ECLI:NL:RBAMS:2014:5782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
HA ZA 13-1549
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat voor fouten van Franse hulppersonen in procedure tegen Racer

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap KUBUS SPORTS B.V. (hierna: Kubus) schadevergoeding van haar advocaat, Van Diepen van der Kroef Advocaten, en de gedaagden, wegens vermeende fouten in de Franse procedure tegen Racer. Kubus had in 2001 distributierechten voor haar producten in Frankrijk en Spanje toegekend aan Racer, maar beëindigde deze samenwerking in 2005. Racer stelde Kubus aansprakelijk en dagvaardde haar in 2006 voor de Handelsrechtbank in Aix-en-Provence. Kubus schakelde Van Diepen in om een Franse advocaat in te schakelen en de communicatie te verzorgen. De rechtbank te Aix-en-Provence oordeelde in 2007 dat Kubus aansprakelijk was voor de schade van Racer en veroordeelde haar tot betaling van € 27.500. Kubus ging in hoger beroep, maar de Franse rechtbank verhoogde de schadevergoeding tot € 170.542,80 in 2011. Kubus stelde Van Diepen aansprakelijk voor de fouten die in de Franse procedure waren gemaakt, maar Van Diepen betwistte deze aansprakelijkheid en stelde dat zij slechts als intermediair had gefunctioneerd. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat Van Diepen niet als advocaat van Kubus had opgetreden in de Franse procedure en dat de Franse advocaat verantwoordelijk was voor de juridische inhoud van de procedure. De rechtbank concludeerde dat Van Diepen niet tekort was geschoten in haar verplichtingen en wees de vorderingen van Kubus af. Kubus werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/551446 / HA ZA 13-1549
Vonnis van 2 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUBUS SPORTS B.V.,
gevestigd te Naarden,
eiseres,
advocaat mr. R.I. Loosen te Amsterdam,
tegen
1. de maatschap
VAN DIEPEN VAN DER KROEF ADVOCATEN,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagden],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.G. Princen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Kubus en Van Diepen en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van Kubus van 1 oktober 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 29 januari 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kubus is een handelsonderneming in sportartikelen en levert hockey-, watersport-, en wintersportartikelen aan dealers in Nederland en daarbuiten. Kubus verhandelt ook producten onder haar eigen merk ProLimit. Kubus heeft in 2001 de distributierechten voor haar producten in Frankrijk en Spanje toegekend aan een vennootschap genaamd Panacea. Deze vennootschap heeft haar bedrijfsactiviteiten overgedragen aan Atelier du Forgeron, welke vennootschap thans geen activiteiten meer heeft, en aan Loisirs Distribution, thans genaamd Racer SAS. Atelier du Forgeron en Loisirs Distribution zullen hierna ook worden aangeduid met Racer.
2.2.
In 2005 heeft Kubus Racer uitgenodigd voor overleg over de samenwerking. Kubus heeft geconcludeerd dat Racer niet (langer) de kennis en knowhow in huis had om aan de gemaakte afspraken terzake de verkoop van de ProLimit-producten te voldoen. Per e-mail van 26 augustus 2005 heeft Kubus Racer geïnformeerd over haar voornemen om de samenwerking met Racer te beëindigen. Per brief van 22 september 2005 heeft de Franse advocaat van Racer Kubus aansprakelijk gesteld.
2.3.
Op 3 juli 2006 is Kubus door Racer gedagvaard om op 11 september 2006 te verschijnen voor de Handelsrechtbank van Aix-en-Provence, Frankrijk.
2.4.
Op 12 juli 2006 heeft Kubus de dagvaarding aan Van Diepen gezonden. In de begeleidende brief staat een kort overzicht van de achtergrond van de samenwerking tussen Kubus en Racer, de reden om die samenwerking te willen stoppen en de reactie van Racer op dat door Kubus geuite voornemen. Kubus heeft in deze brief aan Van Diepen gevraagd of zij in deze zaak namens Kubus kunnen optreden.
2.5.
Per brief van 24 juli 2006 heeft [gedaagden] namens Van Diepen het volgende aan Kubus geschreven:
“(…)
Alvorens stappen te ondernemen om te zorgen dat Kubus op 11 september a.s. vertegenwoordigd is, heb ik eerst gekeken of de Franse rechter wel bevoegd is en/of Frans recht van toepassing is.
(…)
Mijn conclusie is dat in de onderhavige situatie, waarbij er sprake is van een distributeur, gevestigd in Frankrijk, inderdaad de rechter in Frankrijk bevoegd is en ook Frans recht van toepassing is.
Wij zullen derhalve een advocatenkantoor in Frankrijk moeten instrueren om te gaan optreden.
Ik heb contact met een advocatenkantoor in Draguignan, die wij de zaak zouden kunnen voorleggen, zulks met de vraag of zij de zaak kunnen doen dan wel of zij een advocatenkantoor in Aix-en-Provence kennen.
Ten behoeve van het prepareren van een instructie bespreek ik graag de zaak met jou, tezamen met mijn medewerker, [naam 1], die de Franse nationaliteit bezit en behulpzaam kan zijn met de instructie van een advocatenkantoor in Frankrijk.
(...)”
2.6.
Van Diepen is via haar advocatennetwerk doorverwezen naar het Franse advocatenkantoor Drujon d’Astros. Nadat de aldaar werkzame advocaat Penard aan Van Diepen heeft bevestigd in staat te zijn met Van Diepen te kunnen samenwerken in deze procedure, heeft Van Diepen op 1 september 2006 gereageerd dat zij het genoegen hebben om namens hun cliënt de samenwerking te kunnen bevestigen.
2.7.
In de daarop volgende periode heeft Kubus het dossier naar de Franse advocaat gestuurd met een in het Engels opgesteld kort overzicht van de feiten en heeft zij de correspondentie van de Franse advocaat en de voorschotnota aan Kubus doorgeleid met het verzoek die aan de Franse advocaat te voldoen. De door de Franse advocaat opgestelde conclusie van antwoord is door Van Diepen doorgeleid aan Kubus. In de begeleidende e-mail van 7 mei 2007 schrijft Van Diepen, onder meer; “
ik stel voor dat wij die conclusie nog wel even goed doorpraten, ervanuitgaande dat er mogelijk nog wel het een en ander is toe te voegen of te wijzigen”. Vervolgens hebben Van Diepen en Kubus in een bespreking de in de conclusie van antwoord opgenomen chronologische weergave van de feiten besproken. Naar aanleiding van deze bespreking heeft Van Diepen aan de Franse advocaat bevestigd dat de conclusie op hoofdlijnen akkoord is. Bij conclusie van antwoord zijn geen producties namens Kubus in het geding gebracht, maar is verwezen naar de door de wederpartij in het geding gebrachte stukken.
2.8.
Bij vonnis van 16 oktober 2007 heeft de rechtbank te Aix-en-Provence geoordeeld dat Kubus aansprakelijk is voor de schade van Racer tengevolge van de beëindiging door Kubus van haar handelsrelatie met die vennootschap. Kubus wordt veroordeeld tot betaling van € 27.500,-- aan schadevergoeding en tot het terugkopen van de voorraad goederen van Racer.
2.9.
Kubus is tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan. De Franse advocaat heeft een memorie van grieven opgesteld en in zijn begeleidende brief opgemerkt dat hij ten aanzien van de in het geding te brengen stukken niet inziet wat nog meer kan worden overgelegd naast hetgeen zich reeds bij de gedingstukken bevindt, tenzij het stukken betreft waarmee de contractuele relatie tussen Kubus en Racer kan worden bepaald. Deze mededeling is door Van Diepen aan Kubus overgebracht, waarna Kubus heeft aangegeven te proberen voor aanvullende stukken te zorgen. Deze stukken zijn niet verstrekt door Kubus, dit geldt eveneens voor een door Van Diepen aan Kubus gevraagd exposé opgesteld in het Engels over de acceptatie van de beëindiging van de relatie door Racer. Nadat de memorie van grieven namens Kubus is genomen heeft de Franse advocaat Van Diepen herhaaldelijk over het procesverloop geïnformeerd, welk informatie Van Diepen ter kennis van Kubus heeft gebracht.
2.10.
In de aanloop naar de mondelinge behandeling heeft Van Diepen bij e-mail van 12 mei 2009 aan Kubus het stuk gestuurd waarbij Racer aangeeft principaal appel in te stellen. Van Diepen heeft daarbij aangegeven dat de Franse advocaat heeft gevraagd of Kubus eerst nog eens schriftelijk daarop wenst te reageren, maar dat dat Van Diepen niet nodig lijkt omdat het stuk van de wederpartij heel kort is. Van Diepen vervolgt door te schrijven dat het mogelijk wel goed is om de memorie van grieven zijdens Kubus na te lopen en te bezien op welke punten de Franse advocaat nadere accenten zou kunnen leggen en dat zij daarvoor misschien het stuk moeten doorlopen om te bezien wat de Franse advocaat daarin heeft gezegd of heeft willen zeggen.
2.11.
Bij e-mail van 20 mei 2009 heeft Kubus gereageerd door Van Diepen een overzicht van feiten te mailen die zij graag extra onder de aandacht wil brengen. Op 8 juni 2009 heeft Van Diepen aan Kubus een e-mail gestuurd waarin onder meer staat:
“naar aanleiding van jouw mail van 20 mei heb ik het procesdossier nog eens volledig doorgenomen. Omdat de mail van 26-8-2006 [van Kubus aan Racer, rechtbank] als opzegging wordt gezien, blijft het niet alleen van belang dat feiten gesteld moeten worden waaruit blijkt dat ook de wederpartij heeft moeten begrijpen dat dat (nog) geen opzegging was, terwijl – voor het geval dat bericht wel zo moet worden gezien – er dan feiten moeten blijken dat de wederpartij die beëindiging ook moet hebben kunnen zien aankomen en in feite niet of nauwelijks schade heeft geleden. (…)”
2.12.
Na telefonisch contact hebben Kubus en Van Diepen afgesproken dat Van Diepen de e-mail van Kubus van 20 mei 2009 in het Engels zou vertalen en aan de Franse advocaat zou doorleiden, met de bijlagen die ook al eerder aan de Franse advocaat waren verstrekt. De Franse advocaat heeft Van Diepen vervolgens geïnformeerd dat hij de opmerkingen en meegestuurde stukken in aanmerking heeft genomen.
2.13.
De door Racer genomen memorie van antwoord is door Van Diepen bekeken en doorgeleid aan Kubus met de vraag of zij daarop nog nader schriftelijk wenst te reageren in de procedure en dat de stukken die bij deze memorie zijn gevoegd allemaal oude stukken zijn die al onderdeel van de procedure uitmaakten. Dit wordt door Kubus bevestigd, waarbij Kubus nog eens kort haar positie uiteenzet. Van Diepen heeft de Franse advocaat en Kubus laten weten dat zij in het begin van het nieuwe jaar op de memorie van antwoord met producties zal terugkomen. Nadat de Franse advocaat medio januari 2010 aan Van Diepen heeft laten weten dat er geen deadline is gesteld voor de reactie op de memorie van antwoord, heeft Van Diepen Kubus laten weten dat zij – indien er behoefte is om nog op de memorie van antwoord te reageren, zij dan niet moet schromen om rechtstreeks contact op te nemen met de Franse advocaat door middel van een e-mail in de Engelse taal.
2.14.
In een e-mail wisseling op 14 december 2010 hebben Van Diepen en Kubus elkaar (onder meer) als volgt bericht:
Van Diepen aan Kubus:
“In de zaak Loisir [Racer, rechtbank] vernam ik in januari van dit jaar voor het laatst van onze advocaat. Ik heb jullie in februari nog eens geadviseerd om desgewenst rechtstreeks contact met de franse advocaat een reactie te geven op de laatste stukken (…). Sedertdien is het stil. Hebben jullie verdere informatie op basis van rechtstreeks contact met de franse advocaat?”
Kubus aan Van Diepen:
“Wat mij betreft prima als Loisir een schone dood is gestorven en behoeft niet opgerakeld te worden wat mij betreft.”
Van Diepen aan Kubus:
“(…) Als jullie blijkbaar ook niet meer hebben gehoord, dan stel ik voor dat wij passief blijven. Procederen duurt in Frankrijk even als bij ons erg lang. Op enig moment zal er wel een levensteken komen.”
2.15.
In de procedure in hoger beroep zijn namens Kubus geen producties in het geding gebracht, maar is verwezen naar de producties van Racer.
2.16.
Bij arrest van 23 juni 2011 heeft het Hof te Aix-en-Provence de beslissing van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Kubus veroordeeld om aan Racer wegens de beëindiging van de betrekkingen met haar, te betalen een bedrag van in totaal € 170.542,80, waarvan € 55.250 voor het terugkopen van de voorraad. Van Diepen ontvangt dit arrest op 1 september 2011 van de Franse advocaat. Van Diepen heeft de Franse advocaat om opheldering gevraagd ten aanzien van hetgeen zich na het laatste contact in de Franse procedure heeft afgespeld. Uit de reactie van de Franse advocaat blijkt dat intussen een memorie van antwoord in het principaal appel is genomen namens Kubus en dat een pleidooi heeft plaatsgevonden, waarna arrest is gewezen. Deze informatie heeft Van Diepen doorgestuurd aan Kubus, met de mededeling dat zij het raar vindt dat zij de nadere conclusie die namens Kubus door de Franse advocaat is genomen, nu pas te zien krijgt.
2.17.
Kubus heeft Van Diepen bij brief van 6 oktober 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het tekortschieten door Van Diepen in de uitvoering van de aan haar verleende opdracht. Van Diepen heeft de aansprakelijkheid afgewezen bij brief van 4 november 2011.
2.18.
Op 6 februari 2013 hebben Kubus en Racer na onderhandeling een vaststellingsovereenkomst gesloten, inhoudende dat Kubus aan Racer in totaal € 110.000,-- betaalt.
2.19.
Voor de diensten van Van Diepen heeft Kubus in totaal € 11.933,72 betaald.

3.Het geschil

3.1.
Kubus vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I. te verklaren voor recht (i) dat Van Diepen toerekenbaar tekort is geschoten jegens Kubus ter zake van de door Kubus aan Van Diepen verstrekte opdracht tot behartiging als advocaat van de belangen van Kubus in de zaak tegen Racer, en/of (ii) dat Van Diepen aansprakelijk is jegens Kubus voor de handelingen van de door Van Diepen ingeschakelde Franse hulppersonen, en (iii) dat Van Diepen uit dien hoofde jegens Kubus aansprakelijk is voor de door Kubus geleden schade;
II. te verklaren voor recht - onverminderd de vordering onder I.- dat [gedaagden], naast Van Diepen, hoofdelijk aansprakelijk is jegens Kubus op grond van artikel 7:404 BW ter zake van de door Kubus aan Van Diepen – met het oog op [gedaagden] – verstrekte opdracht strekkende tot behartiging als advocaat van de belangen van Kubus in de zaak tegen Racer, en/of (ii) dat [gedaagden] aansprakelijk is jegens Kubus voor de handelingen van de door Van Diepen ingeschakelde Franse hulppersonen, en (iii) dat – zo de rechtbank begrijpt – [gedaagden] uit dien hoofde jegens Kubus aansprakelijk is voor de door Kubus geleden schade;
III. Van Diepen en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door Kubus geleden schade, nader op te maken bij staat, en te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Van Diepen en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan Kubus van de kosten van deze procedure, verhoogd met de wettelijke rente;
V. Van Diepen en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de nakosten.
3.2.
Kubus legt aan haar vorderingen ten grondslag dat er fouten zijn gemaakt in de Franse procedure, waardoor zij schade heeft geleden bestaande uit het bedrag dat zij in het kader van de schikking met Racer is overeengekomen te betalen, alsmede de advocaatkosten die in de Franse procedure en in het kader van de onderhavige zaak zijn gemaakt. Van Diepen is aansprakelijk voor deze schade omdat zij:
i. uit hoofde van de met Kubus tot stand gekomen overeenkomst van opdracht
gehouden was als advocaat van Kubus op te treden in de Franse procedure en tekortgeschoten is in de uit dien hoofde op haar rustende taak om Kubus ter zake van de Franse procedure te adviseren en te begeleiden en erop toe te zien dat de door Van Diepen ingeschakelde Franse advocaat deugdelijk en adequaat zou procederen,
ii. als opdrachtgever aansprakelijk is voor de fouten van de door haar als hulppersoon ingeschakelde Franse advocaat, en
iii. indien de overeenkomst van opdracht tussen Van Diepen en Kubus niet behelst dat – kort gezegd – Van Diepen de verantwoording voor de wijze waarop de procedure in Frankrijk is gevoerd draagt, op grond van de op haar als advocaat rustende zorgplicht verplicht was erop toe te zien dat de door haar ingeschakelde Franse advocaat zijn werk goed doet en zij daarin is tekortgeschoten.
[gedaagden] is op grond van artikel 7:404 BW hoofdelijk naast Van Diepen aansprakelijk, omdat de opdracht aan Van Diepen is verstrekt met het oog op [gedaagden]. De fouten die in de Franse procedure zijn gemaakt betreffen – samengevat weergegeven – het niet stellen van feiten die gelet op de Franse jurisprudentie wel van belang waren voor de positie van Kubus in het geschil, het niet onderbouwen van feiten en verweren met producties van de zijde van Kubus terwijl die producties wel beschikbaar waren en het niet (gemotiveerd) betwisten van stellingen van de wederpartij die gelet op Frans recht van belang waren voor de uitkomst van het geding, aldus Kubus.
3.3.
Van Diepen en [gedaagden] voeren verweer. Zij voeren aan dat de met Kubus overeengekomen opdracht niet verder strekt dan dat Van Diepen als intermediair namens Kubus een Franse advocaat zou inschakelen om de procedure in Frankrijk te voeren, de communicatie tussen Kubus en de Franse advocaat zou verzorgen en te controleren of de feiten zoals die door Kubus aan [gedaagden] en zijn medewerker mr. Michel waren verteld op een juiste wijze in de Franse procestukken waren weergegeven. Deze verplichtingen is Van Diepen nagekomen. Van aansprakelijkheid van Van Diepen dan wel [gedaagden] uit hoofde van tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst van opdracht met Kubus, is dus geen sprake.
De verplichting om als advocaat voor Kubus op te treden in de Franse procedure rustte op de Franse advocaat op grond van een tussen Kubus en de Franse advocaat tot stand gekomen overeenkomst van opdracht. De Franse advocaat kwalificeert niet als hulppersoon van Van Diepen en voor zover er fouten door deze advocaat zijn gemaakt, hetgeen wordt betwist, kan dat dus niet tot aansprakelijkheid van Van Diepen leiden.
Ook overigens was Van Diepen niet gehouden tot enige inhoudelijke bemoeienis met de Franse procedure die door de Franse advocaat als
dominus litisnamens Kubus werd gevoerd, aldus Van Diepen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om tot toewijzing van enige vordering van Kubus te kunnen komen, moet komen vast te staan dat tussen Van Diepen en Kubus een overeenkomst van opdracht is gesloten op grond waarvan Van Diepen zich jegens Kubus heeft verbonden om als haar advocaat op te treden in de Franse procedure, althans dat zij anderszins gehouden was om inhoudelijk te adviseren over de Franse procedure. Dit is door Kubus gesteld en door Van Diepen betwist.
4.2.
Wat partijen zijn overeengekomen wordt bepaald door wat zij over en weer hebben verklaard en wat zij in redelijkheid uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben kunnen afleiden. Voor de aan de overeenkomst te geven uitleg kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn.
4.3.
Kubus stelt dat zij uit (i) het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van een beperktere opdracht aan Van Diepen, (ii) het feit dat de communicatie over de Franse zaak altijd met Van Diepen heeft plaatsgevonden en (iii) door Van Diepen aan Kubus gegeven adviezen, redelijkerwijs heeft kunnen afleiden dat Van Diepen zich jegens Kubus heeft verbonden om als advocaat voor haar op te treden in de Franse procedure althans dat zij Kubus inhoudelijk zou adviseren en begeleiden in de zaak en zou controleren of de Franse procedure adequaat werd gevoerd. De rechtbank volgt Kubus hierin niet. Ter toelichting geldt het volgende.
4.4.
Nadat Kubus bij brief van 12 juli 2006 de dagvaarding met een korte toelichting over de achtergrond van het geschil aan Van Diepen heeft doen toekomen, heeft Van Diepen haar op 24 juli 2006 bericht dat het geschil beheerst wordt door Frans recht en door de Franse rechter dient te worden beslecht. Van Diepen concludeert vervolgens dat een advocatenkantoor in Frankrijk moet worden geïnstrueerd om te gaan optreden in de zaak en dat zij daartoe contact op zal nemen met een haar bekend advocatenkantoor in Frankrijk met de vraag of zij de zaak kunnen doen. Uit deze brief, die door Kubus wordt aangeduid als de opdrachtbevestiging, moet redelijkerwijs worden afgeleid dat het voeren van de Franse procedure aan een Franse advocaat moet worden overgelaten en dat Van Diepen voor het inschakelen van deze advocaat zal zorgdragen. Dat hierbij niet expliciet is vermeld dat de rol van Van Diepen zich zou beperken tot die van intermediair maakt dit niet anders, nu uit de noodzaak de Franse procedure over te laten aan een Franse advocaat reeds logischerwijs volgt dat niet ook Van Diepen diezelfde rol in de Franse procedure voor Kubus zou vervullen. Uit het ontbreken van een explicitering van de rol van Van Diepen in deze brief had Kubus in redelijkheid dan ook niet mogen afleiden dat Van Diepen wel de opdracht op zich had genomen om Kubus als advocaat juridische bijstand te verlenen in de Franse procedure. De op de Nederlandse advocatuur toepasselijke gedragsregels waaruit volgt – kort gezegd – dat belangrijke afspraken met cliënten schriftelijk moeten worden vastgelegd, maken het voorgaande niet anders. Deze verplichting brengt niet zonder meer met zich dat uit het ontbreken van schriftelijke vastlegging van een afspraak kan worden afgeleid dat een andersluidende afspraak wel is gemaakt.
Uit de door Kubus als opdrachtbevestiging aangeduide brief kan naar het oordeel van de rechtbank slechts redelijkerwijs worden afgeleid dat Van Diepen heeft geconstateerd dat het geschil tussen Racer en Kubus wordt beheerst door Frans recht en zal moeten worden beslecht door een Franse rechter en dat Van Diepen daarom ten behoeve van Kubus een Franse advocaat zou inschakelen die namens Kubus in de Franse procedure zou optreden.
4.5.
Evenmin kan op basis van hetgeen Kubus daartoe heeft gesteld worden geoordeeld dat zij uit gedragingen van Van Diepen na het sluiten van voornoemde overeenkomst van opdracht redelijkerwijs heeft kunnen afleiden dat Van Diepen als haar advocaat voor de Franse procedure had te gelden dan wel zich ertoe had verbonden om Kubus van juridisch advies te voorzien over de Franse procedure en te controleren of de Franse procedure door de Franse advocaat adequaat werd gevoerd. Hierbij is van belang dat uit voornoemde brief van Van Diepen blijkt dat de reden voor het inschakelen van een Franse advocaat erin gelegen is dat het geschil tussen Racer en Kubus wordt beheerst door Frans recht en beslecht moet worden door een Franse rechter. Hieruit volgt logischerwijs dat Van Diepen zichzelf niet gekwalificeerd achtte om deze Fransrechtelijke procedure te voeren. Uit gedragingen van Van Diepen nadien kan daarom niet snel worden afgeleid dat zij, als Nederlandse advocaat, alsnog de verantwoordelijkheid jegens Kubus op zich heeft genomen voor de juridische inhoud van en de wijze van procederen in de Franse procedure.
Ter verdere toelichting, die mede in het licht van het vorenstaande dient te worden gelezen, geldt het volgende.
4.6.
Uit het feit dat de communicatie over de Franse zaak steeds met Van Diepen is gevoerd kan de door Kubus betoogde inhoudelijke rol van Van Diepen redelijkerwijs niet worden afgeleid. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit niet meer dan dat Van Diepen (die een Franstalige medewerker in dienst had) Kubus (die de Franse taal niet machtig is) heeft geholpen de benodigde vertaalslag te maken. Dit wordt bevestigd door het feit dat het merendeel van de communicatie van Van Diepen met Kubus uit niet meer bestaat dan een korte weergave van hetgeen de Franse advocaat over de zaak heeft laten weten en het doorleiden van eventuele verzoeken van de Franse advocaat aan Kubus over de Franse kwestie.
4.7.
Evenmin wordt Kubus gevolgd in haar betoog dat Van Diepen haar feitelijk wel van juridisch advies heeft voorzien in de Franse procedure. Dit kan niet worden afgeleid uit het door Van Diepen bij Kubus in rekening gebrachte honorarium van in totaal ongeveer € 11.000, noch uit de specificatie van die facturen. Vooropgesteld zij dat tussen partijen niet in geschil is dat Van Diepen de communicatie heeft begeleid en gecontroleerd heeft of de feiten in de processtukken van de Franse advocaat in overeenstemming waren met hoe Kubus de zaak aan Van Diepen had gepresenteerd. Dat Van Diepen een honorarium bij Kubus in rekening heeft gebracht, ligt dus voor de hand. Daarnaast is – zonder nadere toelichting – die ontbreekt, niet in te zien wat de hoogte van het honorarium kan zeggen over de werkzaamheden die door Van Diepen zijn verricht. Dit volgt immers niet uit de hoogte van de factuur maar uit de specificatie daarvan. Het enkele feit dat in die specificatie ook “advies cliënt” is opgenomen, is echter niet voldoende om te oordelen dat Van Diepen heeft geadviseerd over – kort gezegd – de vraag hoe de procedure in Frankrijk moest worden gevoerd. De inhoud van het advies is bij deze beschrijving immers niet opgenomen en Van Diepen heeft – onweersproken – aangevoerd dat dit adviezen betreffen in het kader van haar taak tot controle van de feiten in de door de Franse advocaat opgestelde processtukken.
4.8.
Anders dan Kubus stelt kan in de door haar aangehaalde e-mail correspondentie niet worden gelezen dat Van Diepen haar van juridisch advies heeft voorzien over de wijze waarop de procedure in Frankrijk moest worden gevoerd.
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet in te zien hoe Kubus uit de e-mail van 7 mei 2007 kan hebben afgeleid dat Van Diepen inhoudelijk een meer omvattende taak had dan het controleren van de feiten, aangezien partijen immers – zoals door Van Diepen onweersproken is aangevoerd – juist naar aanleiding van deze e-mail in een overleg de chronologische weergave van de feiten hebben besproken.
Ten aanzien van de e-mail van 22 mei 2009 stelt Van Diepen dat daarin staat dat zij Kubus heeft gevraagd de memorie van grieven nog eens door te lopen en om na te gaan op welke feiten – en dus niet de juridische onderbouwing van het betoog – de Franse advocaat nadere accenten kon leggen in het pleidooi en dat Kubus dit ook zo heeft begrepen blijkens haar reactie waarin zij aangeeft welke feiten zij graag geaccentueerd wenst te zien. Dit is door Kubus niet weersproken en dus valt niet in te zien hoe zij uit deze e-mail zou hebben afgeleid dat Van Diepen haar adviseerde over de wijze waarop de Franse procedure vanuit juridisch oogpunt moest worden gevoerd. Dit geldt ook voor de mening van Van Diepen dat het volgens haar niet nodig is om op het stuk van de wederpartij te reageren, omdat dat wel erg kort is. Van Diepen heeft immers onweersproken aangevoerd dat dat een stuk betrof van 2 pagina’s waarin slechts was opgenomen dat Racer principaal appel had ingesteld zonder daarbij de grondslagen daarvoor te vermelden en er dus nog niets was om op te reageren.
Van Diepen heeft voorts aangevoerd dat de e-mail van 8 juni 2009 moet worden gelezen als een advies over hoe de zaak feitelijk gepresenteerd moet worden hetgeen aansluit bij haar taak om de feiten in de zaak te controleren, aldus Van Diepen. Dat Kubus deze e-mail op een andere manier zou hebben begrepen is niet gesteld of gebleken. Uitgaande van de lezing van Van Diepen kan niet worden geoordeeld dat uit deze e-mail kan worden afgeleid dat zij zich jegens Kubus heeft verbonden om verantwoordelijkheid te dragen voor de wijze waarop de procedure in Frankrijk juridisch zou worden ingestoken.
Ten slotte heeft Van Diepen de e-mail van 14 december 2010 in de context van de daaraan voorafgaande e-mail correspondentie geplaatst en gesteld dat haar advies om passief te blijven totdat er op enig moment weer een levensteken zou komen zo moet worden begrepen dat zij ervan uit ging dat de Franse advocaat wel contact op zou nemen indien in de Franse procedure weer iets ging spelen. Deze lezing is niet betwist door Kubus en daarvan uitgaande kan het advies van Van Diepen om passief te blijven ook niet worden begrepen als een juridisch inhoudelijk advies over de manier waarop de Franse procedure moest worden gevoerd.
4.9.
Ten slotte kan, anders dan door Kubus betoogd, uit het feit dat Van Diepen in haar processtukken in deze procedure kenbaar maakt de procedure in Frankrijk te hebben gevolgd en de daarin gewisselde processtukken te hebben bekeken, niet worden afgeleid dat zij zich heeft verbonden jegens Kubus om in die procedure als haar advocaat op te treden althans de verantwoordelijkheid te nemen voor de juridische insteek van de procedure in Frankrijk. Deze werkzaamheden passen immers in de tussen partijen niet in geschil zijnde taak van Van Diepen om de communicatie te voeren en de feiten te controleren en een meer omvattende, tot juridisch inhoudelijke bemoeienis strekkende taak van Van Diepen in de Franse procedure, kan daaruit niet worden afgeleid.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door Kubus gestelde verklaringen en gedragingen van Van Diepen redelijkerwijs niet worden afgeleid dat zij met Van Diepen is overeengekomen dat Van Diepen als advocaat van Kubus zou optreden in de Franse procedure dan wel dat zij Kubus juridisch inhoudelijk zou adviseren over de wijze waarop de procedure gevoerd zou moeten worden en de verantwoordelijkheid zou dragen voor de inhoud van de processtukken en de procesvoering. Dit betekent voorts dat evenmin kan worden geoordeeld dat de Franse advocaat, die deze rol wel heeft vervuld, als hulppersoon van Van Diepen heeft te gelden. Van Diepen kan dus noch op grond van 7:401 BW noch op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die Kubus stelt te hebben geleden door de fouten die volgens haar zijn gemaakt in de manier waarop de procedure in Frankrijk ten behoeve van haar is gevoerd.
4.11.
Uit de verklaringen en gedraging van partijen is redelijkerwijs slechts af te leiden dat de door Kubus aan Van Diepen verstrekte opdracht beperkt is gebleven tot het inschakelen van een Franse advocaat en dat Van Diepen daarnaast de communicatie heeft begeleid, de processtukken heeft gelezen om te bezien of daarin de feiten, zoals deze door Kubus aan Van Diepen zijn gepresenteerd, op het oog juist werden weergegeven en daaromtrent waar nodig een vraag aan de Franse advocaat of Kubus heeft gesteld. Een verdergaande verbintenis van Van Diepen jegens Kubus kan niet worden aangenomen, ook niet op grond van de op haar als advocaat rustende zorgplicht om te handelen zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt. De reikwijdte van deze zorgplicht wordt immers bepaald door alle omstandigheden van het geval, waaronder de opdracht. Nu uit het voorgaande voortvloeit dat niet Van Diepen, maar de Franse advocaat de Franse procedure voor Kubus heeft gevoerd kan de op Van Diepen rustende zorgplicht niet zo ver strekken dat zij desalniettemin gehouden is te controleren of die procedure gelet op de eisen van Frans (proces)recht wel op de juiste wijze werd gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank stekt de zorgplicht van een advocaat in voorkomende gevallen niet verder dan het volgen van de procedure in de zin dat zij voor zover nodig en indien gewenst door de Nederlandse partij haar op de hoogte houdt van het procesverloop, de communicatie begeleidt en waar nodig verduidelijkt en de processtukken doorleest om te bezien of daarin op het oog (feitelijke) onjuistheden staan. De beslissingen welke feiten te stellen dan wel verweren te voeren en deze al dan niet (nader) te onderbouwen met stukken horen thuis in het domein van de buitenlandse advocaat, nu deze beslissingen immers dienen te worden genomen met inachtneming van het toepasselijke buitenlandse (proces)recht.
4.12.
Niet geoordeeld kan worden dat Van Diepen in de nakoming van de verplichtingen onder voornoemde opdracht althans de door haar feitelijk uitgevoerde werkzaamheden, is tekort geschoten. Zelfs als vast zou komen te staan dat de Franse advocaat onbekwaam is gebleken, hetgeen door Kubus is gesteld en door Van Diepen is betwist, dan is dat onvoldoende om daarover anders te oordelen. Dat Van Diepen bij het inschakelen van deze advocaat aan diens bekwaamheid had behoren te twijfelen is immers door Kubus niet (voldoende onderbouwd) gesteld. Van Diepen heeft toegelicht dat zij via haar advocatennetwerk naar deze advocaat is verwezen en Kubus heeft hier niets tegenovergesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat Van Diepen zich toch niet namens haar tot deze advocaat had mogen wenden. De overige tekortkomingen die Kubus aan Van Diepen verwijt hebben betrekking op de wijze waarop de procedure in Frankrijk juridisch is ingestoken. Zoals hiervoor reeds is overwogen betreffen de beslissing welke feiten te stellen althans welke verweren te voeren en hoe die te onderbouwen kwesties die thuishoren in het domein van de Franse advocaat, die kennis heeft van Frans (proces)recht en juist om die reden de opdracht tot het voeren van de procedure in Frankrijk heeft verkregen.
4.13.
Uit het voorgaande vloeit voort dat van enig tekortschieten door Van Diepen althans [gedaagden] in de nakoming van haar verplichtingen jegens Kubus geen sprake is. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen en de overige stellingen en verweren van partijen behoeve geen bespreking meer.
4.14.
Kubus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Diepen en [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht 274,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.178,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Kubus in de proceskosten, aan de zijde van Van Diepen en [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.178,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Kubus in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Kubus niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: BMV