Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Vonnis van de kantonrechter
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de dagvaarding van 15 maart 2013 inhoudende de vordering van Baker&Bond, met producties,
- de conclusie van antwoord van PWC c.s., met producties.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vordert Baker & Bond B.V., een wervings- en selectiebureau, betaling van een bemiddelingsvergoeding van PricewaterhouseCoopers B.V. (PWC) en PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (PWCA) na de succesvolle plaatsing van een kandidaat, [naam 3]. De procedure begon met een introductieaanbod door Baker & Bond op 19 juni 2012, maar PWC wees dit aanbod af. Enkele weken later solliciteerde [naam 3] zelf bij PWCA en werd aangenomen. Baker & Bond stelt dat er alsnog een overeenkomst tot stand is gekomen en vordert betaling van de bemiddelingsvergoeding van € 15.158,22, vermeerderd met rente en kosten.
De kantonrechter oordeelt dat Baker & Bond niet kan bewijzen dat er een doorlopende overeenkomst van opdracht bestond tussen partijen. De eerdere afwijzing van PWC op het aanbod van Baker & Bond staat in de weg aan de aanvaarding van het aanbod door de latere aanstelling van [naam 3]. De kantonrechter concludeert dat de sollicitatieprocedure van [naam 3] losstond van het aanbod van Baker & Bond, en dat er geen misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen PWC en PWCA. De vordering van Baker & Bond wordt afgewezen, maar de zaak wordt aangehouden voor bewijslevering over een mogelijk telefoongesprek dat de situatie zou kunnen veranderen.
De beslissing van de kantonrechter is dat Baker & Bond bewijs moet leveren van het gestelde telefoongesprek tussen [naam] en [naam 2]. De zaak wordt opnieuw behandeld op 18 februari 2014.