Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure
[YYY] (statutair bestuurder) met mr. C.A.B. Zeevenhooven namens Merit.
2.Het verzoek
2.2. Tot zekerheid van haar vordering wenst Keijser ten laste van Merit conservatoir derdenbeslag te leggen onder een viertal banken en begroot zij haar vordering op € 1.230.000,-- inclusief rente en kosten, aldus nog steeds Keijser.
€ 85.000.000,-- omvatte) doordat voormalige klanten van Keijser hun vermogen nu bij Merit in beheer hebben gegeven. Dit beheer is opgebouwd sinds eind 2013/begin 2014.
1 december 2013 door Keijser niet verlengd. Hij is in 2014 bij Merit in dienst getreden.
of de arbeidsovereenkomst per 1 december 2013 is geëindigd met wederzijdse instemming dan wel per 1 januari 2014 na opzegging door de medewerker (voor zover er geen beëindiging per 1 december 2013 is). De arbeidsovereenkomst met de andere medewerker is geëindigd per 1 februari 2014.
16 december 2013 (productie 15 bij het verzoekschrift) blijkt dat Merit overlegde met de medewerkers over de wijze waarop Merit haar vermogensbeheeractiviteiten in Nederland zou gaan opzetten en hoe zij haar klanten zou gaan bedienen, en dat Merit wist dat de vier medewerkers klanten voor Merit aan het werven waren.
4.8. Uit het voorafgaande blijkt dat de vordering van Keijser van
€ 1.000.000,-- thans niet summierlijk deugdelijk wordt geacht. Het belang van Keijser om beslag te mogen leggen weegt daarnaast niet veel zwaarder dan het belang van Merit om over haar vermogensbestanddelen te kunnen blijven beschikken. Daarom wordt het gevraagde verlof geweigerd. Keijser zal in de kosten aan de zijde van Merit worden veroordeeld.
Weigert het gevraagde verlof.