1.Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.Verweerder, [leeftijd], is sedert 1 november 1978 in dienst van verzoekster laatstelijk als medewerker facility operations I (ook wel aangeduid als medewerker postkamer). Het laatstverdiende brutosalaris bedraagt € 1.823,82 per maand exclusief vakantietoeslag en overige toeslagen. Verweerder heeft een verstandelijke beperking als gevolg van een complicatie kort na zijn geboorte. Blijkens een psychologische test heeft hij een IQ van 61.
1.2.Verzoekster is al geruime tijd bezig met het doorvoeren van reorganisaties met gevolgen voor de personele bezetting. Daarover zijn met de betrokken vakbonden afspraken gemaakt en neergelegd in cao’s, welke een Sociaal Plan behelzen. Op de reorganisatie die in deze zaak aan de orde is, gaat het om de ISP cao 2010-2013.
1.3.In deze cao is onder meer geregeld dat medewerkers die boventallig worden verklaard, behoudens vrijwillig vertrek worden geplaatst in de mobiliteitsorganisatie. Deze plaatsing duurt in beginsel twaalf maanden en is gericht op het vinden van een passende functie binnen of buiten het eigen bedrijf van verzoekster. Na afloop van de plaatsing in de mobiliteitsorganisatie zonder herplaatsing wordt een beëindigingsvergoeding aangeboden.
1.4.Onder het kopje ‘II. Zoveel mogelijk beperken van plaatsing in de Mobiliteitsorganisatie’ van de cao is onder meer vermeld: ‘
De Bank zal extra ondersteuning geven aan groepen die dat nodig hebben, zoals ouderen, allochtonen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en medewerkers met een beperking, en daartoe passende faciliteiten ter beschikking stellen.’
1.5.Onder het kopje ‘III. Plaatsingsprocedure bij reorganisatie’ is geregeld hoe wordt bepaald of een medewerker herplaatsbaar of boventallig is aan de hand van afspiegeling (dienstjaren) en kwaliteit, bij welk laatste criterium wordt rekening gehouden met kennis, vaardigheden en gedrag van de medewerker zoals deze wordt bepaald met behulp van een assessment.
1.6.Medio 2012 is een reorganisatie doorgevoerd in het bedrijfsonderdeel Facility Management waar verweerder werkzaam was. Eind 2012 heeft de plaatsingsprocedure plaatsgevonden. Bij brief van 12 november 2012 is aan verweerder bericht dat hij niet werd geplaatst in de nieuwe organisatie, maar in de mobiliteitsorganisatie per 1 maart 2013.
1.7.Verweerder heeft naar aanleiding hiervan op 12 april 2013 een klacht ingediend bij de Geschillencommissie waarin de cao voorziet en zich verzet tegen de uitkomst van de plaatsingsprocedure, onder meer op grond dat verzoekster onvoldoende rekening had gehouden met zijn verstandelijke beperking, in het bijzonder bij het toepassen van de assessment (door het daarvoor ingeschakelde bureau [naam bureau] in [plaats]).
1.8.De Geschillencommissie heeft verzoekster naar aanleiding daarvan opgedragen om nogmaals een assessment te laten verrichten door [naam bureau], waarbij rekening gehouden moet worden met de verstandelijke beperking van verweerder en zo nodig ondersteuning moet plaatsvinden. Verzoekster heeft daaraan gevolg gegeven.
1.9.Bij uitspraak van 4 november 2013 heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat verweerder terecht boventallig is verklaard.
1.10.Op verzoek van verweerder heeft verzoekster op 5 december 2013 beslist dat verweerder drie maanden langer (dan twaalf maanden) in de mobiliteitsorganisatie mocht blijven, waardoor de einddatum 1 juni 2014 werd.
1.11.De verlengde zoektermijn heeft niet geleid tot herplaatsing in een passende functie.
1.12.Verzoekster heeft verweerder een beëindigingovereenkomst op basis van de cao aangeboden, met de daarin voorziene vergoeding van € 85.459,69. Verweerder heeft dit aanbod niet aanvaard.