In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, ging het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen na hun echtscheiding. Partijen, gehuwd in Turkije, hebben op 28 december 2010 de echtscheiding aangevraagd, welke in hoger beroep is bekrachtigd. De rechtbank heeft op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in de procedure die volgde op de echtscheiding. De eiseres vorderde onder andere de verdeling van het gemeenschappelijk goed, een appartementsrecht, en de daarbij behorende hypothecaire schuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de peildatum voor de verdeling 10 september 2012 is, de datum waarop het huwelijk is ontbonden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeenschap van goederen bestaat uit het appartementsrecht, de hypothecaire schuld, levensverzekeringen en inboedel. De eiseres heeft recht op de woning en de hypothecaire schuld, terwijl de gedaagde verplicht is om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de rentelasten van de hypotheek en de verdeling van de inboedel. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de eiseres, waaronder een bedrag van € 9.047,50 wegens overbedeling en € 3.685,83 ter zake van rentelasten.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.A. Dudok van Heel.