ECLI:NL:RBAMS:2014:6780

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
C/13/573557 / KG ZA 14-1258 MW/EB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op acties van Greenpeace tegen olietanker Mikhail Ulyanov in Rotterdam

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2014 uitspraak gedaan in de zaak tussen Blueward Shipping Company Ltd en verschillende stichtingen van Greenpeace. Blueward vorderde een verbod op acties van Greenpeace tegen de olietanker Mikhail Ulyanov, die in de nacht van 4 op 5 oktober 2014 in de Rotterdamse haven zou aankomen om olie te lossen. De rechter oordeelde dat de voorgenomen acties van Greenpeace disproportioneel waren, gezien de eerdere acties die al veel aandacht hadden gekregen. Het belang van Blueward bij een ongehinderd transport van de olie woog zwaarder dan het belang van Greenpeace bij een herhaalde actie. De voorzieningenrechter verbood Greenpeace om de tanker te bekladden, beschadigen of hinderen bij haar vaart, en legde een dwangsom op voor elke overtreding van dit verbod. De rechter benadrukte dat Greenpeace nog steeds op andere manieren actie kan voeren, maar dat het recht op betoging niet onbegrensd is. De uitspraak werd gedaan in het kader van civiel recht en de proceskosten werden toegewezen aan Blueward.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/573557 / KG ZA 14/1258 MW/EB
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2014
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
BLUEWARD SHIPPING COMPANY LTD,
kantoorhoudende in Limassol, Cyprus,
te dezer zake woonplaats kiezende te Rotterdam,
eiseres bij gelijkluidende dagvaardingen op verkorte termijn van 4 oktober 2014,
procesadvocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
tegen
1. de stichting
STICHTING GREENPEACE NEDERLAND,
2. de stichting
STICHTING GREENPEACE COUNCIL,
3. de stichting
STICHTING IRIS,
4. de stichting
STICHTING PHOENIX,
alle gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R. Hörchner te Breda.
Partijen zullen hierna Blueward en Greenpeace worden genoemd. Wanneer zij afzonderlijk worden bedoeld, zullen gedaagden worden aangeduid als Greenpeace Nederland, Greenpeace Council, Iris en Phoenix.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 4 oktober 2014 heeft Blueward gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Greenpeace heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is de beslissing, voorzien van een mondelinge motivering in grote lijnen, gegeven op 4 oktober 2014. Het hierna
volgende bevat de schriftelijke uitwerking van die beslissing en is (anders dan ter zitting aangekondigd, toen als uitwerkdatum 18 oktober 2014 is genoemd) opgemaakt op 17 oktober 2014.
Ter zitting waren aan de kant van Blueward aanwezig mr. J.J. van Blaaderen en
mr. H.C.A. van der Houven van Oordt (kantoorgenoten van mr. Van der Valk). Aan de kant van Greenpeace waren aanwezig [naam 1] (campagnedirecteur van Greenpeace Nederland), [naam 2] en [naam 3] (persvoorlichters van Greenpeace Nederland) en mr. R. Hörchner. Verder waren aanwezig de heren
[naam 4] (plaatsvervangend Rijkshavenmeester van de haven Rotterdam) en
[naam 5] (hoofd juridische zaken van het Havenbedrijf Rotterdam),
mr. J.N. de Blécourt (advocaat van het Havenbedrijf Rotterdam) en één van zijn kantoorgenoten.

2.De feiten

2.1.
In de nacht van 4 op 5 oktober 2014 – de nacht na de zitting in deze zaak – wordt de olietanker Mikhail Ulyanov (hierna ook wel: de olietanker of de tanker) verwacht in de haven van Rotterdam. De tanker vervoert een lading ruwe olie vanuit de Barentszzee.
2.2.
Kort voor de zitting in deze zaak, op zaterdag 4 oktober 2014 om ongeveer 16.00 uur, heeft Greenpeace een persbericht doen uitgaan waarin zij aankondigt te zullen demonstreren tegen de aflevering door de tanker van de tweede lading Noordpoololie in Rotterdam. Het Greenpeace-schip Arctic Sunrise wacht de olietanker op bij de havenmond van Rotterdam.
2.3.
Al eerder, op 1 mei 2014, heeft Greenpeace een omvangrijke actie gehouden tegen de olietanker toen deze wilde afmeren in de Rotterdamse haven, met als doel de lossing van de olie te verhinderen. Daarbij hebben de actievoerders verkeersaanwijzingen van de havenautoriteiten genegeerd en is er een aanvaring geweest tussen een bootje van de actievoerders en een politieboot. De politie heeft bij die actie ingegrepen en de officier van justitie heeft aan verschillende actievoerders strafbeschikkingen opgelegd. De opgelegde boetes worden aangevochten door de actievoerders. De procedures daarover lopen nog.

3.Het geschil

3.1.
Blueward vordert gedaagden hoofdelijk te gebieden alle mogelijke acties met betrekking tot de olietanker en Blueward met onmiddellijke ingang te staken, in te trekken, althans zich daarvan te onthouden en hen te verbieden om de tanker op enigerlei wijze te bekladden, beschadigen, belemmeren of hinderen bij haar vaart, toegang tot de haven, lossing en vertrek, op straffe van een dwangsom ten belope van € 100.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elk uur dat zij nalaten hieraan te voldoen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad, op alle dagen en uren, en op de minuut.
3.2.
Aan haar vordering legt Blueward ten grondslag, samengevat weergegeven, dat Greenpeace met haar eerdere actie tegen de olietanker al meer dan voldoende aandacht voor haar standpunten heeft gekregen, zowel in Nederland als daarbuiten. Verdere acties tegen de tanker dienen volgens Blueward geen belang, zijn overbodig, buitenproportioneel, onverantwoord en daarmee onrechtmatig jegens haar. Haar belang bij onbelemmerde lossing van de lading dient zwaarder te wegen dan het belang van Greenpeace bij een herhaalde actie, aldus Blueward.
3.3.
Greenpeace voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Greenpeace heeft een aantal formele verweren gevoerd. Ten eerste bepleit zij de niet-ontvankelijkheid van Blueward, omdat zij van mening is dat haar verdedigingsrechten zijn geschonden door het late tijdstip van dagvaarden terwijl een spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt.
Dit verweer wordt verworpen. Het kan zo zijn dat het olietransport al een maand geleden was aangekondigd, zoals Greenpeace heeft aangevoerd, maar pas met het uitbrengen van het persbericht kort voor de zitting is duidelijk geworden dat Greenpeace voornemens is om nogmaals actie tegen de olietanker te voeren. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. Dat wordt immers getoetst op dit moment en van dralen aan de kant van Blueward is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Greenpeace heeft verder uitgebreid verweer gevoerd. Zij heeft op geen enkel moment te kennen gegeven dat zij op een concreet punt niet of onvoldoende kon ingaan door tijdgebrek bij de voorbereiding van haar verweer.
4.2.
Greenpeace heeft verder betoogd dat de vordering reeds moet worden afgewezen omdat niet gebleken is van een relatie tussen Blueward en de olietanker.
Ter zitting heeft Blueward echter een overeenkomst van bevrachting getoond waaruit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende blijkt dat Blueward de olietanker als bevrachter exploiteert. Ook dit verweer wordt daarom verworpen.
4.3.
Over de inhoudelijke kant van de zaak wordt het volgende overwogen. Greenpeace wil actie voeren tegen olieboringen in het Noordpoolgebied, omdat die oliewinning haars inziens een bedreiging voor het milieu vormt. In beginsel staat het Greenpeace vrij om actie te voeren, maar het recht op betoging is niet onbegrensd. Het belang van Greenpeace bij het onder de aandacht brengen van haar visie moet worden afgewogen tegen de rechtmatige (ondernemers)belangen van Blueward. Vooralsnog valt niet in te zien dat de belangen van Blueward minder bescherming verdienen omdat zij arctische olie vervoert. De oliewinning in de poolgebieden, het transport van die olie daaronder begrepen, is weliswaar omstreden, maar niet strafbaar.
- 3 -
Verder heeft te gelden dat niet elk hinderen van de ondernemersactiviteiten onrechtmatig is. Onrechtmatigheid wordt wel aangenomen als sprake is van disproportioneel hinderen.
4.4.
Het onderwerp van de actie, de poolboringen, is zoals gezegd omstreden. Greenpeace heeft al eerder actie gevoerd om de risico’s van poolboringen onder de aandacht van het publiek te brengen, onder meer op 1 mei 2014. Die acties hebben veel persaandacht gekregen en in de Nederlandse politiek is er ook aandacht voor het onderwerp. Greenpeace heeft zelf naar voren gebracht dat de tweede kamer op 1 april 2014 een motie heeft aangenomen waarin zij de regering oproept te streven naar het stopzetten van olietransporten door noordpoolgebied. Voor het doel dat Greenpeace dient, is verdere actie natuurlijk mogelijk, maar het belang daarbij is minder urgent, gelet op de aandacht die het onderwerp al heeft.
4.5.
Daar tegenover staat het belang van Blueward om als bevrachter ongehinderd de lading te kunnen lossen en zonder schade haar contractuele verplichtingen na te komen. Nu Greenpeace niet bekend maakt welke vorm haar voorgenomen actie zal hebben, moet er rekening mee worden gehouden dat deze vertraging van de lossing zal opleveren. Anders dan Greenpeace, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat die vertraging schade voor Blueward zal opleveren. In dat verband is van belang de verklaring van Greenpeace ter zitting, dat de tanker op 1 mei 2014 nog nauwelijks is aangepakt. Daaruit kan worden afgeleid dat het doel van de voorgenomen actie is de tanker minstens zoveel te belemmeren als bij de eerdere actie. Aan Greenpeace kan worden toegegeven dat het havenbedrijf en de havenpolitie kunnen ingrijpen als de actie uit de hand loopt en met teveel vertraging gepaard gaat, maar dat is niet wenselijk, omdat bij de eerdere actie van 1 mei 2014 ook al publieke middelen zijn ingezet.
4.6.
De belangenafweging wordt bemoeilijkt omdat niet bekend is wanneer, hoe lang en op welke wijze Greenpeace actie zal voeren. Op zichzelf is Greenpeace niet gehouden om het draaiboek van de actie op voorhand te verstrekken, maar de onduidelijkheid over de aard en duur van de actie die daarvan het gevolg is, maken het belang van Blueward bij een voorafgaande toets door de rechter groter. Afwachten totdat de havenautoriteiten bij aanvang van de actie van de details daarvan op de hoogte worden gesteld – zoals Greenpeace bij haar acties meestal doet – zal meebrengen dat naar verwachting alsnog van publieke middelen gebruik zal moeten worden gemaakt, te meer omdat de tanker vermoedelijk ’s nachts zal aankomen, waardoor extra waakzaamheid nodig zal zijn. Dat het haar eigen keuze is om ’s nachts binnen te lopen, zoals Greenpeace heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders en kan Blueward niet worden tegengeworpen.
4.7.
De nog onbekende actie van Greenpeace moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Ten aanzien van de subsidiariteit geldt dat Greenpeace al veel heeft bereikt. Gesteld noch gebleken is dat de actie meer zal opleveren dan alleen extra publicitaire aandacht. Waarom dat doel niet kan worden bereikt met acties die Blueward geen schade berokkenen, heeft Greenpeace niet, althans onvoldoende duidelijk gemaakt.
4.8.
Wat de proportionaliteit betreft, weegt het belang van Blueward bij voorafgaande duidelijkheid zwaarder dan het belang van Greenpeace bij een herhaalde (verrassings-)actie. Nu Greenpeace die duidelijkheid niet geeft, terwijl aannemelijk is dat de vorige actie relevante schade heeft veroorzaakt en publieke middelen heeft gekost, wordt Greenpeace op voorhand gelast om, indien zij de actie laat doorgaan, de tanker ongemoeid te laten. Anders dan Greenpeace meent, wordt haar recht op betoging hiermee niet illusoir: Zij kan immers nog steeds actie voeren, maar daarbij alleen geen gebruik maken van de in de beslissing genoemde middelen. De verbodsvordering zal worden toegewezen gedurende de in de beslissing vermelde termijn en met de eveneens daarin genoemde territoriale beperking. Het gevorderde algemene gebod tot het staken van iedere vorm van actie tegen de olietanker zal worden afgewezen.
4.9.
De verbodsvordering zal in ieder geval worden toegewezen tegen Greenpeace Nederland, die de voorgenomen actie zal uitvoeren, indien het zover komt. De vordering zal eveneens worden toegewezen tegen Iris en Phoenix, de eigenaren van de bij de voorgenomen actie betrokken schepen. Een hoofdelijke veroordeling, zoals gevorderd, is bij een vordering als de onderhavige niet mogelijk. De vordering zal worden afgewezen voor zover deze is gericht tegen Greenpeace Council, nu Blueward niet heeft betwist dat Greenpeace Council alleen een adviserende rol heeft en niet betrokken is bij de uitvoering van de actie.
4.10.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.11.
Greenpeace Nederland, Iris en Phoenix zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Blueward. De niet nader gespecificeerde dagvaardingskosten zullen worden begroot op € 200,-, waarbij uitgegaan wordt van de kosten van drie exploten (aangezien drie gedaagden in de kosten worden veroordeeld) van rond de € 75,- per exploot, zodat het genoemde bedrag (minimaal) redelijk voorkomt. De totale proceskosten aan de zijde van Blueward worden begroot op:
- dagvaarding (4x) € 200,00
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.624,00
4.12.
Blueward zal worden veroordeeld in de proceskosten van Greenpeace Council. Deze kosten worden wegens samenhang van de verweren begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Greenpeace Nederland, Iris en Phoenix met ingang van heden en gedurende vier weken om de tanker Mikhail Ulyanov in Nederland op enigerlei wijze te bekladden, te beschadigen, te belemmeren of te hinderen bij haar vaart, de toegang tot de haven, de lossing en haar vertrek,
5.2.
veroordeelt Greenpeace Nederland, Iris en Phoenix om aan Blueward een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere keer dat het onder 5.1 gegeven verbod na betekening van dit vonnis wordt overtreden, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Greenpeace Nederland, Iris en Phoenix in de proceskosten, aan de zijde van Blueward tot op heden begroot op € 1.624,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren,
5.5.
veroordeelt Blueward in de proceskosten van Greenpeace Council, tot op heden begroot op nihil,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
4 oktober 2014.
type: eB
coll: MB
- 6 -