ECLI:NL:RBAMS:2014:5272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
C/13/569787 / KG ZA 14-970
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een vliegschool tegen ABN AMRO over renteloze leningen aan oud-studenten en kredietverlening

In deze zaak vorderde de vliegschool Stella Aviation Academy B.V. (SAA) in kort geding een bedrag van ABN AMRO Bank N.V. ter compensatie van renteloze leningen die zij aan oud-studenten had verstrekt. De vliegschool had een krediet bij ABN AMRO en had daarnaast afspraken gemaakt over de financiering van studenten. Door een gebrek aan werkgelegenheid konden sommige studenten niet voldoen aan hun renteverplichtingen, wat leidde tot de verstrekking van renteloze leningen door de vliegschool. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de vliegschool niet toewijsbaar waren. De stelling dat ABN AMRO onoorbare druk had uitgeoefend op de vliegschool om deze leningen te verstrekken, werd niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vliegschool de leningen had verstrekt vanuit een commercieel oogpunt en dat de druk die ABN AMRO zou hebben uitgeoefend niet aannemelijk was gemaakt. De vorderingen van de vliegschool werden afgewezen, met uitzondering van de vordering om de bestaande termijnbetalingen voor lesgelden te handhaven, die werd toegewezen. De vliegschool werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/569787 / KG ZA 14-970 BvM/LO
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STELLA AVIATION FUND B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STELLA AVIATION ACADEMY B.V.,
beide gevestigd te Teuge,
eiseressen bij dagvaarding van 1 augustus 2014,
advocaat mr. K. Heemrood-van Dijk te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Stella, en afzonderlijk als SAF en SAA, en gedaagde zal ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 15 augustus 2014 heeft Stella gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. ABN AMRO heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Stella: [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1]) en [bestuurder 2], beiden statutair bestuurder, [interim-manager], interim-manager en mr. Heemrood-Van Dijk.
aan de zijde van ABN AMRO: [bedrijfsjurist 1], [bedrijfsjurist 2] en [bedrijfsjurist 2], allen bedrijfsjurist, met mr. Van Rijswijk en mr. H.J. Haasjes.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
SAA exploiteert een vliegschool. In dat verband sluit SAA met haar studenten opleidingsovereenkomsten, waarin onder meer is opgenomen dat het lesgeld € 119.500,- bedraagt en binnen welke termijnen dit lesgeld moet worden voldaan. Tevens neemt SAA de verplichting op zich om de student te begeleiden bij het vinden van een baan en bij het op peil houden van diens kennis- en opleidingsniveau.
2.2.
De studenten financieren hun opleiding gewoonlijk door middel van een lening bij ABN AMRO. SAA en ABN AMRO zijn in verschillende arrangementen – onder meer gesloten op 13 april 2004, 31 maart 2010 en 1 december 2011 – de voorwaarden overeengekomen waaronder ABN AMRO een financiering aan de studenten aanbiedt.
2.3.
De leningen die de studenten aangaan bestaat uit depot 1, ter bekostiging van het lesgeld, en depot 2, ter bekostiging van het levensonderhoud van de student en de rente gedurende de opleiding, tot 6 of 12 maanden daarna (afhankelijk van het pakket). Vanaf 6 of 12 maanden na afloop van de opleiding is de student rente verschuldigd over het totaal uitstaande bedrag.
2.4.
SAA heeft zich verplicht een garantiefonds op te richten (dat uiteindelijk SAF is geworden, door partijen ook wel “het Garantiefonds” genoemd) tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van de studenten, voor een maximaal bedrag van € 200.000,-. In dat kader zijn tussen SAF en ABN AMRO verschillende raamovereenkomsten voor de borgtocht gesloten, te weten op 14 april 2004, 26 juni 2009 en 31 maart 2010.
2.5.
Tussen DSG B.V. (de groep vennootschappen waar SAA en SAF deel van uitmaken) enerzijds en ABN AMRO anderzijds bestaat een kredietovereenkomst (rekening-courant) van 14 april 2013, met een kredietlimiet die thans overschreden is.
2.6.
Omdat een aantal studenten na hun opleiding niet direct een baan vond en niet in staat was aan de renteverplichtingen jegens ABN AMRO te voldoen, heeft SAF sinds 2009 aan die studenten een renteloze lening verstrekt om daarmee de rente te kunnen betalen (hierna: de rentedeclaraties).
2.7.
In een e-mail van 14 juli 2009 van de heer[H] van ABN AMRO aan [bestuurder 1] staat onder meer het volgende.
(…) Even een opmerking over de declaraties. (…) Het declaratieformulier is in elkaar gezet ter ondersteuning van de bank, het Garantiefonds en de leerling. Bindend is echter de tussen ABN AMRO en het Garantiefonds gesloten raamovereenkomst. Op basis van deze raamovereenkomst doen wij een beroep op het Garantiefonds. Mijn verzoek is de rentedeclaraties op basis van de betreffende Raamovereenkomst te beoordelen en te honoreren. (…)
2.8.
In een e-mail van 5 december 2012 van [bestuurder 1] aan de heer [E] van ABN AMRO staat onder meer het volgende.
(…) Uit jouw telefoongesprek trek ik de conclusie dat er wel een mogelijkheid bestaat om financieel tijdelijk te worden ondersteund door de ABN, maar dan wel gedurende zo kort mogelijk periode en laag mogelijk bedrag. (…)
Tevens heb jij aan ons het verzoek gedaan om nog eens goed te zoeken naar andere financiële ondersteuning (…)
Ala het gevolg van de liquiditeitspositie hebben jullie het besluit genomen geen nieuwe studentenfinancieringen te vertrekken. Ik heb gewezen op het feit dat onze mogelijkheden de liquiditeit positief bij te stellen, daarmee verder worden beperkt. Ik heb begrepen dat het op dit moment (nog) niet mogelijk is om de (tijdelijke) financieringstop van nieuwe studenten op te heffen. (…)
Op basis van mijn analyse concludeer is dat er zeker 200 studenten zijn die nog geen baan hebben waar geen borgstelling meer aan kleeft. Van die 200 studenten zijn voor 122 studenten een of meerdere rentedeclaraties ingediend. Deze rentedeclaraties heeft Stella Aviation Fund voldaan. Nu ten aanzien van deze 122 studenten niet aan de cumulatieve voorwaarden zoals bepaald in de borgstellingsovereenkomst is voldaan, of waarvan de vervaltermijn is verlopen, ben ik van mening dat de juridische grondslag voor deze betaalde rentedeclaratie van totaal € 2,8 mio in ieder geval gebrekkig is: de betalingen zijn onverschuldigd voldaan. Het verband met onze huidige liquiditeitspositie is evendent. Dit aspect behoort mijns inziens in de discussie omrent de krediet faciliteit te worden betrokken. (…)
2.9.
In een e-mail van 25 maart 2013 schrijft [bestuurder 1] aan de heer [M] van ABN AMRO onder meer het volgende.
(…) Wij hebben in het verleden steeds aan dit soort verzoeken van studenten voldaan, en de door de studenten gevraagde betaling op hun bankrekening (dus aan de studenten) verricht. Daarbij heb ik steeds duidelijk gemaakt dat het hier gaat om coulance, en een onverplichte betaling. Wij hebben dit ook gedaan om de commerciële relatie met de bank goed te houden, en daar bij gezegd dat de betaling niet de erkenning van welk juridisch feit dan ook is. Wij (SAF) zijn bereid om (…) te helpen, als maar duidelijk is dat het hier gaat om een onverplichte betaling aan deze student, en dat de bank hier in zoverre buiten staat. Jullie mogen immers pas een beroep op SAF als borg doen als is voldaan aan de vereisten die de raamovereenkomst daaraan stelt, en dat is hier nog lang niet het geval. (…)
2.10.
In juni 2013 heeft Stella met ABN AMRO gesproken over het overnemen door ABN AMRO van de vordering (rentedeclaraties) van Stella op afgestudeerden met een baan als piloot. In een e-mail van de heer[S] (hierna: [S]) van ABN AMRO aan [bestuurder 1] staat onder meer het volgende.
(…) Het voorstel dat vorige week is besproken voor de overname van de schulden van afgestudeerden met een baan als verkeersvlieger is in principe akkoord. Wel met twee voorwaarden, n.l.:
1. Dat de discount van 25% in een contractvorm tussen Stella Aviation Fund BV en ABN AMRO wordt vastgelegd
2. Dat de discount voor de student een voordeel op moet leveren t.o.v. de huidige situatie.
(…)
2.11.
In een e-mail van 10 juli 2013 van de heer [VH]van BoerCroon Consulting, ingeschakeld op verzoek van ABN AMRO om een overzicht te maken van de financiële positie van Stella, aan ABN AMRO staat onder meer het volgende.
(…) Bijgaand het meest recente overzicht van Stella mbt de liquiditeitsbehoefte. Deze komt overeen met datgene wat in mei ook al is gecommuniceerd (€ 2,8m juli). Een significant verschil met mei is wel dat de liquiditeitsbehoefte hoog blijft vanwege de geringe instroom van nieuwe studenten in augustus en september. (…) De keerzijde is dat Stella onder haar huidige limiet onvoldoende geld heeft deze maand (…), vragen wij jullie de limiet op te rekken naar ± 2,7mln. De werkelijke behoefte is nog iets groter (…)
In het nieuwe overzicht hebben wij tevens rekening gehouden met het Stella plan mbt rentedeclaraties en overname, met inbegrip van discount, door ABN van garantiefondsstudenten die inmiddels vliegen en inkomen hebben. Hierdoor komt geld vrij dat weer gebruikt wordt om het krediet met jullie terug te brengen. Tevens wordt hiermee bereikt dat de financieringen weer worden verstrekt door de bank, en niet door het garantiefonds. (…)
2.12.
In een e-mail van 16 augustus 2013 van [S] aan [bestuurder 1] staat onder meer het volgende.
(…) Kun je voor mij een voorzet maken voor een e-mail die vanuit jullie naar de afgestudeerden gestuurd kan worden voor het aanbod discount en aflossen garantiefonds. Ik doe van ons uit een voorzet voor de brief met financieringsaanbod, plus aanvraagformulieren. Ik kan dat laatste ding begin volgende week klaar hebben ivm wat compliance issues. Ik zou graag zsm van start gaan met het verzenden aangezien wij ook wat doorlooptijd nodig hebben als een student erop ingaat. (…)
2.13.
In februari 2014 is een vijftal studenten begonnen aan de opleiding tot verkeersvlieger. Deze vijf studenten hebben geen financiering bij ABN AMRO. Stella heeft het lesgeld voor deze studenten voorgeschoten.
2.14.
Begin juni 2014 is een nieuwe borgstellingsraamovereenkomst en een nieuwe arrangementsovereenkomst getekend door ABN AMRO en Stella. In de arrangementsovereenkomst staat onder meer het volgende.
(…)
OVERWEGENDE DAT:(…)
(D) Partijen in deze overeenkomst afspraken en voorwaarden wensen vast te leggen ten aanzien van het doorverwijzen van piloten in opleiding tot verkeersvlieger naar de Bank. De Bank is in dat kader bereid om te onderzoeken of de student in aanmerking komt voor het afnemen van bankdiensten, waaronder het financieren van de vliegopleiding;
(E) Partijen met het aangaan van deze overeenkomst nadrukkelijk niet de bedoeling hebben een op de Vliegschool rustende verplichting tot het aanbrengen van studenten bij de Bank in het leven te roepen en evenmin een verplichting wensen op te leggen aan de Bank tot het verstrekken van een lening aan de voorgestelde student voor de financiering van diens opleiding tot verkeersvlieger; (…)

4.KREDIETVERLENING DOOR DE BANK

4.1
De Bank beoordeelt iedere door een Student ingediende financieringsaanvraag voor de Vliegopleiding of een ander Financieel Product aan zijn eigen maatstaven.
4.2
De Bank is in principe bereid om leningen te verstrekken aan Studenten onder de volgende voorwaarden:
- als de zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de (eventueel) met de Student te sluiten kredietovereenkomsten wordt een borgstellingsovereenkomst gesloten met Stella Aviation Fund B.V. (hierna: “Garantiefonds”).
- het Garantiefonds houdt een door partijen in onderling overleg vast te stellen minimum aan kapitaal aan en/of een minimum inleg per gefinancierde Student dat wordt gestort op een bij de Bank aangehouden rekening ten name van Stella Aviation Fund B.V. (…)
2.15.
Per 24 juli 2014 bedroeg het totale saldo van de rekening-courant € 3.638.395,-.
2.16.
ABN AMRO heeft eind juli 2014 geweigerd Stella meer krediet te verstrekken.

3.Het geschil

3.1.
Stella vordert samengevat - veroordeling van ABN AMRO:
Primair tot betaling van € 2.532.384,40 (+ p.m.) aan SAF uit hoofde van de door SAF verstrekte leningen ter voldoening van rentedeclaraties, althans subsidiair tot betaling van een bedrag van € 660.357,79 (+ p.m.), althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag als voorschot op schade die SAF door toedoen van ABN AMRO heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
tot betaling van een bedrag van € 497.500,- terzake de financiering van de opleiding van de vijf studenten die in februari 2014 zijn begonnen met hun opleiding tot verkeersvlieger, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
om bij de uitbetaling van de lesgelden uit depot 1 van de in het kader van de met studenten gesloten en nog te sluiten leningsovereenkomsten de tot dusverre gehanteerde termijnbetalingen van € 59.500,- bij aanvang,
€ 40.000,- na 7 maanden en € 20.000,- indien en zodra de student een baan als verkeervlieger heeft gevonden te hanteren en daarop geen eenzijdige wijzigingen aan te brengen;
tot onverkorte nakoming van de met (onder andere) SAA en SAF gesloten kredietovereenkomst d.d. 13 april 2014;
in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de totale kosten.
3.2.
Stella heeft ter toelichting op haar vorderingen – samengevat en voor zover van belang – het volgende gesteld. De overstand die Stella heeft op de rekening-courant is volledig te wijten aan ABN AMRO. ABN AMRO heeft onoorbare druk uitgeoefend op Stella om verschillende kosten voor studenten te voldoen. ABN AMRO dreigde anders de financiering van studenten van Stella stop te zetten en daarom heeft Stella onder protest die kosten voldaan, daarbij gebruikmakend van het rekening-courantkrediet bij ABN AMRO.
De vordering onder 1 ziet op de zogenoemde rentedeclaraties. Verschillende studenten konden na het afronden van hun opleiding niet aan hun renteverplichtingen tegenover ABN AMRO voldoen en Stella heeft hen onder druk van ABN AMRO renteloze leningen verstrekt, voor een totaalbedrag van € 2.532.384,40. Deze leningen vielen niet onder het Garantiefonds omdat ze niet voldeden aan de voorwaarden daarvoor, en Stella heeft altijd duidelijk gemaakt dat het om een tijdelijke situatie ging, ervan uitgaande dat ABN AMRO de rentedeclaraties uiteindelijk zou overnemen.
Een deel van de studenten heeft inmiddels en baan als piloot gevonden. De aan die groep verstrekte leningen ten behoeve van rentedeclaraties bedragen € 880.000,-. Stella heeft met ABN AMRO gesproken over het overnemen door ABN AMRO van die leningen en zij hadden daarover overeenstemming bereikt, zodat ABN AMRO onrechtmatig handelt, dan wel toerekenbaar tekort schiet in haar verplichtingen, door de leningen niet over te nemen. Stella vordert het bedrag waarop zij op grond van deze laatste overeenkomst recht heeft onder 1 subsidiair.
Onder 2 vordert Stella een bedrag terzake de financiering van vijf studenten die in eind 2013/ februari 2014 zijn begonnen aan hun opleiding. Sinds het begin van de samenwerking tussen Stella en ABN AMRO in 2004 heeft ABN AMRO nooit geweigerd een student financiering te verstrekken, als die voldeed aan de voorwaarden. Deze vijf studenten heeft ABN AMRO wel een financiering geweigerd, met het argument dat eerst een nieuwe borgstellingsovereenkomst tussen Stella en ABN AMRO moest worden getekend. De studenten voldeden aan alle voorwaarden, en in juni 2014 is ook de nieuwe borgstellingsraamovereenkomst getekend. Stella mocht er dus op vertrouwen dat ABN AMRO de financiering zou verstrekken, en heeft in afwachting daarvan het lesgeld voor die vijf studenten gedragen. Ook dit bedrag drukt op de liquiditeitspositie van Stella.
Verder heeft ABN AMRO eenzijdig besloten de termijnen die tot op heden altijd werden gehanteerd bij uitbetaling van het lesgeld te wijzigen, in die zin dat ABN AMRO weigert reeds vervallen termijnen uit te keren aan Stella. Ook deze beslissing heeft grote gevolgen voor de liquiditeitspositie van Stella en ABN AMRO handelt daarmee onrechtmatig.
Al deze bedragen tezamen maken dat Stella haar kredietlimiet heeft overschreden. Indien ABN AMRO de vorderingen van Stella zou hebben voldaan zou er geen sprake zijn van een overstand. Nu die overstand derhalve het gevolg is van de onoorbare druk die ABN AMRO op Stella heeft gelegd, handelt ABN AMRO onrechtmatig jegens Stella door te weigeren haar verder nog krediet te verstrekken.
3.3.
ABN AMRO voert – samengevat – het volgende verweer. Zij heeft Stella verschillende keren aanvullend krediet verleend. In het eerste kwartaal van 2013 is een krediet van € 3.271.800,- verleend, waarvan € 2.000.000,- na een jaar ingelost zou zijn. Volgens ABN AMRO bedraagt de huidige stand van het krediet
€ 4.200.000,- bij een limiet van € 3.998.750,-. Verder is een reductieregeling overeengekomen in de kredietovereenkomst van 14 februari 2014, op grond waarvan het krediet per 1 augustus 2014 van € 3,1 miljoen naar € 2,5 miljoen teruggebracht diende te zijn en per 1 september 2014 naar € 1,7 miljoen. Daarnaast is sprake van een dekkingstekort van € 800.000,- en is de verwachting dat Stella vanaf medio 2015 hoge claims zal krijgen van studenten aan wie Stella een baangarantie heeft gegeven, inhoudende dat de student die na een bepaalde tijd nog geen baan heeft gevonden (tegen betaling van € 10.000,-) het lesgeld van Stella terug krijgt. Naar verwachting kan Stella claims van jaarlijks € 5 à 6 miljoen tegemoet zien. Gelet op deze sombere toekomstperspectieven, de overstand en het dekkingstekort heeft ABN AMRO geweigerd verder krediet te verlenen. Ten aanzien van de rentedeclaraties voert ABN AMRO aan dat zij geen onoorbare druk heeft uitgeoefend op Stella, en dat dat ook nergens uit blijkt. Stella verwijst naar een telefoongesprek van 5 december 2012. Daargelaten dat wordt betwist dat tijdens dat gesprek druk zou zijn uitgeoefend, heeft dat telefoongesprek plaatsgevonden drie jaar nadat ABN AMRO volgens Stella zou zijn aangevangen met het uitoefenen van druk en op een moment dat Stella 93% van de rentedeclaraties reeds had betaald. Bovendien valt het grootste deel van de rentedeclaraties onder de borgtocht. SAF was dus ook verplicht om deze renteclaims na te komen. Stella is bovendien jarenlang zonder voorbehoud tot uitkering over gegaan. Pas toen zij eind 2012 een toegenomen financieringsbehoefte had, is zij zich op het standpunt gaan stellen dat zij onverschuldigde betalingen aan studenten heeft gedaan. Stella had er kennelijk een belang bij om die betalingen te doen. Dat is dus een bedrijfsmatige afweging geweest en Stella kan dat nu niet afwentelen op ABN AMRO.
De stelling van Stella (ten aanzien van het onder 1 subsidiair gevorderde) dat er overeenstemming is bereikt over de overname van € 880.000,- aan rentedeclaraties strookt niet met haar stelling dat ABN AMRO het gehele bedrag aan rentedeclaraties zou overnemen. ABN AMRO voert aan dat zij in principe bereid was om de door Stella op individuele basis gefinancierde piloten met een baan te herfinancieren, maar wel onder de voorwaarde dat dit voor de betreffende student een voordeel zou opleveren (zie 2.10). Aan die voorwaarde is niet voldaan, zodat de overname of herfinanciering niet van de grond is gekomen. Stella heeft de leningen immers renteloos verstrekt en ABN AMRO zou bij een beoogde herfinanciering een marktconforme rente in rekening brengen.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.2.
Allereerst heeft Stella primair een bedrag van € 2.532.384,40 aan door haar verstrekte leningen ten behoeve van rentedeclaraties gevorderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat duidelijk is dat Stella die leningen heeft verstrekt vanuit een commercieel oogpunt, zoals zij zelf ook heeft gesteld. Uit de e-mail van 25 maart 2012 (zie 2.9) blijkt dat ook Stella ervan uitging dat deze betalingen aan studenten niet onder de borgstelling vielen. Daarmee is het de keuze van Stella geweest om het risico van het niet betalen van de rente, dat oorspronkelijk bij ABN AMRO lag, over te nemen. Dat zij dat heeft gedaan onder onoorbare druk van ABN AMRO is onvoldoende aannemelijk geworden. Ter zitting heeft Stella weliswaar gesteld dat namens ABN AMRO in 2009 gezegd zou zijn dat men met verdere kredietverlening wilde stoppen tenzij Stella de renteverplichting van afgestudeerde studenten zonder werk zou overnemen, maar dit is door ABN AMRO betwist en door Stella niet met stukken onderbouwd. Bovendien is de gestelde opstelling van de bank in 2009, gelet op de destijds toegenomen risico’s die ABN AMRO als financier liep in verband met de verslechterde arbeidsmarkt voor afgestudeerde piloten, niet zonder meer onredelijk en onoorbaar. Feiten en omstandigheden waaruit de onredelijkheid van de opstelling van ABN AMRO zou volgen, zijn onvoldoende gesteld. Dat die druk in een telefoongesprek van 5 december 2012 zou zijn uitgeoefend wordt door ABN AMRO betwist, en bovendien laat het zich, zoals ABN AMRO terecht heeft aangevoerd, moeilijk rijmen met het feit dat Stella op dat moment al drie jaar lang die leningen verstrekte. Ook valt niet in te zien waarom Stella niet eerder de bedragen aan rentedeclaraties (buiten de € 880.000,- waarover partijen hebben gesproken) heeft gevorderd van ABN AMRO. Partijen hebben immers in de periode van 2009 tot (circa) 16/17 juli 2014 regelmatig gesproken en gecorrespondeerd over aanvullend krediet en over een nieuwe arrangementsovereenkomst en borgstellingsovereenkomst. Indien de stelling van Stella dat het altijd de bedoeling van partijen is geweest dat ABN AMRO uiteindelijk de rentedeclaraties zou financieren juist zou zijn, had het voor de hand gelegen dat Stella daarover eerder aan de bel zou hebben getrokken. De primaire vordering onder 1 voldoet dan ook niet aan het onder 4.1 genoemde criterium en is daarom niet toewijsbaar.
4.3.
Wat betreft de subsidiaire vordering wordt geoordeeld als volgt. Uit de verschillende door Stella overgelegde e-mails (zie 2.9, 2.10 en 2.12) blijkt dat partijen vergevorderd waren in de onderhandelingen over de overname door ABN AMRO van de ‘rentedeclaratie-leningen’ aan studenten met een baan. Dat partijen volledige overeenstemming hadden bereikt is daaruit echter niet af te leiden, en los daarvan kunnen die leningen niet worden overgedragen zonder instemming van de studenten die het betreft. Verder is het, ook in het licht van de verschillende arrangementsovereenkomsten, zoals weergegeven onder 2.14, aan ABN AMRO om in ieder specifiek geval te beoordelen of zij een lening aan de betreffende student wil verstrekken. Daarmee is niet voldaan aan het onder 4.1 genoemde criterium van mate van aannemelijkheid van de vordering en zal ook het onder 1 subsidiair gevorderde worden afgewezen.
4.4.
Hetzelfde geldt voor de vordering die betrekking heeft op de vijf studenten die in 2013/2014 zijn begonnen aan hun opleiding. Zoals hiervoor overwogen is de overeenkomst tussen Stella en ABN AMRO een principeakkoord (zie 2.14, aanhef onder E en artikel 4.1 en 4.2) en blijft het aan ABN AMRO om iedere financieringsaanvraag naar haar eigen maatstaven te beoordelen. Bovendien is onvoldoende aannemelijk geworden dat ten aanzien van die vijf studenten een aanvraag is ingediend. Zelfs als juist is dat ABN AMRO de financieringsaanvraag van de studenten heeft opgeschort omdat zij eerst een nieuwe borgstellingsovereenkomst met Stella wilde hebben kan ABN AMRO dat niet verweten worden. Het is immers, mede gelet op artikel 4.2 van de arrangementsovereenkomst en vergelijkbare artikelen in eerdere arrangementsovereenkomsten, het goed recht van ABN AMRO om zekerheid te eisen voor terugbetaling van door haar te verstrekken leningen. Onder deze omstandigheden is ook dit gedeelte van de vordering onvoldoende aannemelijk geworden en zal het worden afgewezen.
4.5.
Ten aanzien van het ongewijzigd laten van de betaalschema’s van de opleidingskosten is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze vordering toewijsbaar is. ABN AMRO heeft immers aangevoerd dat zij de door Stella gestelde wijziging nog niet heeft toegepast en heeft tegen de vordering geen verweer gevoerd, behalve dat Stella daar volgens ABN AMRO geen belang bij heeft omdat het haar liquiditeitspositie niet zal verbeteren. Dit verweer wordt niet gevolgd. Stella heeft aannemelijk gemaakt dat zij zich in een slechte financiële positie bevindt, zodat zij wel degelijk belang heeft bij haar vordering. Dat toewijzing van de vordering naar verwachting een beperkte invloed zal hebben op de liquiditeitspositie doet daar niet aan af.
4.6.
Voor toewijzing van het onder 4 gevorderde is geen aanleiding, nu niet is gebleken dat ABN AMRO de overeenkomst van 13 april 2014 niet nakomt. ABN AMRO heeft de kredietovereenkomst niet opgezegd, maar heeft slechts de eis gesteld dat binnen de limiet wordt gebankierd. Zoals blijkt uit onder meer de e-mail van 10 juli 2013 (zie 2.11) van BoerCroon Consulting heeft Stella al geruime tijd een slechte liquiditeitspositie. ABN AMRO heeft reeds verschillende keren aanvullend krediet verleend en de rentedeclaraties zijn feitelijk ook voldaan met van ABN AMRO geleend geld. ABN AMRO heeft weliswaar als financiële instelling een zorgplicht, maar dat brengt niet mee dat ABN AMRO verplicht kan worden om door te blijven gaan met het verstrekken van (steeds meer) krediet. De omstandigheid dat een deconfiture dreigt voor Stella en de grote gevolgen voor Stella en haar (oud) studenten is niet het gevolg van het niet verhogen van de kredietruimte door ABN AMRO, maar van de (te) sterke afhankelijkheid van geleend geld van Stella in haar bedrijfsvoering. Hoewel die afhankelijkheid een grotere zorgvuldigheid van ABN AMRO als verstrekker van die leningen meebrengt, is het ook een keuze van Stella geweest om haar bedrijfsvoering op deze manier in te richten en kan die keuze niet voor rekening van ABN AMRO blijven komen.
4.7.
Stella zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.645,00
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ABN AMRO om bij de uitbetaling van de lesgelden uit lening/depot 1 in het kader van de met studenten gesloten overeenkomsten ter bekostiging van de opleiding tot verkeersvlieger bij SAA de tot dusverre door SAA gehanteerde termijnbetalingen van € 59.500,- bij aanvang, € 40.000,- na zeven maanden en € 20.000,- indien en zodra de student een baan als verkeersvlieger heeft gevonden te hanteren en daarop geen eenzijdige wijzigingen aan te brengen,
5.2.
veroordeelt Stella in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 4.645,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Stella in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.type: LO