1.6Door de gemachtigde van eiseressen is eerder, namens andere huurders, een procedure tegen City Box aanhangig gemaakt. In die procedure zijn de vorderingen van die huurders door de kantonrechter afgewezen.
2. Eiseressen vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. hoofdelijke veroordeling van City Box en [gedaagde 2] tot betaling van:
i. € 7.200,00 aan schadevergoeding aan [eiser 1];
ii. € 12.000,00 aan schadevergoeding aan [eiser 2];
iii. althans City Box en [gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van door eiseressen geleden materiële schade op te maken bij staat of te begroten door de kantonrechter, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. veroordeling van City Box en [gedaagde 2] tot betaling van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding aan [eiser 1] en aan [eiser 2];
i. althans tot vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
c. veroordeling van City Box en [gedaagde 2] tot vergoeding van € 297,50 aan buitengerechtelijke kosten aan [eiser 1] en aan [eiser 2];
i. althans tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d. veroordeling van City Box en [gedaagde 2] om aan [eiser 1] en [eiser 2] een gaaf en volledig, althans gewaarmerkt afschrift te verschaffen van de brandonderzoeksrapportage, althans hetgeen hen onder deze naam, in de ruimste zin van het woord, is verstrekt, zoals is vervaardigd door de met City Box en [gedaagde 2] verbintenisrechtelijk verbonden schadeverzekeraar(s), onder last van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag na de vijftiende dag van het ter zake gewezen vonnis dat City Box en [gedaagde 2] deze rapportage niet verschaffen;
e. subsidiair veroordeling van City Box en [gedaagde 2] tot vergoeding van de schade die eiseressen hebben geleden door de toerekenbare tekortkoming of het onrechtmatig handelen of nalaten van City Box, nader op te maken bij staat.
3. Eiseressen stellen kort gezegd dat de brand veroorzaakt moet zijn door een fout van [gedaagde 2] en dat City Box daarvoor (mede) aansprakelijk is, omdat City Box toerekenbaar tekort is geschoten jegens eiseressen. De aansprakelijkheid van City Box baseren eiseressen op (grove) nalatigheid van City Box met betrekking tot (toezicht op) de werkzaamheden van [gedaagde 2], althans de brandveiligheid van het pand. Het exoneratiebeding waarop City Box zich beroept maakt geen deel uit van de overeenkomsten, en er is door en namens eiseressen tijdig geklaagd bij City Box. Er is tenminste één brandonderzoeksrapportage in opdracht van de betrokken verzekeraar(s) gemaakt en eiseressen hebben een rechtmatig belang bij afgifte daarvan. Aldus steeds eiseressen.
4. City Box voert verweer tegen de vordering en voert daartoe aan dat eiseressen niet ontvankelijk zijn omdat het hier een verkapt hoger beroep van de onder 1.5 genoemde procedure betreft. Ook is door eiseressen niet tijdig geklaagd, zodat hun vorderingen afgewezen moeten worden. De vordering tot afgifte van het verzekeringsrapport is een “fishing expedition” en voldoet ook overigens niet aan de eisen van artikel 843a Rv omdat eiseressen geen rechtmatig belang hebben bij afgifte, geen partij zijn bij de rechtsverhouding en City Box het rapport niet heeft. De schadevergoedingsvorderingen kunnen niet slagen nu City Box zich kan beroepen op de exoneratie en subsidiair omdat City Box niet tekortgeschoten is, niet aansprakelijk is voor een eventuele fout van [gedaagde 2] en ook niet (risico)aansprakelijk voor de brandveiligheid van het pand. Aldus steeds City Box.
5. [gedaagde 2] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe aan dat hij geen fout heeft gemaakt. Hij heeft bij de uitvoering van zijn werkzaamheden zodanige controle- en voorzorgsmaatregelen genomen die van hem als zorgvuldig handelend vakman mochten worden verwacht. De gebruikte gereedschappen zijn geen gebrekkige roerende zaken in de zin van 6:173 BW. Aldus steeds [gedaagde 2].
6. Aangezien de eisende partijen niet dezelfde zijn als de eisende partijen in de onder 1.5 genoemde procedure levert het instellen van de onderhavige vordering niet reeds om die reden misbruik van procesrecht op. Dat in beide procedures dezelfde gemachtigde optreedt, maakt dat in beginsel niet anders. Eiseressen zijn derhalve ontvankelijk in hun vorderingen.
7. Als meest verstrekkende verweer beroept City Box zich op schending van de in artikel 6:89 BW neergelegde plicht om over een gebrek in een prestatie te klagen binnen bekwame tijd nadat het is ontdekt of had moeten worden ontdekt. City Box stelt dat pas met de brief van februari 2013 eiseressen voor het eerst gewag hebben gemaakt van een mogelijke vordering/klacht. Omdat eiseressen veel eerder hadden kunnen klagen, hebben zij niet binnen bekwame tijd geprotesteerd, aldus City Box.
8. De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde producties blijkt dat bij dagvaarding van 1 juli 2010 (pagina 3/33 onder nummer v.) van de onder 1.5 genoemde procedure namens [naam 1] en [naam 2] is aangevoerd dat City Box een verwijt kon worden gemaakt met betrekking tot de (voorbereiding van de) werkzaamheden en het ontstaan van de brand. Dat wil zeggen dat ten minste vanaf dat moment City Box rekening moest houden met een dergelijk verwijt van [naam 1] en [naam 2] en maatregelen kon nemen om relevante bewijzen te verzamelen en stukken te behouden. Hoewel de gemachtigde van eiseressen in deze procedure stelt dat door en namens eiseressen tijdig is geklaagd, is die stelling niet onderbouwd en heeft de gemachtigde verklaard dat het “
niet wijs” zou zijn om tijdens de procedure tussen [naam 1] en [naam 2] en City Box ook over andere, door deze gemachtigde bijgestane huurders, met City Box te corresponderen. Naar het oordeel van de kantonrechter kon dat echter weldegelijk van de gemachtigde van eiseressen worden gevergd. In de gegeven omstandigheden zal de kantonrechter echter aan het uitblijven van een klacht namens eiseressen geen gevolgen verbinden, aangezien door City Box niet is onderbouwd welk belang zij heeft bij een beroep op de klachtplicht. Als zij immers – gelet op de procedure die door [naam 1] en [naam 2] tegen haar werd gevoerd – wist dat zij tenminste door die twee huurders verantwoordelijk werd gehouden voor het ontstaan van de brand, is niet onderbouwd waarom zij met betrekking tot haar bewijspositie over die verwijten niet alle relevante informatie en gegevens kon zeker stellen. Nu eiseressen in de onderhavige procedure hetzelfde verwijt met betrekking tot dezelfde brand maken, valt niet in te zien hoe City Box door enkel tijdsverloop benadeeld is. De kantonrechter zal daarom in dit geval het beroep op de klachtplicht in verband met een gebrek aan (voldoende) belang verwerpen.
9. De vordering tot het verstrekken van een afschrift van de in het kader van de brand opgemaakte verzekeringsrapportages is in beginsel toewijsbaar. Het gaat hier om een zelfstandig en rechtmatig belang van eiseressen om hun rechtspositie ten opzichte van City Box en [gedaagde 2] te bepalen gelet op hetgeen bekend is over de oorzaak van de brand. Deze voldoende bepaalde bescheiden zien derhalve op de rechtsverhouding, namelijk de huurovereenkomsten, waarbij eiseressen partij waren, omdat het geschil over de (nasleep van de) brand ook onderdeel uitmaakt van die rechtsbetrekking. De opvatting van City Box dat de bescheiden slechts betrekking hebben op rechtsbetrekkingen tussen de verzekerde eigenaar van het pand en de verzekeraars die opdracht hebben gegeven tot het onderzoek, is te beperkt. Dat City Box stelt dat zij deze bescheiden niet onder zich heeft – wat de kantonrechter onaannemelijk voorkomt – betekent niet dat de bescheiden niet ter beschikking van City Box zouden staan, zij kan die immers via haar verhuurder en de betrokken verzekeraars opvragen. Omdat het hier om een zelfstandig recht van eiseressen gaat, kan het beroep op het schenden van de klachtplicht City Box op dit punt evenmin baten. Dat deze bescheiden ook [gedaagde 2] ter beschikking staan is onvoldoende onderbouwd, zodat deze vordering jegens hem reeds daarom niet toewijsbaar is.
10. Niet in geschil is dat er door het bedrijf [bedrijf] (bedoeld zal zijn [bedrijf]) technisch en/of tactisch onderzoek is gedaan naar oorzaak en toedracht van de brand, in opdracht van de verzekeraars van de eigenaar van het pand en/of de verzekeraar waar het huurdersbelang van City Box. De kantonrechter gaat ervan uit dat op basis van dat onderzoek een rapport is opgesteld en dat dit rapport (mede) ten grondslag is gelegd aan de beslissingen van de verzekeraars om over te gaan tot uitkering onder de verzekeringen.
11. De kantonrechter is van oordeel dat de inhoud van de verzekeringsrapportages relevant is voor de beslissing van het geschil en daarom zal City Box niet worden veroordeeld tot afgifte aan eiseressen, op straffe van een dwangsom, maar – mede gelet op artikel 22 Rv – zal de kantonrechter City Box bevelen deze bepaalde bescheiden in het geding te brengen. Daarbij gaat het om (tenminste) het rapport van [bedrijf] en de eventuele daarop voortbouwende rapportages.
12. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen. City Box zal in de gelegenheid worden gesteld om op de rol van 18 februari 2014 het rapport in het geding te brengen en kan zich in die akte nader uitlaten over de inhoud van het rapport. Eiseressen en [gedaagde 2] zullen (gelet op het beginsel van hoor en wederhoor) in de gelegenheid worden gesteld om op de rol van vier weken later een antwoordakte te nemen. In het geval City Box de bescheiden niet in het geding brengt, zal de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
13. De kantonrechter overweegt voorts alvast het volgende.
14. Eiseressen betwisten tevergeefs dat het exoneratiebeding (zie onder 1.3) tussen partijen is overeengekomen. Het beding maakt immers deel uit van de algemene voorwaarden, en door eiseressen is de betwisting van de toepasselijkheid daarvan niet onderbouwd, zodat de kantonrechter ervan uit zal gaan dat deze bepaling tussen partijen geldt. De lezing van eiseressen dat het beding alleen zou zien op schade van derden volgt de kantonrechter niet. De kantonrechter stelt vast dat het verwijt van eiseressen jegens City Box mede ziet op de staat van het verhuurde (namelijk: de brandveiligheid daarvan), zodat mocht komen vast te staan dat op dat punt sprake is van grove schuld of ernstige nalatigheid, City Box zich niet op het exoneratiebeding kan beroepen. Ook geldt dat op grond van vaste jurisprudentie een beroep op een exoneratiebeding in beginsel in strijd met de redelijkheid en billijkheid is als er sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van (leidinggevend personeel) van de gebruiker.
15. Eiseressen stellen tevens dat City Box ook indien er geen sprake is van grove schuld of ernstige nalatigheid zich niet op het beding kunnen beroepen, omdat het onredelijk bezwarend is. Eiseressen en City Box verwijzen in dit verband naar het vonnis van de kantonrechter van 8 februari 2013 in de procedure tussen [naam 1] en [naam 2] en City Box, waarbij eiseressen argumenten aanvoeren waarom dat vonnis onjuist zou zijn. De kantonrechter stelt vast dat partijen er – terecht – van uitgaan dat het beding, jegens consumenten zoals eisers, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn in de zin van Richtlijn en artikel 6:237 sub f BW.
16. City Box stelt ter weerlegging van dit wettelijke vermoeden dat zij – omdat zij niet weet wat haar huurders opslaan en de waarde daarvan niet kent – in 2009 de bij haar opgeslagen goederen niet tegen (onder meer) brand kon verzekeren, tenminste niet tegen economisch aanvaardbare tarieven. City Box biedt haar huurders bij het sluiten van de overeenkomst de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten en verwijst daarnaar op haar website. Uit het machtigingsformulier blijkt de mogelijkheid van het betalen van een “vierwekelijkse verzekeringspremie”, zodat huurders op de hoogte moeten zijn geweest van de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten.
17. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser 2] een verzekering had afgesloten via City Box. Het argument van eiseressen dat daarbij sprake zou zijn van in de wet financieel toezicht verboden “bemiddelen” bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, verwerpt de kantonrechter als niet onderbouwd en niet relevant. Gelet op de afgesloten verzekering, was [eiser 2] zich er blijkbaar ook van bewust dat zij een te verzekeren risico liep bij opslag van haar goederen. Zij kon dat risico (tot een bedrag van € 3.000,00) ook verzekeren. Voor City Box geldt, zoals zij onweersproken stelt dat zij geen inzicht heeft in welke goederen haar huurders opslaan en evenmin weet wat de waarde daarvan is. De kantonrechter volgt de redenering van City Box dat deze risico’s daarom voor haar niet, althans minder goed, verzekerbaar zijn. Dat is – anders dan eiseressen menen – wel een belangrijke factor bij het beoordelen van de vraag of de exoneratie onredelijk bezwarend is.
18. Nu [eiser 2] bij het sluiten van de huurovereenkomst (op 10 oktober 2009) op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid tot het afsluiten van een verzekering, acht de rechtbank de stelling van City Box, dat zij wijst op de mogelijkheid van het sluiten van een verzekering, onvoldoende weersproken. Over het totstandkomen van de overeenkomst met [eiser 1], stellen eiseressen immer niets. Derhalve geldt zowel in de verhouding [eiser 2] – City Box als [eiser 1] – City Box dat, gelet op de verzekerbaarheid van het risico, het exoneratiebeding waarop City Box zich beroept, niet onredelijk bezwarend is.
19. Voorshands kan – gelet op stellingen van partijen – niet worden gezegd dat er bij City Box sprake was van opzet of grove schuld bij het ontstaan van de brand. De kantonrechter zal een beslissing op dit punt aanhouden totdat City Box in de gelegenheid is geweest de rapporten van de verzekeraars in het geding te brengen en partijen zich daarover hebben kunnen uitlaten. Ook met betrekking tot de voorgelegde vraag of er sprake is van een fout van [gedaagde 2] houdt de kantonrechter iedere beslissing aan.
i. verwijst de procedure naar de rol van 18 februari 2014, voor het nemen van een akte aan de zijde van City Box, met het onder 12 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.M.E. de Koning, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter