In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres, een vennootschap naar Italiaans recht, gedaagde, een besloten vennootschap, aangeklaagd voor betaling van een bedrag van € 5.845,40. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 5.314,-- en buitengerechtelijke kosten van € 531,40. De vordering is gebaseerd op een consignatieovereenkomst waarbij gedaagde gehouden was tot betaling van de goederen, tenzij deze aan het eind van het seizoen aan eiseres werden geretourneerd. De procedure begon met een dagvaarding op 14 november 2013, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. Gedaagde voerde verweer door te stellen dat de goederen eind 2011 door een koerier van eiseres zijn opgehaald en dus aan eiseres zijn geretourneerd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de stelplicht en bewijslast had om te bewijzen dat de goederen daadwerkelijk waren geretourneerd. Gedaagde kon dit bewijs echter niet leveren, wat leidde tot de conclusie dat de goederen niet aan eiseres waren geretourneerd. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.040,82 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 9 september 2014.