ECLI:NL:RBAMS:2014:6189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
CV 14-23549
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een erkende vordering tot betaling van premieachterstand in een ziektekostenovereenkomst met kostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2014, vorderde eiseres, de onderlinge waarborgmaatschappij OWM Centrale Zorgverzekeraars groep, betaling van een bedrag van € 567,64 aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten van gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een premieachterstand in verband met een tussen partijen gesloten ziektekostenovereenkomst. Gedaagde erkende de vordering en voerde aan dat hij inmiddels een betalingsregeling had getroffen. Hij verzocht de rechter om een kostenveroordeling achterwege te laten, omdat hij zijn financiële situatie aan het herstellen was en verdere kosten hem zou belemmeren.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering als erkend toewijsbaar was. Gedaagde had eiseres genoodzaakt om kosten te maken door het op een procedure te laten aankomen, wat leidde tot toewijzing van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De rechter overwoog dat, gezien de hoogte van de vordering van € 567,64, een griffierecht van € 462,00 verschuldigd was, maar dat voor een vordering tot € 500,00 het griffierecht slechts € 115,00 bedroeg. Eiseres had kunnen kiezen voor een beperking van de vordering tot € 500,00 om kosten te besparen.

De rechter paste artikel 237 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe, wat betekende dat gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 219,00 aan griffierecht, terwijl het meerdere voor rekening van eiseres bleef. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe zoals hieronder bepaald, inclusief de wettelijke rente over € 489,20 vanaf 11 augustus 2014 tot aan de dag der voldoening. Gedaagde werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 414,43 werden begroot. De veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

AFDELING PRIVAATRECHT

Kenmerk : CV 14-23549
Datum : 2 september 2014

178

Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:

de onderlinge waarborgmaatschappij OWM Centrale Zorgverzekeraars groep

gevestigd te Tilburg
eiseres
gemachtigde: Flanderijn en Van Eck gerechtsdeurwaarders
t e g e n:

[gedaagde]

wonende te [plaats]
gedaagde
procederende in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 11 augustus 2014 inhoudende de vordering van eiseres
  • de conclusie van antwoord van gedaagde
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.
Eiseres vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van een bedrag van € 567,64 aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, een en ander wegens premieachterstand in verband met een tussen partijen gesloten ziektekostenovereenkomst.
2.
Gedaagde heeft de vordering erkend en heeft aangevoerd inmiddels een betalingsregeling te hebben getroffen. Hij verzoekt de rechter een kostenveroordeling achterwege te laten, nu hij zijn zaken net weer wat op de rails heeft en door die kosten in verder schuldherstel zal worden belemmerd.
3.
De vordering is als erkend toewijsbaar.
4.
Door het op een procedure te laten aankomen heeft gedaagde eiseres genoodzaakt om kosten te maken, zowel buitengerechtelijke als proceskosten. Er is gelet daarop in beginsel geen grond om deze kosten voor rekening van eiseres te laten komen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is daarom toewijsbaar terwijl gedaagde voorts in de proceskosten zal worden veroordeeld.
5.
Over de hoogte van de voor rekening van gedaagde komende proceskosten wordt evenwel overwogen als volgt. Het betreft hier een vordering van € 567,64. Voor een vordering van een dergelijke hoogte is een griffierecht van € 462,00 verschuldigd. Voor een vordering tot € 500,00 bedraagt het griffierecht € 115,00. Ter besparing van kosten, rekening houdende met de gerechtvaardigde belangen van gedaagde, had eiseres hier kunnen kiezen voor een beperking van de vordering tot € 500,00 onder reservering van het meerdere.
6.
In het bovenstaande wordt aanleiding gevonden tot toepassing van artikel 237 lid 5 RV. Dat betekent dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag aan griffierecht ter hoogte van € 219,00 en dat het meerdere voor rekening van eiseres blijft. Voor het overige is er geen aanleiding voor matiging van kosten.
7.
Dit betekent dat de vordering van eiseres wordt toegewezen zoals hieronder wordt bepaald.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 567,64, vermeerderd met de wettelijke rente over € 489,20 vanaf 11 augustus 2014 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht
219,00
- voor het exploot van dagvaarding
95,43
- voor salaris van gemachtigde
100,00
In totaal:
414,43
voor zover van toepassing inclusief BTW;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. L. Voetelink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter