ECLI:NL:RBAMS:2014:4834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
AMS 14- 4314 en 14-4559
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke intrekking terrasvergunning en evenementenvergunning tijdens Amsterdam Gay Pride

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de tijdelijke intrekking van een terrasvergunning en de verlening van een evenementenvergunning voor de Amsterdam Gay Pride. De verzoekster, De Feestfabriek B.V. h.o.d.n. Jantjes Verjaardag, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester van Amsterdam, die de terrasvergunning tijdelijk heeft ingetrokken en een evenementenvergunning heeft verleend aan de stichting Amsterdam Gay Pride. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente, in overleg met politie en justitie, de vergunningen heeft verleend met inachtneming van de veiligheidseisen voor het grootschalige evenement. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente mocht afgaan op de adviezen van de politie en dat de in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) genoemde weigeringsgronden zich niet voordoen. De tijdelijke intrekking van de terrasvergunning is gerechtvaardigd, omdat het algemeen belang van de veiligheid van het evenement prevaleert boven het individuele belang van de verzoekster. Tijdens de Gay Pride moeten alle ondernemers met een terrasvergunning in de Reguliersdwarsstraat hun terras om veiligheidsredenen verwijderen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, omdat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluiten heeft kunnen komen en de belangen van de verzoekster niet opwegen tegen de veiligheidsbelangen van het evenement.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 14/4314 en AMS 14/4559

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2014 in de zaken tussen

de besloten vennootschap De Feestfabriek B.V. h.o.d.n. Jantjes Verjaardag, verzoekster
(gemachtigde: mr. M.I. Houben),
en
de burgemeester van Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: R. Kramer).
Als derde-partij is in kennis gesteld de stichting Amsterdam Gay Pride (de stichting), te Amsterdam.

Procesverloop

In de zaak met zaaknummer: AMS 14/4314
Bij besluit van 30 juni 2014 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aan verzoekster verstrekte terrasvergunning tijdelijk ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit 1 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In de zaak met zaaknummer: AMS 14/4559
Bij besluit van 1 juli 2014 (het primaire besluit 2) heeft verweerder een evenementenvergunning verstrekt aan de stichting Amsterdam Gay Pride van 30 juli tot en met 3 augustus 2014.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit 2 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In beide zaken:
Verweerder heeft afschriften van op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden, waaronder het bij de vergunningsaanvraag overgelegde veiligheidsplan. Daarbij heeft verweerder medegedeeld dat uitsluitend de voorzieningenrechter van het veiligheidsplan met bijlagen kennis zal mogen nemen.
De rechtbank heeft, in een andere samenstelling dan nu, het verzoek om beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd geacht. Verzoekster is gevraagd om toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter toestemming verleend om mede op basis van het overgelegde veiligheidsplan uitspraak te doen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2014. Verzoekster is verschenen, bij haar gemachtigde en [naam 1] [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde bijgestaan door [naam 3] en [naam 4]. De stichting heeft zich, zoals telefonisch meegedeeld, niet ter zitting laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Omdat het verzoek om (een onderdeel van) de evenementenvergunning bij wege van voorlopige voorziening te schorsen de meest vergaande voorziening betreft, zal de voorzieningen rechter eerst het verzoek ten aanzien van primair besluit 2 behandelen.

Ten aanzien van de zaak met zaaknummer AMS 14/4559

2.
Verweerder heeft bij het primair besluit 1 in het kader van de Amsterdam Gay Pride vergunning verleend voor het organiseren van een evenement in de stad Amsterdam van 30 juli tot en met 3 augustus 2014. Gay Pride is een jaarlijks grootschalig evenement dat plaatsvindt in het centrum van Amsterdam. Gay Pride bestaat uit diverse festiviteiten, zoals een grachtenparade, straatfeesten en culturele activiteiten op diverse locaties in de stad Amsterdam. In dat kader is vergunning verstrekt voor een straatfeest op de Reguliersdwarsstraat (tussen Vijzelstraat en Rembrandtplein) voor vrijdag 1 augustus 2014 van 18.00 tot 0.00 uur en op 2 augustus 2014 van 13.00 uur tot 0.00 uur. De vergunning houdt in dat er een podium mag worden geplaatst en enkele tapunits, een toiletunit en een poffertjeskraam.
3.
Verzoekster heeft tegen de verleende vergunning bezwaar gemaakt, doch uitsluitend tegen het vergunnen van de activiteiten die zijn benoemd als straatfeest op de Reguliersdwarsstraat (tussen Vijzelstraat en Rembrandtplein) voor vrijdag 1 augustus 2014 van 18.00 tot 0.00 uur en op 2 augustus 2014 van 13.00 uur tot 0.00 uur, welk onderdeel bij de vergunningaanvraag is aangeduid als Reguliers 2. (hierna ook: Reguliers 2). Verzoekster meent dat deze activiteit een dergelijke omvang heeft dat dit niet had mogen worden vergund, omdat het ten onrechte de belangen van verzoekster onnodig schaadt. Verzoekster heeft er op gewezen dat zij ten behoeve van dit onderdeel van het evenement haar terras moet verwijderen, terwijl dit naar het oordeel van verzoekster in het geheel geen obstakel voor de doorstroom van het publiek vormt. Ter zitting hebben de partijen gezamenlijk met de voorzieningenrechter de bij de vergunningverlening gevoegde kaart bezien, met daarop een weergave van de plaatsen waar het podium, de tappunten, de toiletunit en de poffertjeskraam zullen worden opgesteld. Verzoekster heeft aangevoerd dat deze opstelling niet zorgt voor een veilige doorstroming van het publiek in dit deel van de Reguliersdwarsstraat. Volgens verzoekster had verweerder bij de vergunningverlening moeten kiezen voor een opstelling van alle objecten aan de even zijde van de straat, zodat het terras van verzoekster ongemoeid had kunnen worden gelaten omdat dit geen belemmering zou vormen voor de publieksstromen. De thans gekozen opstelling acht verzoekster niet veilig omdat het publiek vastloopt bij de fietsenrekken en de toiletunit, en daarmee acht verzoekster onvoldoende rekening gehouden met haar veiligheidsbelangen.
4.
Ter zitting heeft verzoekster voorts nog aangevoerd dat blijkens de vergunningsaanvraag de vergunning voor het straatfeest Reguliers 2 is aangevraagd voor een maximaal bezoekersaantal van 750 bezoekers, maar dat de gemachtigde van verweerder heeft aangegeven dat de ervaring leert dat veel bezoekers op de straatfeesten afkomen en dat de organisatie verwacht dat voor de straatfeesten in kwestie per avond ruim 5000 bezoekers komen. Verzoekster meent dat daarin een discrepantie zit. Verzoekster meent dat dit onderdeel van de evenementenvergunning in bezwaar vermoedelijk niet in stand zal kunnen blijven, omdat kennelijk veel meer vergund is dan is aangevraagd. Voor een evenement van 750 bezoekers zou het niet noodzakelijk zijn dat zij haar terras verwijdert, aldus verzoekster, zodat door uit te gaan van meer bezoekers haar belangen ten onrechte zijn geschaad.
5.
Op deze gronden heeft verzoekster dan ook de voorzieningenrechter verzocht het onderdeel Reguliers 2 van de evenementenvergunning te schorsen.
Juridisch kader
Artikel 2.40 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) luidt voor zover van belang als volgt:
1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.
(…).
Op grond van artikel 2.43 van de APV kan de burgemeester de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:
a. het evenement gevaar oplevert voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden;
b. een onevenredig groot aantal bezoekers te verwachten is;
c. het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats op waar het wordt gehouden;
d. het evenement een onevenredig groot beslag legt op de beschikbare ruimte of tijd dan wel de inzet van hulpdiensten;
e. het evenement een belemmering vormt voor het verkeer of het scheepvaartverkeer;
f. van het evenement een onevenredige belasting voor het woon- of leefklimaat in de omgeving te verwachten is;
g. het evenement verontreiniging tot gevolg heeft, afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving dan wel schade toebrengt aan groenvoorzieningen of voorzieningen van openbaar nut;
h. de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, gelet op de hiervoor genoemde belangen of
i. de organisator onvoldoende waarborgen biedt om schade aan het milieu als gevolg van het evenement te voorkomen of te beperken.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
6.
Volgens vaste jurisprudentie is de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid, waarbij aan hem een ruime mate van beoordelingsvrijheid toekomt. De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met rechtsbelangen die deze bepaling beoogt te beschermen. Andere belangen kunnen dan ook geen grond vormen voor weigering van de vergunningverlening. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2003, te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RVS:2003:AF8028.
7.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde uiteengezet dat vanwege de internationale uitstraling alsmede de kans op overcrowding de Amsterdam Gay Pride door het samenwerkingsverband tussen gemeente, politie en justitie als grootschalig en risicovol evenement is aangemerkt, en is ingedeeld in de C-categorie. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder aangevoerd dat bij de vergunningaanvraag de politie en de hulpdiensten hebben geadviseerd, onder meer over het veiligheidsplan en de bij de tekeningen gevoegde plattegronden met opstelpunten. De vergunning is verleend met inachtneming van deze adviezen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder heeft kunnen afgaan op deze adviezen, waarbij blijkens het veiligheidsplan wel degelijk rekening is gehouden met zogeheten overcrowding in dit deel van de Reguliersdwarsstraat. De enkele stelling van verzoekster dat de gekozen opstelling van toiletunit en de poffertjeskraam zou leiden tot een onveilige situatie te plaatse, is onvoldoende om te stellen dat de vergunning voor Reguliers 2 niet had mogen verleend. Dat een andere opstelling mogelijk gunstiger zou zijn geweest voor de doorloop, is - wat daar ook van zij - onvoldoende om tot het oordeel te komen dat verweerder in redelijkheid niet tot vergunningverlening had kunnen overgaan.
8.
Ten aanzien van de te verwachten bezoekersaantallen heeft verweerders gemachtigde aangevoerd, dat het bij Reguliers 2 om een kleinschalig podium gaat, zodat bij de aanvraag voor dit deelevenement een bezoekersaantal van 750 deelnemers rond dit open podium een redelijke indicatie is. Bij het veiligheidsplan en de vergunningverlening voor het evenement is echter rekening gehouden met dit deel van de Reguliersdwarsstraat als drukke straat en ook als doorgang naar het Rembrandtplein en de activiteiten in de Halve Maansteeg en aan de Amstel. De voorzieningenrechter acht dit vooralsnog een toereikende uitleg, waarbij dit onderdeel ten aanzien van de bezoekersaantallen in bezwaar door verweerder nader kan worden gemotiveerd. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat Reguliers 2 maar een onderdeel is van de gehele evenementenvergunning voor de Gay Pride en verweerder bij de vergunningverlening rekening heeft moeten houden met het geheel van (deels in elkaar overlopende) activiteiten. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in dat het onderdeel Reguliers 2 op onjuiste wijze zou zijn vergund of dat verweerder in redelijkheid niet tot vergunningverlening heeft kunnen overgaan.
9.
Tenslotte, maar dit is zoals verzoekster aangeeft in feite de inzet van deze procedure, stelt verzoekster dat verweerder bij de vergunningverlening onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen, nu zij als gevolg van de verlening van de evenementenvergunning voor Reguliers 2 haar terras dient te verwijderen. De voorzieningenrechter overweegt dat dit belang, gelet op het bepaalde in artikel 2.43 van de APV geen belang vormt op grond waarvan verweerder de evenementenvergunning had kunnen weigeren. De voorzieningenrechter verwijst ten aanzien van de belangen van verzoekster bij het behouden van het terras tijdens de Gay Pride dan ook naar rechtsoverwegingen 10 en11 van deze uitspraak. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder de evenementenvergunning voor het onderdeel Reguliers 2 vanwege het door verzoekster gestelde belang niet had mogen verlenen.

Ten aanzien van de zaak met zaaknummer AMS 14/4314

Juridisch kader
Artikel 3.15 van de APV luidt voor zover hier van belang als volgt:
1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat de openingstijden van het horecabedrijf beperken.
(…)
Artikel 3.20 van de APV luidt als volgt:
Als naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan verwijdering van een terras of een serre noodzakelijk is, zorgt de exploitant of de leidinggevende onmiddellijk of binnen de daartoe gestelde termijn voor verwijdering.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
10.1
Verzoekster voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belang bij het behouden van het terras en de inkomsten die zij misloopt. Verweerder heeft aangevoerd dat het terras en los meubilair gevaar oplevert bij paniek situaties en bij grote drukte.
De voorzieningenrechter overweegt dat alle ondernemers met een terrasvergunning in (de gehele) Reguliersdwarsstraat, Geelvinckstraat en de Sint Jorisstraat gedurende de straatfeesten het terras moeten verwijderen. Zoals verweerders gemachtigde ter terechtzitting heeft uiteengezet acht verweerder dit nodig vanwege de geringe breedte van deze straten en het ervaringsfeit dat deze locaties gedurende het evenement zeer druk worden bezocht. Ook uit het veiligheidsplan komt naar voren dat er een reëel risico op overcrowding in dit gebied bestaat. Verweerder heeft daarbij gewezen op het grote belang om in geval van calamiteiten snel te kunnen ontruimen. Daarom moeten niet alleen terrassen, maar alle objecten, zoals, tafels, stoelen, parasols, dranghekken en terrasschotten worden verwijderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder dit algemeen belang van de veiligheid van het evenement kunnen laten prevaleren boven het individuele belang van de ondernemers met een terrasvergunning, zoals verzoekster. Dat losse objecten een risico opleveren voor de veiligheidssituatie acht de voorzieningenrechter een reëel en begrijpelijk standpunt van verweerder.
10.2
In het dossier zitten aanschrijvingen aan de horecaondernemers over het tijdelijk intrekken van de terras vergunning tijdens de Gay Pride. Ter zitting is daar door verweerder over meegedeeld dat alle houders van een terrasvergunninghouders in de Regulierdwarsstraat zo een aanschrijving hebben ontvangen en voor iedereen geldt dat zij hun terras tijdelijk niet mogen uitzetten in de zelfde periode als verzoekster. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dan ook niet.
11.
Gelet op de redactie van artikel 3.20 van de APV bestaat een ruime bevoegdheid voor de burgemeester. Het gebied is in het veiligheidsplan aangemerkt als risicogebied voor overcrowding. Verder staat in de vergunning die aan verzoekster is verleend op 24 april 2014 onder punt 10 dat het terras tijdig moet worden verwijderd als dat volgens de bevoegde toezichthouders nodig is. De voorzieningenrechter wijst er verder nog op dat het bovendien slechts gaat over twee dagen waarin verzoekster gedurende een aantal uren het terras niet mag uitzetten, maar overigens niet in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd.
12.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het primaire besluit in bezwaar vermoedelijk stand zal houden, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

In beide zaken

Nu de verzoeken om een voorlopige voorziening zullen worden afgewezen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en evenmin voor een vergoeding van het griffierecht door verweerder.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2014.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll:KvdB