ECLI:NL:RBAMS:2014:5431

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
HA RK 14-187
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van vereffenaar door de Republiek Suriname

In deze zaak heeft de Republiek Suriname op 2 juli 2014 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarin zij primair verzoekt om het ongedaan maken van de heropening van de vereffening van de ontbonden besloten vennootschap Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. en subsidiair om het ontslag van de vereffenaar [naam 1]. De rechtbank heeft op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk is in haar verzoek op grond van artikel 2:23 lid 5 BW, omdat er geen gewichtige redenen zijn gebleken voor ambtshalve ontslag van de vereffenaar. De rechtbank stelt vast dat de vereffenaar zijn taak naar behoren vervult en dat er geen evident falen is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de overige verzoeken van de Republiek Suriname geen wettelijke grondslag hebben. De beslissing van de rechtbank is dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek, en dat een afschrift van de beschikking zal worden toegestuurd aan belanghebbende [naam 1].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/568109 / HA RK 14-187
Beschikking van 14 augustus 2014
in de zaak van
de
REPUBLIEK SURINAME,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal,
zetelend te Paramaribo (Suriname),
verzoekster,
advocaat mr. drs. A.J.F. Gonesh te Den Haag.

1.Het verzoek

1.1.
Het op 2 juli 2014 is ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift van de Republiek Suriname met bijlagen strekt tot:
primair
( i) het ontslag van [naam 1] als vereffenaar van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V.;
(ii) het ongedaan maken van de heropening van de vereffening van de ontbonden besloten vennootschap de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V., althans het sluiten en (vooralsnog) gesloten te houden van de heropening van de vereffening van het vermogen van de ontbonden besloten vennootschap de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V.;
subsidiair
(voor het geval het primair verzochte niet kan worden toegewezen)
( i) het ontslag van [naam 1] als vereffenaar van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V.;
(ii) (voor zover rechtens noodzakelijk) de herbenoeming van [naam 2] als vereffenaar van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. met als taakomschrijving de levering van de onroerende zaken die toebehoren aan de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. aan de Republiek Suriname na voldoening van de crediteuren, zo die er zijn.
1.2.
De Republiek Suriname legt – voor zover van belang – aan het verzoek het volgende ten grondslag.
1.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 oktober 2008 is op verzoek van de Republiek Suriname de vereffening van het vermogen van de besloten vennootschap Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. heropend met benoeming van [naam 1] (hierna: [naam 1]) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) tot vereffenaars.
1.4.
Het is de Republiek Suriname gebleken dat [naam 2] per 10 september 2009 zijn functie als vereffenaar van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. feitelijk heeft beëindigd, zodat [naam 1] als enige vereffenaar is overgebleven.
1.5.
Het is de Republiek Suriname gebleken dat [naam 1] buiten zijn bevoegdheden als vereffenaar handelt/treedt door onroerende goederen te verkopen aan derden, althans anderen dan de rechthebbende (de Republiek Suriname)
1.6.
Bij Presidentieel Besluit van 3 juni 2014 zijn alle bevoegdheden die door de voormalig president van de Republiek Suriname, [naam 3], op 19 maart 2008 aan [naam 1] met het oog op – kort gezegd – de vereffening van het vermogen van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. zijn toegekend, ingetrokken.
1.7.
Bij brief van 9 juni 2014 heeft [naam 1] op het Presidentieel Besluit van 3 juni 2014 gereageerd. In deze brief schrijft hij – onder meer – dat het Presidentieel besluit niet in het belang is van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V., de Surinaamse Cultuur Maatschappij N.V. en de Staat Suriname, dat een aantal projecten die van groot belang zijn voor de Staat Suriname door het Besluit in het gedrang komen en dat het Besluit met zich brengt dat de circa 30 medewerkers van de Surinaamse Cultuur Maatschappij N.V. hun baan zullen verliezen.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 2:23 lid 5 BW kan de rechtbank een vereffenaar ontslaan, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen op verzoek van een medevereffenaar, het openbaar ministerie of ambtshalve. Dit betekent dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
2.2.
Nu het verzoek aan de rechtbank is voorgelegd, ziet zij zich gesteld voor de vraag of er gewichtige redenen zijn om ambtshalve tot ontslag van [naam 1] over te gaan. Uit de brief van [naam 1] van 9 juni 2014 maakt de rechtbank op dat hij zich tegen het ontslag verzet. Hoewel de wetstekst en de parlementaire geschiedenis geen duidelijkheid bieden ten aanzien van de vraag wanneer de rechtbank ambtshalve tot ontslag van een vereffenaar moet overgaan, is de rechtbank van oordeel dat zij hiertoe alleen dient over te gaan als (bij marginale toetsing en zonder nader onderzoek) evident is dat de vereffenaar zijn taak niet naar behoren vervult. In het onderhavige geval is hiervan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De taak van de vereffenaar bestaat uit (i) het voldoen van de schuldeisers en (ii) de bestemming van het overschot (zie artikel 2:23b BW). Volgens lid 3 van artikel 2:23b BW komen als wijzen van verdeling van het overschot in aanmerking:
( a) toedeling van een gedeelte van het overschot aan ieder der gerechtigden;
(…)
( c) verdeling van de netto-opbrengst na verkoop.
Naar de rechtbank begrijpt, is de Republiek Suriname sinds 1974 de enig aandeelhouder van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. Voorafgaand aan de beschikking van deze rechtbank van 23 oktober 2008, waarbij de vereffening van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. werd heropend en [naam 1] en [naam 2] tot vereffenaars werden benoemd, is – zo blijkt uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken – bij brief van de voormalige President van de Republiek Suriname ([naam 3]) van 19 maart 2008 [naam 1] opdracht gegeven om alle activa en passiva (en meer in het bijzonder alle gronden) van de Surinaamse Cultuur Maatschappij B.V. over te brengen naar de Republiek Suriname ten name van de Surinaamse Cultuurmaatschappij N.V. Deze brief kan – op het eerste gezicht – niet anders worden opgevat dan dat de Republiek Suriname als rechthebbende op het overschot de vereffenaar(s) heeft opgedragen het overschot over te dragen aan de Surinaamse Cultuurmaatschappij N.V. Nu uit de brief van [naam 1] van 9 juni 2014 lijkt te volgen dat dit precies is wat hij de afgelopen jaren als vereffenaar heeft gedaan, is er geen aanleiding voor de rechtbank om aan te nemen dat [naam 1] zijn taak niet naar behoren vervult en dat er gewichtige redenen zijn om hem te ontslaan.
2.3.
Voor de overige verzoeken van de Republiek Suriname bestaat geen wettelijke grondslag.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Republiek Suriname niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart de Republiek Suriname niet-ontvankelijk in haar verzoek,
3.2.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal toesturen aan
belanghebbende, [naam 1], p/a Surinaamse Cultuur Maatschappij N.V., [adres], [plaats], Suriname.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2014.