ECLI:NL:RBAMS:2014:5689

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
138.2014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2014 een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. M.E.B. Terwee ontvangen van een verzoeker, die gedaagde was in een andere procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend op de dag van de geplande mondelinge behandeling. De verzoeker voerde aan dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangevoerd die deze vrees konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de gronden van het wrakingsverzoek, zoals vermeld in het handgeschreven verzoek, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Hierdoor werd het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien oordeelde de rechtbank dat het verzoek tot wraking lichtvaardig was ingediend, zonder enige grondslag, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking tegen de kantonrechter niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 mei 2014, waarbij de rechtbank de verzoeker niet ontvankelijk verklaarde in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer
Beschikking op het 12 mei 2014 ingediende en onder rekestnummer C/14/564911 HA RK 138.2014 ingeschreven verzoek van:
[Naam],
woonplaats [plaats],
verzoeker,
gemachtigde P. van Holland,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Verzoeker is gedaagde in een zaak bij deze Rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 3036621 KK 14-759.
1.2
Op 12 mei 2014 om 15.00 uur was de mondelinge behandeling gepland in deze zaak ten overstaan van de rechter.
1.3
Op 12 mei 2014 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3
Uit de wet (artt. 36 en 37 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering) en het uitgangspunt van vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4
In het handgeschreven verzoek staan als gronden van het verzoek vermeld:
“impersonificatie,
verdacht van identiteitsfraude,
verzet tegen arrestatie,
collusie gedrag met parketwacht,
partijdigheid?, vooringenomenheid?”
Naar het oordeel van de Rechtbank zijn dit geen feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de kantonrechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, zijn af te leiden. Bij gebreke van gronden is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De wrakingsgronden moeten tegelijk en zodra deze aan verzoeker bekend zijn geworden, worden voorgedragen. Om die reden zou een nadere toelichting op het verzoek, zoals door verzoeker aangekondigd, er niet toe kunnen leiden dat het verzoek alsnog kan worden ontvangen. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.5
Omdat door verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag is ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van recht. De rechtbank zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de kantonrechter belast met de behandeling van deze zaak van klager niet in behandeling wordt genomen.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking,
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de strafzaak van klager niet meer in behandeling zal worden genomen;
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort voorzitter, M.G. Tarlavski-Reurslag en A.W.H. Vink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.