ECLI:NL:RBAMS:2014:6716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
CV EXPL 14-4422
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag na reorganisatie bij advocatenkantoor

In deze zaak gaat het om een kennelijk onredelijk ontslag van een secretaresse, die na 27 jaar in dienst te zijn geweest bij het advocatenkantoor Boekel De Nerée, haar functie verliest door een reorganisatie. De reorganisatie leidt tot het vervallen van haar functie en de invoering van nieuwe functies met andere eisen. De werkgever, Boekel, stelt dat de reorganisatie noodzakelijk was voor verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van het secretariaat. De secretaresse, eiseres, wordt na een assessment niet geschikt geacht voor de nieuwe functie van Personal Assistant en krijgt een aanbod voor een lagere functie, die zij weigert vanwege de lagere beloning. De kantonrechter oordeelt dat Boekel onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het ontslag voor eiseres en dat de aangeboden vergoeding op basis van het Sociaal Plan te beperkt is. De kantonrechter concludeert dat het ontslag kennelijk onredelijk is en kent eiseres een schadevergoeding toe van € 45.000,00 bruto, naast de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij reorganisaties en de noodzaak om de belangen van werknemers in overweging te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 2783926 \ CV EXPL 14-4422
vonnis van: 6 oktober 2014
fno.: 25

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres],

wonende te [plaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. K. Roderburg,
t e g e n

de naamloze vennootschap Boekel De Nerée,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Boekel,
gemachtigde: mr. O. van der Kind.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 6 februari 2014 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2014. [eiseres] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Boekel is verschenen bij [naam 1] (HR manager) en de gemachtigde. [eiseres] heeft op voorhand nog producties toegezonden. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Beide partijen hebben schriftelijke pleitaantekeningen overgelegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiseres], geboren op [datum], is van 1 januari 1986 tot 1 januari 2014 als (juridisch) secretaresse in dienst geweest bij (de rechtsvoorgangster van) Boekel. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 3.373,37 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en dertiende maand.
1.2.
Boekel is een advocatenkantoor. Op 1 juli 2013 waren bij Boekel 123 advocaten en 34 secretaresses werkzaam.
1.3.
In 2013 heeft Boekel een reorganisatie doorgevoerd binnen het secretariaat. Tot dan toe was sprake van drie niveaus: senior, medior en junior. Ten tijde van de reorganisatie waren er geen junior secretaresses. Deze functies kwamen te vervallen en werden opgevolgd door een Hoofd Secretariaat, Personal Assistants (PA) en Medewerkers Shared Service Center (SSC). In de kern komt het erop neer dat de medewerker SSC minder inhoudelijke betrokkenheid krijgt en met name administratieve taken zal gaan verrichten. De functie van PA zal een stuk commerciëler zijn dan die van senior secretaresse en er zullen meer aansturende vaardigheden worden gevraagd.
1.4.
Op 10 april 2013 is een sociaal plan (SP) gepresenteerd. Volgens het plan was sprake van het verval van 8fte, waarbij de overige medewerkers werden herplaatst in de drie nieuwe functies.
1.5.
Op 5 april 2013 heeft de ondernemingsraad (OR) positief geadviseerd ten aanzien van de reorganisatie en het SP. Daarbij is onder meer opgemerkt:
15. De Herinrichting treft de groep werknemers met relatief een lange diensttijd (en leeftijd) bij Boekel (…). Nu Boekel in het verleden heeft verzuimd secretaresses voortdurend op kwaliteit te scholen (opleiding was voor deze groep facultatief), heeft deze groep veelal een eenzijdige werkachtergrond.16. Eén van de uitgangspunten van het Sociaal Plan is het begeleiden van Boventallige Werknemers van ‘werk naar werk’. De Ondernemingsraad kan zich vinden in dit uitgangspunt, maar realiseert zich ook dat we momenteel niet te maken hebben met een ruime arbeidsmarkt. Het vinden van een nieuwe baan, met name voor 55+ers, zal dus allerminst eenvoudig zijn. (…) Door de Ondernemingsraad is ten behoeve van de werknemers die onvrijwillig zullen worden ontslagen, voorgesteld deze werknemers een vergoeding overeenkomstig de zgn. neutrale Kantonrechtersformule te doen toekomen. De bestuurder is hiertoe niet bereid gebleken (…). In dit verband heeft de Ondernemingsraad de bestuurder gewezen op de risico’s voor de onderneming die met de afwijking van de Kantonrechtersformule samenhangen. (…)18. De omzet van Boekel de Nerée N.V. is de afgelopen 5 jaar aanzienlijk gedaald, maar dit betekent niet dat het bedrijfsresultaat achteruit is gegaan. Het resultaat is, door aanzienlijk kostenbesparingen, in 2012 zelfs verbeterd ten opzichte van 2011. (…)26. (…) Het Bestuur heeft bevestigd dat nu geen Junior secretaresses werkzaam zijn binnen Boekel (…). Het bestuur heeft bevestigd dat in het kader van artikel 3 lid 4 jo. artikel 1 sub g Sociaal Plan niet beoogd is dat een Geraakte Werknemer gedwongen kan worden de functie van SSC te accepteren, ook met het oog op (de dan ontstane) beperkte motivatie van de betreffende secretaresse. Zelfs medior secretaresses die in schaal 4 zitten zullen niet gedwongen worden de SSC-functie te accepteren.30. De Ondernemingsraad is bezorgd dat een functie in het SSC als onaantrekkelijk wordt ervaren (…).37. Gelet op het voorgaande heeft de Ondernemingsraad zorgen over ontvangen berichten dat partners hun keuze gemaakt zouden hebben (de zogenaamde “black lists” / cherry picking). De Ondernemingsraad verzoekt het bestuur alle mogelijke maatregelen te nemen het sollicitatieproces zo objectief mogelijk te laten zijn en iedereen een gelijke kans te geven.43. Nu het uitgangspunt van het Sociaal Plan van werk naar werk is, adviseert de Ondernemingsraad het bestuur een overgangsregeling in te stellen voor secretaresses die van het huidige (hoge) salarisniveau terug gaan naar het salarisniveau van SSC medewerker. In een extreem geval kan dat oplopen tot€ 800,00 bruto per maand. De Ondernemingsraad acht dit zeer fors en wenst een overgangsperiode, waarbinnen werknemers maatregelen kunnen treffen deze inkomensachteruitgang op te vangen. (…)
1.6.
Op 11 april 2013 heeft Boekel [eiseres] bericht dat haar functie is komen te vervallen. Daarin is onder meer bevestigd dat de functie van medewerker SSC niet als passende functie kwalificeert en dat eventuele aanspraken op het Sociaal Plan niet verloren gaan als [eiseres] deze functie weigert.
1.7.
[eiseres] heeft gesolliciteerd op de functie van PA. Na een assessment van een dag, afgenomen door een extern bureau, is zij hiervoor als onvoldoende gekwalificeerd afgewezen.
1.8.
Vervolgens heeft Boekel [eiseres] de functie Medewerker SSC aangeboden, waarbij zij voor zes maanden haar oude salaris zou houden, waarna het salaris naar het salaris van de nieuwe functie zou worden bijgesteld. [eiseres] heeft deze niet geaccepteerd, met name vanwege de teruggang in salaris.
1.9.
Bij brief van 11 juni 2013 heeft Boekel aan [eiseres] bericht dat interne herplaatsing in een nieuwe functie niet mogelijk is gebleken en dat zij overeenkomstig het bepaalde in het SP boventallig werd verklaard. In dat kader werd [eiseres] per 1 juli 2013 vrijgesteld van werkzaamheden.
1.10.
[eiseres] heeft de haar aangeboden vaststellingsovereenkomst waarin sprake was van beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2013 afgewezen.
1.11.
Bij e-mail van 11 juni 2013 heeft [eiseres] aan Boekel geschreven, voor zover van belang:
Vanochtend werd mij medegedeeld dat ik helaas niet ben aangenomen voor de functie van PA (…). Hierna hebben jullie mij een aanbod gedaan voor de functie van MSSC waar jullie mij uitermate geschikt voor vinden.Naar aanleiding van jullie voorstel voor deze functie heb ik aangegeven dat ik door de ontstane situatie deze functie in overweging wil nemen met als voorwaarde volledig behoud van mijn huidige salaris.
1.12.
Op 12 juni 2013 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. Op 25 juni 2013 heeft de bedrijfsarts haar beter gemeld.
1.13.
Bij e-mail van 14 juni 2013 heeft [naam 2] namens Boekel hierop geantwoord, voor zover van belang:
Inderdaad, wij hebben jou het voorstel gedaan om te gaan werken in het SSC. Dit is echter wel conform het met de OR afgesproken Sociaal Plan. Hierin kunnen wij geen uitzondering maken.
1.14.
Op 19 juli 2013 heeft Boekel het UWV om een ontslagvergunning verzocht. [eiseres] heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Na twee schriftelijke rondes heeft het UWV bij beslissing van 19 september 2013 de gevraagde ontslagvergunning verleend.
1.15.
Vervolgens heeft Boekel bij brief van 27 september 2013 de arbeidsovereenkomst tegen 1 januari 2014 opgezegd en heeft [eiseres] de suppletieregeling conform het Sociaal Plan ontvangen.
1.16.
Bij beëindiging van het dienstverband voorzag het SP in een inkomensaanvullingsregeling. In het geval van [eiseres] betekende dit:
- 5 maanden aanvulling tot 100% van het laatstverdiende bruto maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en 13e maand;
- 6 maanden aanvulling tot 90%;
- 3 maanden aanvulling tot 80%.
Tevens werd een outplacementtraject ter waarde van € 5.000,00 of een opleiding voor dit bedrag aangeboden. [eiseres] heeft van dit laatste geen gebruik gemaakt.
1.17.
Op 31 maart 2014 heeft [naam 3] (hierna [naam 3]) schriftelijk verklaard, voor zover hier van belang:
Ik ben partner op de sectie arbeidsrecht, waar [eiseres] de laatste jaren werkzaam is geweest als secretaresse. Ik heb [eiseres] uitdrukkelijk geadviseerd te solliciteren op de vacante functies in het nieuwe Shared Service Center (SSC), (…). [eiseres] wilde die functie helaas niet in overweging nemen, gelet op het feit dat bij die functie een lager salaris hoorde dan het salaris dat zij gewend was in haar oude functie van (senior) secretaresse. De in het Sociaal Plan met de OR afgesproken afbouwregeling vond zij niet voldoende; zij wilde perse haar oude salaris behouden. (…)
1.18.
Op 1 april 2014 heeft [naam 4] (hierna [naam 4]) schriftelijk verklaard, voor zover van belang:
Ik heb gedurende de hele sollicitatieperiode meerdere malen met [eiseres] gesproken over een functie in het SSC. Ik heb haar diverse keren geadviseerd te solliciteren op deze functie, zo ook andere collega’s. (…) Ik heb met haar ook een berekening gemaakt van het financiële plaatje(…). Ik was destijds coördinatrice van de secties arbeidsrecht (…). Ik heb haar toen nogmaals dringend geadviseerd toch te solliciteren op een functie in het SSC.
1.19.
[eiseres] heeft zich in april 2014 bij het UWV ziek gemeld wegens spanningsklachten. Het UWV heeft haar in verband daarmee vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
1.20.
[eiseres] heeft zich inmiddels hersteld gemeld.
1.21.
Uit de betaalspecificatie van 29 juli 2014 blijkt dat [eiseres] over de periode 30 juni t/m 27 juli 2014 een WW-uitkering ontvangt van € 2.230,68 bruto.

Vordering en verweer

2.
[eiseres] vordert dat Boekel bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 103.526,29 in totaal aan schadevergoeding, bestaande uit € 81.811,24 wegens inkomstenderving, € 19.215 aan pensioenschade en € 2.500,00 wegens immateriële schade, kosten rechtens. Haar volledige pensioenschade begroot [eiseres] op € 38.430,00.
3.
[eiseres] stelt daartoe dat de gevolgen van opzegging voor haar te ernstig in vergelijking met het belang van Boekel bij beëindiging van het dienstverband. [eiseres] beroept zich daarbij op de navolgende omstandigheden die tezamen het ontslag volgens haar kennelijk onredelijk maken, te weten:
- de duur van het dienstverband;
- haar leeftijd en eenzijdige arbeidsverleden, waardoor haar vooruitzichten op de arbeidsmarkt zeer beperkt zijn, waarbij zij verwijst naar een publicatie van het CBS;
- de nadelige financiële gevolgen van het ontslag voor haar in vergelijking met de financiële situatie van Boekel.
heeft er daarbij op gewezen dat zij als secretaresse op een groot advocatenkantoor een minder uitgebreid takenpakket had dan een secretaresse op een kleiner kantoor, waardoor haar kansen nog meer zijn beperkt. [eiseres] heeft ter zitting voorbeelden genoemd van cursussen die zij heeft gevolgd, zoals time-management, sector-coördinator, legal English, Excel en andere computercursussen. [eiseres] stelt tevens dat zo zij al in een secretaressefunctie elders aan het werk zou kunnen, zij naar alle waarschijnlijkheid een lager salaris zal moeten accepteren.
4.
Volgens [eiseres] was zij senior secretaresse, hetgeen wordt bevestigd door de verklaring van [naam 3] (zie hierboven onder 1.17) en ook blijkt uit haar inschaling in schaal 5. Van [eiseres] kon derhalve niet gevergd worden dat zij opteerde voor het SSC, waarvan de inschaling overeen komt met schaal 2.
5.
Boekel voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Gezien de marktontwikkelingen, cliënteneisen, de toenemende druk op de kosten en de concurrentie was Boekel genoodzaakt tot het nemen van maatregelen, teneinde de kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van het secretariaat significant te verbeteren. Volgens Boekel kan het juist in het voordeel van [eiseres] werken dat zij een jarenlange ervaring heeft bij een gerenommeerd advocatenkantoor. Boekel stelt in dit verband “dat het wel meevalt met de arbeidsmarktpositie van [eiseres]”. Zij verwijst naar een overzicht van de vacaturesite Monsterboard, waaruit blijkt dat er op het moment van de zitting in deze zaak in Noord-Holland 32 vacatures zijn voor juridisch secretaresse. Volgens Boekel is daarmee aangetoond dat de stelling van [eiseres] dat zij de komende jaren geen werk zal vinden onjuist is. Uit dit overzicht blijkt ook dat er nog wel hogere salarissen worden geboden dan [eiseres] laatstelijk bij Boekel verdiende.
Boekel heeft tevens aangevoerd dat [eiseres] niet heeft willen solliciteren op de functie van Medewerker SSC, terwijl deze functie wel degelijk geschikt was. Boekel stelt dat [eiseres] de laatste jaren op medior niveau heeft gefunctioneerd, met behoud van een hoger salaris.
6.
Volgens Boekel heeft zij met de door haar aangeboden vergoeding op grond van het Sociaal Plan, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de vrijstelling van werkzaamheden vanaf 1 juli 2013 en het feit dat [eiseres] de functie van Medewerker SSC niet heeft willen overwegen, voldaan aan haar verplichtingen als goed werkgever.
7.
De door [eiseres] gestelde slechte vooruitzichten op de arbeidsmarkt en verwachte duur van werkloosheid van 44 maanden worden door Boekel bestreden.

Beoordeling

8.
Ingevolge artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter indien een van de partijen een arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opzegt, aan de wederpartij een schadevergoeding toekennen.
9.
Bij de beantwoording van de vraag of een ontslag kennelijk onredelijk is geldt als uitgangspunt dat eerst aan de hand van alle omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, moet worden vastgesteld dát sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, vóórdat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding eventueel aan de werknemer toegekend moet worden. Na de beëindiging ingetreden omstandigheden kunnen slechts in aanmerking worden genomen voor zover zij bevestigen hetgeen in redelijkheid met betrekking tot de inkomsten van [eiseres] kon worden verwacht op het moment van ontslag. De enkele omstandigheid dat [eiseres] zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen is onvoldoende voor toewijzing van de vordering. Voor het aannemen van een kennelijk onredelijk ontslag moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden, die in kern inhouden dat het ontslag is gegeven in strijd met algemene normen van goed werkgeverschap.
10.
Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan, aldus artikel 7:681 lid 2 BW, onder andere kennelijk onredelijk zijn wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging.
11.
[eiseres] heeft desgevraagd ter zitting gesteld dat zij in de periode van 1 januari 2014 tot haar ziekmelding in april 2014 circa 30 keer heeft gesolliciteerd. Aan Boekel kan worden toegegeven dat hiervan geen afschriften in het geding zijn gebracht. Echter, het mag een feit van algemene bekendheid heten dat de arbeidsmarkt voor personen van de leeftijd van [eiseres] problematisch is. Daar komt nog bij dat [eiseres] vanaf april 2014 een aantal maanden arbeidsongeschikt is geweest. Gezien de aard van deze arbeidsongeschiktheid waarvan, mede gelet op het door [eiseres] in het geding gebrachte journaal van haar huisarts, aannemelijk wordt geacht dat deze samenhangt met de schok die het ontslag bij [eiseres] teweeg heeft gebracht, moet betwijfeld worden of [eiseres] in die periode vlak daarvoor succesvol had kunnen zijn indien het daadwerkelijk tot een sollicitatiegesprek was gekomen. In dat licht is het ook begrijpelijk dat [eiseres] nog geen gebruik heeft gemaakt van de haar geboden outplacement. Voorts wordt een overzicht van het aanbod van de vacatures voor juridisch secretaresse zoals Boekel in het geding heeft gebracht nietszeggend geacht, zolang daarbij niet tevens wordt vermeld hoe groot het aanbod van (jongere) gegadigden is. Bovendien mag uit de door Boekel zelf doorgevoerde reorganisatie en daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden afgeleid dat er mogelijk een tendens is in de advocatuur om te streven naar een nieuw profiel van de functie van secretaresse, waaraan [eiseres] blijkbaar niet of onvoldoende voldoet.
12.
Boekel heeft nadrukkelijk betoogd dat [eiseres] ten onrechte niet heeft geopteerd voor de functie medewerker SSC. Boekel gaat daarbij voorbij aan het feit dat deze functie beneden het niveau was van [eiseres]. Immers, uit de inschaling van [eiseres] als senior en ook uit de verklaring van [naam 3] van 31 maart 2014, blijkt dat zij haar kwalificatie van senior secretaresse formeel had behouden. Als Boekel haar in 2008 had willen degraderen tot medior, is dit in ieder geval onvoldoende vastgelegd, zodat dit [eiseres] niet naderhand kan worden tegengeworpen. Tevens gaat Boekel volstrekt voorbij aan het verschil in salaris tussen haar oude functie en die van medewerker SSC en het verschil in aard van de werkzaamheden. Bovendien blijkt uit punt 26 van het advies van de OR dat Boekel heeft toegezegd dat zij niemand zou dwingen om de functie van SSC te accepteren.
13.
Uitgangspunt is dat Boekel haar onderneming mag inrichten op de wijze die haar goeddunkt. Haar beslissing om haar secretariaat te reorganiseren stond haar derhalve vrij. Dat neemt niet weg dat van Boekel als goed werkgever mag worden verwacht dat zij zich daarbij niet alleen laat leiden door haar eigen belang om haar onderneming te stroomlijnen. Ook het belang van de door deze beslissing getroffen werknemers, van wie een aantal blijkens het rapport van de OR al vele jaren in dienst was, onder wie ook [eiseres], dient daarbij niet te veel uit het oog te worden verloren. Daarbij is een belangrijk punt dat geen sprake was van een economische noodsituatie en dat er blijkens het advies van de OR al vóór de reorganisatie sprake was van verbetering van het bedrijfsresultaat. Daarnaast wordt van belang geacht dat geen sprake is van een met een vakbond overeengekomen Sociaal Plan.
14.
Uit een aantal van de hierboven weergegeven citaten uit het OR advies blijkt dat ook de OR zorgen had over de gevolgen voor medewerkers als [eiseres]. Boekel heeft desgevraagd bij monde van haar advocaat ter zitting bevestigd dat het bestuur van Boekel ondanks de suggestie van de OR om de ontslagvergoeding te baseren op de kantonrechtersformule, hiervan heeft afgezien. Op zichzelf was Boekel daartoe niet verplicht. Dat neemt niet weg dat van Boekel had mogen worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zou hebben ingezet om in de eerste plaats [eiseres] te herplaatsen en als dit werkelijk niet lukte, te voorzien in een bevredigende afvloeiingsregeling. Naar het oordeel van de kantonrechter is Boekel op beide punten te kort geschoten.
15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk wordt geacht. Bij de beoordeling welke schadevergoeding [eiseres] toekomt heeft te gelden dat de hoogte van de vergoeding dient te worden vastgesteld op basis van artikel 6:97 ev BW; aan de hand van de naar verwachting door de werknemer als gevolg van het ontslag te lijden schade, aangeknoopt bij de mate waarin de schade aan de werknemer resp. de werkgever valt toe te rekenen en gerelateerd aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moeten voorts bij de vaststelling van de schade de na het einde van het dienstverband intredende omstandigheden buiten beschouwing worden gelaten voor zover deze niet ten tijde van het ontslag waren te voorzien.
16.
Bij de bepaling van de hoogte van de uit hoofde van het kennelijk onredelijke ontslag aan [eiseres] te betalen vergoeding worden naast de hiervoor weergegeven feiten de volgende omstandigheden ten tijde van de ingangsdatum van het ontslag in aanmerking genomen:
a. haar leeftijd ([leeftijd]);
b. de lange duur van het dienstverband (27 jaar);
c. de eenzijdige werkervaring;
d. haar minder gunstige positie op de arbeidsmarkt als hierboven reeds overwogen;
e. het feit dat niet is gebleken van specifieke scholing gericht op versterking van de arbeidsmarktpositie van [eiseres], waardoor zij bijvoorbeeld de functie van PA had kunnen vervullen;
f. de hoogte van de WW-uitkering gedurende maximaal 38 maanden;
h. de hoogte van een eventuele daarop volgende bijstandsuitkering;
i. de schade door verlies aan pensioenopbouw van € 19.215,00, welk bedrag door Boekel niet gemotiveerd is betwist, anders dan dat het volgens Boekel onwaarschijnlijk is dat [eiseres] tot haar pensioen geen andere baan zal vinden;
17.
Aan de zijde van Boekel wordt rekening gehouden met:
i. de vergoeding conform het door de OR goedgekeurde Sociaal Plan waarop [eiseres] aanspraak heeft;
j. de aangeboden outplacement ter waarde van € 5.000,00 waarvan [eiseres] geen gebruik heeft gemaakt, waarbij Boekel ter zitting bij monde van haar gemachtigde heeft opgemerkt dat Boekel alsnog bereid is het daarmee gemoeide bedrag uit te keren.
18.
Alles afwegende wordt een schadevergoeding toegekend van € 45.000,00 bruto. Er is daarnaast onvoldoende aanleiding tot het toekennen van een bedrag wegens immateriële schade.
19.
Boekel wordt, als de in het ongelijk gesteld partij, veroordeeld in de proceskosten, inclusief eventuele nakosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Boekel tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 45.000,00 bruto;
veroordeelt Boekel in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak begroot op;
-griffierecht: € 462,00
-kosten dagvaarding: € 98,47
-salaris gemachtigde: € 1.200,00
--------------
Totaal: € 1.760,47
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt Boekel tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en Boekel niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter