Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 oktober 2013;
- de voorafgaande aan de comparitie namens [eisers] ingediende producties 9, 10 en 11;
- de voorafgaande aan de comparitie namens ABN AMRO ingediende productie, zijnde een document behorende bij productie 8 van de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2014 en de ter comparitie door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vernietiging op grond van artikel 1:88 j ͦ 1:89 BW
5.De beslissing
voor 28 maart 2010 door medewerkers van ABN AMRO en/of door [naam eiser 1] met [naam eiser 2] is gesproken over de Akte van Vrijwaring alsmede dat daarbij de financiële gevolgen die voor [naam eiser 1] uit de Vrijwaring zouden kunnen voortvloeien ter sprake zijn gekomen;
11 juni 2014voor uitlating door ABN AMRO of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,