In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2014, is een kort geding aan de orde waarin een besloten vennootschap (hierna: eiseres) een huurachterstand vordert van haar huurder (hierna: gedaagde). De eiseres heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van de woonruimte van gedaagde, die sinds augustus 2005 huurt. De huurachterstand is ontstaan door meerdere maanden waarin gedaagde de huur te laat heeft betaald, met een totale achterstand van € 11.695,39. Gedaagde heeft echter een deel van de huurachterstand ingelopen en heeft ook kosten gemaakt voor reparaties aan de CV en geiser, die hij op de huurprijs wenst te verrekenen.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2014 heeft gedaagde zijn vordering in reconventie ingetrokken en heeft eiseres haar vordering in conventie verminderd. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment minder dan één maand huur bedraagt, wat de ontruiming niet rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde, gezien de gebreken aan de CV en geiser, gerechtigd was om de gemaakte kosten te verrekenen met de huur. De kantonrechter heeft de huurachterstand vastgesteld op € 103,16, dat gedaagde aan eiseres moet betalen, en de overige vorderingen van eiseres zijn afgewezen.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de contractuele boetebepalingen in de ROZ-voorwaarden oneerlijk zijn en daarom nietig. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is eveneens afgewezen, omdat de aanmaning niet aan de wettelijke eisen voldeed. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de rechten van huurders in situaties van huurachterstand en de mogelijkheid tot verrekening van kosten voor noodzakelijke reparaties.