Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2014 in de zaak tussen
[eiser] , te Oostzaan, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft eiser, woonachtig te Oostzaan, een verzoek ingediend tot verbetering of verwijdering van bepaalde gegevens uit het politieregister op basis van artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). Het verzoek werd door de korpschef van de politie afgewezen bij besluit van 22 juli 2013. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Essakkili. De korpschef werd vertegenwoordigd door mr. Y. Kuijt. De zitting vond plaats op 31 maart 2014, waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten.
Eiser verzocht om verbetering of verwijdering van gegevens die betrekking hadden op een melding van bedreiging uit 2007, verdachte transacties en gegevens die door de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) waren verwerkt. De rechtbank overwoog dat de melding uit 2007 inmiddels was verwijderd, omdat de verwerkingstermijn van vijf jaar was verstreken. Wat betreft de verdachte transacties, oordeelde de rechtbank dat deze gegevens niet door de politie werden verwerkt, maar onder de verantwoordelijkheid van de Financial Intelligence Unit (FIU) vielen. Eiser had daarom geen recht op verwijdering van deze gegevens door de korpschef.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen belang meer had bij een oordeel over de verwijdering van de melding uit 2007, aangezien deze al was verwijderd. Ook de argumenten van eiser over de negatieve gevolgen van de registratie in de politiesystemen werden verworpen, omdat deze niet voortvloeiden uit het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat de gegevens over de melding van bedreiging uit 2007 waren verwijderd en dat eiser zich tot de verkeerde partij had gericht voor de verdachte transacties.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. K.M.H. Stikkers, en werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2014. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.