ECLI:NL:RBAMS:2014:6132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
19 september 2014
Zaaknummer
HA EXPL 13-1019
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.M. James - Pater
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid bij onbetaald laten van facturen door een BV

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een besloten vennootschap (BV) voor onbetaald gelaten facturen. De eiser, Bol.com B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die als bestuurder van de vennootschap optrad. De gedaagde heeft in de periode van 16 tot 29 februari 2012 verschillende elektronische apparaten besteld bij Bol.com voor een totaalbedrag van € 11.889,95. Ondanks herhaalde aanmaningen zijn de facturen onbetaald gebleven. De gedaagde heeft de vennootschap op 1 mei 2013 ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister.

De kantonrechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen over de vermogenspositie van de vennootschap ten tijde van de bestellingen te onderbouwen met nadere stukken. De gedaagde betwist dat hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap de betalingsverplichtingen niet zou kunnen nakomen. Hij voert aan dat de financiële situatie van de vennootschap in maart 2012 verslechterde, wat leidde tot betalingsonmacht.

De kantonrechter heeft de zaak aangehouden en de gedaagde opgedragen om zijn financiële positie te onderbouwen met documenten zoals bankafschriften. Bol.com krijgt de gelegenheid om op deze stukken te reageren. De beslissing over de vordering is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2353468 \ HA EXPL 13-1019
Uitspraak: 1 april 2014

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bol.com B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
gemachtigde mr. T.R. Dicke te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. A.E. Martinez Linnemann te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Bol en [gedaagde] worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 9 september 2013, inhoudende de vordering van Bol, met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde], met één productie.
Ingevolge tussenvonnis van 30 oktober 2013 heeft op 26 februari 2014 een bijeenkomst van partijen (hierna: de comparitiezitting) plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan bevindt zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
[gedaagde] is sinds 8 augustus 2011[vennootschap](hierna: [vennootschap]). [vennootschap] dreef een onderneming in voedingswaren en elektrische huishoudelijke apparatuur en witgoed.
1.2
In de periode van 16 februari tot 29 februari 2012 heeft [gedaagde] namens [vennootschap] een aantal elektronische apparaten besteld bij Bol voor in totaal een bedrag van € 11.889,95 (inclusief BTW). De volgende goederen zijn besteld:
- op 16 februari 2012: een Apple Ipad 2 (€ 479,-), vijf Samsung Galaxy S II smartphone’s (per stuk € 2.395,-), en vijf Apple Ipad 2’s (per stuk € 2.395,-),
- op 29 februari 2012: vijf Philips 3D full HD TV’s (per stuk € 939,82) en vier Samsung Galaxy S II smartphone’s (per stuk € 1.916,-),
1.3
De bestelde goederen zijn door Bol op het door [gedaagde] opgegeven adres geleverd. Bij het plaatsen van de bestellingen heeft [gedaagde] telkens ervoor gekozen de bestelde goederen achteraf per acceptgiro te betalen. Bol heeft de bestellingen bij afzonderlijke facturen van 21 en 23 februari 2012 en 1 en 5 maart 2012 gefactureerd. De facturen hebben alle een vervaltermijn van 14 dagen.
1.4
Zowel [vennootschap] als [gedaagde] heeft ondanks herhaalde aanmaningen en sommaties van Bol en (daarna) diens incassogemachtigde de facturen onbetaald gelaten.
1.5
Op 1 mei 2013 heeft [gedaagde] [vennootschap] uitgeschreven uit het handelsregister van de kamer van koophandel in verband met de ontbinding van de rechtspersoon en de beëindigde liquidatie van de onderneming.

Vordering en verweer

2.
Bol vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 11.889,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2012, althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, alsook tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.
Bol legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagde] als bestuurder van [vennootschap] op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) persoonlijk aansprakelijk is voor de betaling van het aan Bol verschuldigde bedrag. Daartoe voert Bol aan dat [gedaagde] de betalingsverplichting namens [vennootschap] is aangegaan, terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat [vennootschap] die verplichting niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan door Bol te lijden schade. Daarnaast stelt Bol dat de nalatigheid van de vennootschap om de facturen te betalen te wijten is aan betalingsonwil van [gedaagde]. Subsidiair voert Bol aan dat - naar de kantonrechter begrijpt - [gedaagde] ook los van zijn hoedanigheid van bestuurder op grond van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schulden.
4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe samengevat het volgende aan. [gedaagde] betwist dat hij ten tijde van het plaatsen van de bestellingen al wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat [vennootschap] de betalingsverplichtingen niet zou kunnen nakomen. Voorts betwist hij dat het onbetaald laten van de facturen aan betalingsonwil was te wijten. Op de comparitiezitting heeft [gedaagde] hierover ter toelichting het volgende verklaard. Hij was voornemens de facturen van Bol tijdig te betalen, maar in maart 2012 is de financiële positie van [vennootschap] alsook de eigen (psychische) gezondheid van [gedaagde] ernstig achteruit gegaan. In februari 2012 had [gedaagde] in verband met een bestelling van een voor de handel bestemde partij kaas een betaling gedaan aan een Bulgaarse leverancier, maar de kaas is nooit geleverd en de terugbetaling van het geld liet tot maart 2012 op zich wachten. In diezelfde periode werd [vennootschap] geconfronteerd met een opeisbare schuld van € 20.000,-, omdat de kredietlimiet bij Central Point (een soortgelijke leverancier als Bol) in maart 2012 werd teruggeschroefd van € 30.000,- naar € 10.000,-. Ook was er een huurachterstand ontstaan. [vennootschap] had alleen nog de beschikking over een inventaris, er waren geen voorraden meer. De bij Bol bestelde apparaten zijn mede vanwege de slechte economische situatie met verlies verkocht. Uit de ontvangen gelden moesten andere leveranciers van levensmiddelen worden betaald. Er is nog geprobeerd voor de vennootschap een lening van € 25.000,- bij de bank te verkrijgen, maar de bank wilde die niet verstrekken. Uiteindelijk is de onderneming eind mei/begin juni 2012 de facto gestaakt. [gedaagde] heeft de vennootschap vervolgens op 1 mei 2013 op advies van zijn sociale raadsman ontbonden en bij de kamer van koophandel uitgeschreven.

Beoordeling

5.
In deze zaak ligt als te beantwoorden vraag voor of [gedaagde] als bestuurder van [vennootschap] naast [vennootschap] persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de facturen van Bol.
6.
Tot uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag dient de door de Hoge Raad in het arrest HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 gehanteerde maatstaf. Deze maatstaf houdt kort gezegd in, dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder naast de vennootschap kan worden aangenomen, indien (i) de bestuurder de contractuele verplichtingen met de wederpartij namens de vennootschap is aangegaan, terwijl hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van de wanprestatie door de wederpartij te lijden schade (de zogenoemde Beklamel-norm), danwel (ii) indien de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In het onder (ii) genoemde geval kan de betrokken bestuurder voor schade van de wederpartij aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
7.
Bol heeft gesteld dat zowel de onder (i) als de onder (ii) omschreven situatie hier aan de orde is. [gedaagde] heeft dat betwist. Hetgeen [gedaagde] in dat verband heeft aangevoerd komt erop neer dat de vermogenspositie en de financiële vooruitzichten van [vennootschap] ten tijde van het plaatsen van de bestellingen nog niet dusdanig slecht waren dat [gedaagde] op dat moment wist of behoorde te begrijpen dat [vennootschap] de bijbehorende betalingsverplichting aan Bol niet zou kunnen voldoen, maar dat betaling desondanks is uitgebleven omdat de financiële positie van [vennootschap] kort daarna, in maart 2012, als gevolg van diverse omstandigheden (zie 4) drastisch is achteruit gegaan. Derhalve was er volgens [gedaagde] geen sprake van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht.
8.
Overwogen wordt dat het bij de huidige stand van het geding voor zowel de kantonrechter als voor Bol onmogelijk is de juistheid van hetgeen [gedaagde] in dit verband heeft gesteld te beoordelen, aangezien de jaarrekening van [vennootschap] over 2012 niet is gepubliceerd en door [gedaagde] ook geen documenten, contracten, correspondentie of andere nadere gegevens zijn overgelegd waaruit kan blijken hoe de vennootschap er vanaf februari 2012 in financieel opzicht voorstond. De kantonrechter heeft uit de ter zitting door de gemachtigde van [gedaagde] gegeven toelichting echter begrepen dat [gedaagde] dergelijke stukken - bijvoorbeeld bankafschriften - nog wel tot zijn beschikking heeft. Aldus zal de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid stellen om zijn stellingen ten aanzien van de vermogenspositie van [vennootschap] vanaf februari 2012 aan de hand van nadere (schriftelijke) gegevens te adstrueren (vgl. HR 27 november 1998, JOR 1999, 11). Bol zal daarna de gelegenheid krijgen om bij akte op de door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken te reageren.
9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
draagt [gedaagde] op zijn stellingen omtrent de financiële positie van [vennootschap] in de periode februari - juni 2012 door middel van overlegging van bankafschriften en andere schriftelijke documentatie nader te onderbouwen;
verwijst de zaak daartoe naar de rol van
29 april 2014, zodat [gedaagde] de hiervoor bedoelde onderbouwing bij akte kan geven;
bepaalt dat Bol vervolgens bij akte ter rolle van
27 mei 2014op de door [gedaagde] in het geding gebrachte stukken kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door M.E.M. James - Pater, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter