ECLI:NL:RBAMS:2014:790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
C/13/539174 / HA ZA 13-392
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van voormalig bestuurder voor verplichtingen van vennootschap na overdracht van aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Volkswagen Bank GmbH en een voormalig bestuurder van een besloten vennootschap (BV). De eiser, Volkswagen Bank, vorderde betaling van een bedrag van € 98.826,91 van de gedaagde, die als bestuurder van de BV een financieringsovereenkomst had afgesloten voor de aankoop van een Mercedes Benz S-Klasse. Na de verkoop van haar aandelen en het terugtreden als bestuurder, heeft de BV haar verplichtingen jegens Volkswagen Bank niet nagekomen. Volkswagen Bank stelde dat de gedaagde een ernstig persoonlijk verwijt te maken was, omdat zij de bank zou hebben misleid met een vervalste jaarrekening en onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan naar de kredietwaardigheid van de opvolgende bestuurder.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de niet-nakoming van de verplichtingen door de BV na haar vertrek als bestuurder. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de gedaagde op het moment van het aangaan van de financieringsovereenkomst wist of had moeten weten dat de BV haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Bovendien rustte er geen onderzoeksplicht op de gedaagde naar de kredietwaardigheid van de nieuwe bestuurder, aangezien de financiële verplichtingen op de vennootschap zelf rustten en niet op de opvolgende bestuurder.

De rechtbank wees de vordering van Volkswagen Bank af en veroordeelde de bank in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt de grenzen van de aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen en de noodzaak voor kredietverstrekkers om zorgvuldig onderzoek te doen naar de kredietwaardigheid van de vennootschap zelf, in plaats van te vertrouwen op de persoonlijke kredietwaardigheid van de bestuurders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/539174 / HA ZA 13-392
Vonnis van 22 januari 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN BANK GMBH,
gevestigd te Braunschweig, Duitsland
eiseres,
advocaat voorheen mr. E.L. Polak, thans mr. E.H.J. Slager te Amsterdam,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.P. Dayala te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Volkswagen Bank en gedaagde worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 maart 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord met een productie,
  • het tussenvonnis van 29 mei 2013 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • de akte overlegging producties zijdens Volkswagen Bank,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde is bestuurder en aandeelhouder geweest van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V. (verder: BV).
2.2.
Volkswagen Bank handelt ook onder naam Autocash (gevestigd te Amersfoort) en verzorgt financiële kredieten voor de (lease)koop van auto’s.
2.3.
Op [datum] heeft gedaagde namens BV een Mercedes Benz S-Klasse S250 CDI gekocht bij Stern Auto B.V. te Amsterdam onder financiering door Volkswagen Bank. De prijs van de auto bedroeg € 95.000,00, het leasebedrag bedroeg € 86.152,00. In de financieringsovereenkomst is bepaald dat het leasebedrag in 61 maanden zou worden voldaan, dat BV met ingang van [datum] maandelijks € 1.435,85 zal betalen aan Volkswagen Bank (en de laatste termijn van [datum] een resterende € 1,00) ter aflossing van de financiering.
2.4.
BV heeft haar aanvraag voor de financiering met een jaarrekening over 2011, gedateerd 1 maart 2012, onderbouwd waaruit blijkt dat het netto bedrijfsresultaat van BV in 2011 € 103.027,00 bedroeg. Volgens de bij de jaarrekening gevoegde brief op briefpapier van [bedrijf] is de jaarrekening opgesteld door [bedrijf].
2.5.
De door BV verschuldigde leasetermijnen van augustus en september 2012 zijn voldaan door [holding] (verder: [holding]) op respectievelijk 15 augustus 2012 en 21 september 2012.
2.6.
Op 4 september 2012 is gedaagde uit functie getreden als bestuurder en enig aandeelhouder van BV.
2.7.
Uit de historische gegevens uit het handelsregister van BV blijkt dat zij op 11 september 2012 haar vestigingsadres heeft gewijzigd naar een adres in [plaats].
2.8.
Op 25 september 2012 heeft Leasepoint B.V. aangifte gedaan van verduistering van een Volkswagen Crafter en een Porsche Cayenne die beiden door BV onder financiering waren gekocht. In de aangifte is verder vermeld dat het vestigingsadres van BV was gewijzigd naar een adres in [plaats] en dat de bewoner van dat huis telefonisch heeft meegedeeld dat op dat adres geen bedrijf is gevestigd.
2.9.
Op 30 november 2012 heeft Volkswagen Bank aangifte gedaan van verduistering van de Mercedes S250 CDI die door BV met financiering van Volkswagen Bank was gekocht (zie 2.3). Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat [holding] zich bij Volkswagen Bank heeft gemeld om in de plaats van BV om de financieringsovereenkomst over te nemen. Volkswagen Bank heeft dit geweigerd.
2.10.
BV is per [datum] ontbonden.
2.11.
Volkswagen Bank heeft een e-mail van [accountant] van 4 oktober 2013 in het geding gebracht:
“(…) Hierbij bevestigen wij dat de door u (…) verzonden jaarrekening van [bedrijf 2] NIET door ons is opgesteld. De cijfers vermeld in de jaarrekening komen niet overeen met de (werkelijke) gegevens verstrekt door de klant aan ons bij het verzorgen van de administratie. Wij hebben voor [bedrijf 2] (…) geen jaarrekening over het jaar 2011 opgesteld. De client heeft ten onrechte onze gegevens gebruikt (…).”

3.Het geschil

3.1.
Volkswagen Bank vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 98.826,91, vermeerderd met rente (over een bedrag van € 83.280,30) en kosten inclusief de nakosten.
3.2.
Volkswagen Bank stelt daartoe – kort gezegd – dat gedaagde als bestuurder van BV een ernstig persoonlijk verwijt is te maken betreffende het niet nakomen door BV van de op BV rustende verplichtingen ter zake de financieringsovereenkomst. Gedaagde wist, althans behoorde te weten, dat zij met een vervalste jaarrekening Volkswagen Bank heeft misleid om de Mercedes Benz S250 CDI te financieren en dat BV nog twee andere auto’s op financiering heeft gekocht. Verder blijkt uit het feit dat [holding] de leasetermijnen heeft voldaan, waarvan gedaagde op de hoogte moet zijn geweest, dat BV haar verplichtingen niet zou nakomen. Daarnaast heeft gedaagde bewerkstelligd dat BV haar verplichtingen niet meer zou nakomen, door haar aandelen in BV aan een derde over te dragen zonder onderzoek te doen naar diens kredietwaardigheid. Na de overdracht van aandelen zijn de betalingen van de lease termijnen gestopt, is het vestigingsadres van BV gewijzigd naar een adres waar BV haar bedrijfsvoering niet uitoefende, zijn de door Volkswagen Bank gefinancierde auto’s verdwenen en is BV uiteindelijk ontbonden.
3.3.
Gedaagde voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van dit geschil is dat Volkswagen Bank financiering heeft verzorgd aan BV ten behoeve van de aanschaf van de auto ten tijde dat gedaagde bestuurder van BV was. Een (voormalig) bestuurder van een vennootschap kan in privé aansprakelijk worden gesteld voor een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen van de vennootschap in het geval dat (1) de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis van de rechtspersoon wist, althans behoorde te weten, dat de vennootschap die verbintenis niet kan of zal nakomen of (2) dat de bestuurder bewerkstelligt (of heeft bewerkstelligd) dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen moet de bestuurder een ernstig verwijt te maken zijn. Volkswagen Bank heeft haar vordering gegrond op beide grondslagen.
Lichtvaardig aangaan financieringsovereenkomst namens BV
4.2.
Volkswagen Bank heeft daartoe betoogd dat gedaagde wist, althans behoorde te weten, dat BV financieel er slecht voor stond op het moment dat zij de financiering van de auto aanvroeg.
4.3.
Gedaagde heeft daartegen onweersproken aangevoerd dat BV ten tijde van het aangaan van de financieringsovereenkomst 53 mensen in dienst had en een winstgevend bedrijf was. Daarbij heeft gedaagde gewezen op de jaarrekening van BV die zij heeft overgelegd aan Volkswagen Bank ter ondersteuning van de aanvraag voor de financiering van de auto en die door haar ook is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
4.4.
In reactie op dit verweer van gedaagde heeft Volkswagen Bank slechts gewezen naar de verklaring van de accountant (zie 2.11). Uit die verklaring van de accountant volgt dat de door gedaagde aan Volkswagen Bank overgelegde jaarrekening niet op dezelfde cijfers van BV is gebaseerd als die de accountant heeft gekregen van gedaagde. Daaruit volgt niet zonder meer dat de door gedaagde gebruikte jaarrekening bij de aanvraag voor de financiering van de auto door Volkswagen Bank vervalst is. Evenmin volgt uit de verklaring van de accountant dat de cijfers van BV die hij onder ogen heeft gehad een slechter bedrijfsresultaat voor die onderneming inhielden. Daarom kan uit die verklaring niet worden afgeleid dat het bedrijfsresultaat van BV wezenlijk anders was dan die uit de aan Volkswagen Bank overgelegde jaarrekening volgt. Bovendien volgt uit een slecht bedrijfsresultaat over het vorige boekjaar niet automatisch dat BV in het lopende jaar niet aan haar verplichtingen kon voldoen. Dit is ook niet gebleken omdat vast staat dat BV haar verplichting jegens Volkswagen Bank is nagekomen gedurende de periode dat gedaagde bestuurder was. Anders dan Volkswagen Bank heeft betoogd is niet van belang dat een derde die betalingen namens BV heeft verricht. Evenmin is van belang dat BV in een eerder stadium financiering heeft verkregen van Volkswagen Bank voor de koop van twee andere auto’s. Dat feit was immers ook bekend bij Volkswagen Bank, het had op haar weg gelegen om dat feit te betrekken bij haar beslissing om een derde financiering aan BV te verlenen voor de aanschaf van een derde auto.
4.5.
Uit het bovenstaande volgt dat de stelling van Volkswagen Bank dat gedaagde op lichtvaardige wijze BV heeft verbonden aan de financieringsovereenkomst als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen.
Bewerkstelligen niet nakomen van verplichtingen door BV
4.6.
Volkswagen Bank heeft verder betoogd dat gedaagde onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de kredietwaardigheid van de opvolgende eigenaar en bestuurder die zijn woonplaats in het buitenland heeft.
4.7.
Daarbij gaat Volkswagen Bank voorbij aan het feit dat zij een rechtsverhouding had met BV en dat het dus gaat om de kredietwaardigheid van BV en niet de persoonlijke kredietwaardigheid van de (toekomstige) bestuurder van BV. Er rust op gedaagde geen onderzoeksplicht naar de kredietwaardigheid van de opvolgende aandeelhouder en bestuurder van BV ter zake de verplichtingen van BV jegens derden. Evenmin is in te zien dat het feit dat de opvolgende aandeelhouder en bestuurder van BV een woonplaats in het buitenland had en heeft, betekent dat daarmee BV niet (langer) aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
4.8.
Bovendien heeft Volkswagen Bank niet gesteld, noch is daarvan gebleken, dat de kredietwaardigheid van BV is verslechterd na het aangaan van de financieringsovereenkomst tussen BV en Volkswagen Bank en het moment van de verkoop van aandelen van BV door gedaagde aan haar opvolger. Het enkel stoppen van de betalingen is daarvoor onvoldoende.
4.9.
Dat de opvolgende bestuurder van BV de vestigingsplaats van de onderneming heeft gewijzigd, de opvolgende termijnbetalingen na 21 september 2012 niet heeft voldaan en uiteindelijk de vennootschap heeft ontbonden kan niet aan gedaagde worden toegerekend. Zij was toen immers geen bestuurder of aandeelhouder van BV meer.
4.10.
Uit het bovenstaande volgt dat de stelling van Volkswagen Bank dat gedaagde heeft bewerkstelligd dat BV haar verplichtingen niet meer zou nakomen niet wordt gevolgd.
Slotsom en afsluitende overwegingen
4.11.
De slotsom is dat de stelling van Volkswagen Bank dat gedaagde in privé aansprakelijk is voor de verplichtingen van BV jegens haar geen stand houdt, zodat haar vordering op gedaagde wordt afgewezen.
4.12.
Volkswagen Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op:
- vast recht
842,00
- salaris advocaat
2.842,00
2 punten tarief V (€ 1.421,00)
Totaal
3.684,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Volkswagen Bank in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 3.684,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: