In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het Zorgkantoor, vertegenwoordigd door Agis Zorgverzekeringen N.V., en twee gedaagden, die ook de wettelijk vertegenwoordigers zijn van een minderjarige. Het Zorgkantoor vorderde betaling van een bedrag van € 22.682,34 op basis van onverschuldigde betaling, omdat het zou zijn betaald aan de minderjarige zonder recht op het bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige onder het gezamenlijke gezag van de gedaagden staat en dat het Zorgkantoor onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden onverschuldigd zijn betaald. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de formele rechtskracht van de beschikking van 2 juni 2010 niet kan worden ingeroepen, omdat de beschikking niet duidelijk aangeeft dat er een terugbetalingsverplichting bestond. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat de gedaagden hebben aangetoond dat de ontvangen bedragen zijn besteed aan de zorg van de minderjarige. De vordering van het Zorgkantoor is afgewezen, en het Zorgkantoor is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.