Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2014 in de zaak tussen
[eiser],
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van woningen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser kreeg twee bestuurlijke boetes van elk € 12.000,- opgelegd wegens het zonder vergunning omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. De rechtbank oordeelde dat het voldoende aannemelijk was dat eiser de woningen kamersgewijs had verhuurd aan verschillende personen die wezenlijke voorzieningen moesten delen, wat in strijd is met artikel 30 van de Huisvestingswet. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan en de rechter in beginsel van de in de Huisvestingsverordening vastgestelde boete moeten uitgaan, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boetes te matigen.
Het proces begon met twee besluiten van 2 augustus 2013, waarin de gemeente de boetes oplegde. Eiser maakte bezwaar, maar de gemeente verklaarde deze bezwaren ongegrond. Tijdens de zitting op 20 augustus 2014 werd het beroep van eiser behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden. De rechtbank concludeerde dat eiser de woningen had omgezet van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimten zonder de vereiste vergunning, en dat hij als overtreder moest worden aangemerkt.
De rechtbank verwierp de argumenten van eiser, waaronder dat hij niet als overtreder kon worden aangemerkt omdat de woningen al onzelfstandig waren bij aankoop. De rechtbank stelde vast dat de feitelijke situatie bepalend was en dat eiser op de hoogte was van de illegale situatie. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond en bevestigde de opgelegde boetes, waarbij het belang van handhaving van de Huisvestingswet en de bescherming van de woningvoorraad werd benadrukt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.