3.2.De verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
Partijen zijn gehuwd op [datum] te [plaats], onder het maken van huwelijkse voorwaarden op [datum].
De man heeft in januari 2011 de echtelijke woning verlaten.
De vrouw heeft bij verzoekschrift van 20 juli 2012 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Het huwelijk is op 11 december 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2013 in de registers van de burgerlijke stand.
In de akte van huwelijkse voorwaarden zijn partijen, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
Roerende goederen
Artikel 2
1. Rechten aan toonder en roerende zaken, die geen registergoederen zijn, behorende tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van een echtgenoot, voor zover niet uitdrukkelijk anders bepaald of overeengekomen, behoren toe aan die echtgenoot, ongeacht van wiens zijde deze
goederen zijn opgekomen, doch onverminderd het in artikel 3 bepaalde.
2. Kleding en lijfssieraden zijn eigendom van die echtgenoot, in wiens gebruik zij zijn of tot wiens gebruik zij bestemd zijn, ongeacht van wiens zijde deze zaken zijn opgekomen en wel zonder enige vergoeding aan de andere echtgenoot.
Van deze bepaling zijn uitgezonderd:
a. die kleding en/of lijfssieraden die buiten de werking van dit beding zijn gebracht door een dienovereenkomstige vermelding bij de desbetreffende aanbreng van een echtgenoot op na te melden staat van aanbrengsten;
b. die kleding en/of lijfssieraden waarvan een echtgenoot aantoont, dat deze door hem zijn verkregen door erfrecht of schenking.
3. Bestaat overigens tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder of een roerende zaak die geen registergoed is, toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder van de echtgenoten voor
de helft toe te behoren.
4. Bestaat tussen de echtgenoten een geschil omtrent de grootte van ieders aandeel in een goed, dat zonder aandeelvermelding op beider naam staat, dan worden zij geacht
ieder voor de helft daarin gerechtigd te zijn, behoudens tegenbewijs.
Vergoedingen
Artikel 3
De echtgenoten zijn, voorzover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking. Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar.
Kosten huishouding
Artikel 5
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, van de door de echtgenoten geadopteerde kinderen, alsmede van de kinderen die met beider toestemming in het gezin zijn opgenomen, wat de laatste kinderen betreft voorzover deze kosten niet ten laste van derden komen, worden voldaan uit de netto-inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voorzover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
2. Onder netto-inkomen wordt verstaan het begrip inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verminderd met de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen.
Indien en voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten van een niet op zijn eigen naam uitgeoefend bedrijf hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen, worden die winsten geacht door hem te zijn genoten en worden zij na aftrek van hetgeen verschuldigd zou zijn aan bovengenoemde belastingen en heffingen gerekend tot zijn netto-inkomen.
Onder netto-vermogen wordt verstaan het begrip vermogen als bedoeld in de Wet op de vermogensbelasting 1964 verminderd met de daarvoor verschuldigde belasting op vermogen, met dien verstande dat de vermogens van niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten voor de toepassing van deze regeling niet worden samengevoegd.
3. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
1. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
2. Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen één jaar na de ontbinding van het huwelijk, of, in geval van scheiding van tafel en bed, binnen een, jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, heeft plaats gehad of schriftelijk gevorderd is.
Levensverzekeringen
Artikel 7
Diegene der echtgenoten, die een uitkering ontvangt krachtens een overeenkomst van levensverzekering (ongevallenverzekering daaronder begrepen) draagt de deswege verschuldigde of betaalde premies of koopsommen.
Verrekening van inkomsten
Artikel 8
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen door een desbetreffende verklaring verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
1. De uitkering van het verschuldigde moet gedaan worden binnen een jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.
2. Ingeval gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte voldoening zullen de echtgenoten een redelijke betalingsregeling - al of niet met zekerheidsstelling - treffen waarbij de belangen van beiden in acht genomen worden.
Artikel 10
Het recht tot het vorderen van de verrekening verjaart niet en vervalt evenmin door tijdsverloop.
Artikel 11
Geen verrekening heeft plaats:
a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
b. over liet kalenderjaar dat het netto-inkomen van een echtgenoot onder aftrek als in artikel 8 bedoeld, ten gevolge van verlies in een zelfstandig uitgeoefend beroep of bedrijf van die echtgenoot negatief is en over volgende kalenderjaren indien en voorzover het voorverrekening overeenkomstig artikel 8 vatbare inkomen van de betreffende echtgenoot niet het bedrag van het verlies heeft bereikt;
c. indien een echtgenoot surséance van betaling heeft, in staat van faillissement verkeert ofwel verkeerd heeft, terwijl liet faillissement op andere wijze dan door homologatie van accoord is geëindigd en deze echtgenoot op grond van de verrekening een vordering op de andere echtgenoot zou verkrijgen;
d. voorzover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
(…)
Artikel 13
Aanspraken op pensioen en hetgeen daarvoor is opgeofferd worden niet verrekend overeenkomstig artikel 8, echter met uitzondering van periodieke uitkeringen die vervallen in
gevolge een recht op ingegaan pensioen.
Pensioenrechten
Artikel 14
Indien het huwelijk van de echtgenoten door echtscheiding wordt ontbonden danwel indien tussen de echtgenoten de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, zullen de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken worden verevend conform het in de artikelen 2 en 3 bepaalde van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Het vorenstaande laat onverlet de aanspraak op nabestaandenpensioen.
Boekhouding
Artikel 15
De echtgenoten zijn verplicht van hun inkomen en vermogen behoorlijk boek te houden en aan de andere echtgenoot de boeken en bijbehorende bescheiden op eerste vordering ter inzage te verschaffen.
Slotverklaringen
De comparanten verklaarden voorts:
De door hen ten huwelijk aangebrachte rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, staan (naast eventuele overige goederen) vermeld op de aan deze akte
gehechte door comparanten en mij, notaris, ondertekende staat van aanbrengsten.
Ten aanzien van het tussen hen geldende huwelijksgoederenrecht is het Nederlandse recht van toepassing.
(…).”
Partijen hebben tijdens het huwelijk geen uitvoering gegeven aan het in de artikel 8 van de in de akte van huwelijkse voorwaarden opgenomen periodieke verrekenbeding.