Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
REPUBLIEK SURINAME,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Republiek Suriname op 2 juli 2014 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin zij primair verzoekt om het ongedaan maken van de heropening van de vereffening van de ontbonden besloten vennootschap Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. en subsidiair om het ontslag van de vereffenaar [naam 1]. De rechtbank heeft op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk is in haar verzoek op grond van artikel 2:23 lid 5 BW, omdat er geen gewichtige redenen zijn gebleken voor ambtshalve ontslag van de vereffenaar. De rechtbank stelt vast dat de vereffenaar zijn taak naar behoren vervult en dat er geen evident falen is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de overige verzoeken van de Republiek Suriname geen wettelijke grondslag hebben. De beslissing van de rechtbank is dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek, en dat een afschrift van de beschikking zal worden toegestuurd aan belanghebbende [naam 1].