgens is die dag een huisbezoek geweest aan het [adres], waar hij wel is aangetroffen. Op het [adres] is vervolgens op 21 en 22 oktober 2013 nog een huisbezoek geweest, waarbij eiser niet is aangetroffen.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht waarom op voornoemde data niet ook een huisbezoek op het [adres] heeft plaatsgevonden. De reden hiervoor was dat de verklaring van mevrouw [naam]over het aantal nachten dat eiser in haar woning zou verblijven, overeenkwam met wat eiser zelf heeft verklaard en hij daar op 15 oktober 2013 ook is aangetroffen. De verklaring van mevrouw [naam] behoefde volgens verweerder echter nadere verificatie, omdat die niet overeenkwam met de verklaring van eiser. Het onderzoek heeft zich dus gericht op de vraag of eiser het andere deel van de week bij mevrouw [naam] was. Toen eiser op haar adres twee keer niet is aangetroffen, is vastgesteld dat zijn opgave dus niet strookte met de werkelijke situatie, aldus verweerder.
4.3
De rechtbank constateert dat eiser niet heeft verklaard op welke dagen van de week hij op welk adres zou verblijven, met welke informatie verweerder kennelijk genoegen heeft genomen. Daarom is niet begrijpelijk op grond waarvan verweerder heeft geoordeeld dat eiser op 21 en 22 oktober 2013 per definitie op het adres Burgemeester van Leeuwenlaan 165 had moeten zijn en niet op het [adres]. Immers, indien de handhavingsspecialisten op 21 en 22 oktober 2013 ook het laatstgenoemde adres zouden hebben bezocht, en eiser daar zou zijn aangetroffen, dan zou hij conform zijn verklaring op één van beide adressen hebben verbleven. Dit had overigens ook op andere wijze kunnen worden geverifieerd door direct na de huisbezoeken op 21 en 22 oktober 2013 of op een later tijdstip telefonisch contact op te nemen met mevrouw [naam]om te vragen of eiser daar was, dan wel door andere stukken of verklaringen. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens kan de mogelijkheid dat eiser op 21 en 22 oktober 2013 op het [adres] verbleef, niet worden uitgesloten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder beide adressen had moeten controleren en dat verweerder, door dit achterwege te laten, tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht.
4.4
Het hiervoor overwogene laat onverlet dat op grond van de door verweerder gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser aanleiding bestond te twijfelen aan de afgelegde verklaringen en verweerder terecht tot nader onderzoek is overgegaan. Echter dit doet niet af aan de verplichting van verweerder het onderzoek naar deze verklaringen op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht op zorgvuldige wijze te verrichten. Nu het beroep van eiser op deze grond slaagt, behoeft het overig aangevoerde geen verdere bespreking.
5.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder de mogelijkheid heeft aanvullend onderzoek te verrichten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 44,- (zegge: vierenveertig euro) vergoedt.
6.2
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro) (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- (zegge: vierenveertig euro) aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 974,- (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro) te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Eggink, rechter,
in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 juni 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:
SB