Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[naam 1],
[naam 2],
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5],
[naam 6],
[naam 7],
[naam 8],
[naam 9],
[naam 10],
[naam 11],
[naam 12],
[naam 13],
[naam 14],
[naam 15],
[naam 16],
[naam 17],
[naam 18],
[naam 19],
[naam 20],
[naam 21],
[naam 22],
[naam 23],
[naam 24],
[naam 25],
[naam 26],
[naam 27],
[naam 28],
[naam 29],
[naam 30],
[naam 31],
[naam 32],
[naam 33],
[naam 34],
[naam 35],
[naam 36],
[naam 37],
[naam 38],
[naam 39],
[naam 40],
[naam 41],
[naam 42],
[naam 43],
[naam 44],
[naam 45],
[naam 46],
[naam 47],
[naam 48],
[naam 49],
[naam 50],
[naam 51],
[naam 52],
[naam 53],
[naam 54],
[naam 55],
[naam 56],
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 december 2013;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 maart 2014;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 maart 2014 waarin – voor zover voor de beoordeling van belang – is vastgelegd dat verzoekers een lijst met vragen betrekking hebbend op de in het verzoekschrift benoemde kwesties aan ABN AMRO zullen voorleggen en dat de bank deze vragen, waar redelijkerwijs mogelijk, naar waarheid zal beantwoorden;
- de (fax)brief van mr. Olbers, ingekomen ter griffie op 24 juni 2014, waarin hij de rechtbank verzoekt alsnog een voorlopig getuigenverhoor te bevelen;
- de (fax)brief van mr. Van Rijswijk, ingekomen ter griffie op 26 juni 2014 (met als bijlage de antwoorden van ABN AMRO op de door verzoekers gestelde vragen), waarin hij zich namens ABN AMRO verzet tegen inwilliging van het verzoek;
- het verzoek van de rechtbank (per e-mail) van 27 juni 2014 aan mr. Olbers om zijn verzoek nader toe te lichten;
- de brief van mr. Olbers, ingekomen ter griffier op 21 augustus 2014, waarin hij zijn verzoek gedaan op 24 juni 2014 nader toelicht;
- de (fax)brief van mr. Van Rijswijk, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2014 met een reactie op de nadere toelichting van mr. Olbers.