In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en ABN AMRO BANK N.V. over de vernietiging van een arbitraal vonnis. [eiser] had bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop ABN AMRO de vertrekstimuleringspremie had berekend na zijn boventalligheid in het kader van een reorganisatie. De Geschillencommissie had op 23 mei 2012 een arbitraal vonnis gewezen, maar [eiser] stelde dat dit vonnis niet correct was ondertekend, omdat één van de arbiters, [naam], niet zelf had ondertekend en dit niet was gemeld. De rechtbank oordeelde dat de ondertekeningseisen van artikel 1057 Rv niet waren nageleefd, wat leidde tot een gebrek in de ondertekening van het arbitraal vonnis. De rechtbank benadrukte dat de ondertekening door alle arbiters een belangrijke waarborg is voor de betrokkenheid bij de totstandkoming van het vonnis. De rechtbank vernietigde het arbitraal vonnis en veroordeelde ABN AMRO in de proceskosten van [eiser]. De uitspraak bevestigt het belang van correcte ondertekening in arbitrale procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze eisen.