Overwegingen
1. Naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 2 augustus 2013 om kennisneming van de haar betreffende politiegegevens, zoals bedoeld in artikel 25 van de Wpg, heeft eiseres op 22 augustus 2013 inzage gehad in de gegevens die bij de politie over haar zijn verwerkt.
2. Bij brieven van 16, 17 en 19 september 2013 heeft eiseres vervolgens op grond van artikel 28 van de Wpg aan verweerder sub 1 verzocht om wijziging dan wel verwijdering van verscheidene processen-verbaal en mutaties.
3. Bij brief van 3 oktober 2013 heeft verweerder sub 1 de verzoeken van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hiertegen, met toepassing van artikel 29, eerste lid, van de Wpg, rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. Bij brieven van 7 november 2013 en 6 januari 2014 heeft eiseres aan verweerder sub 2 verzocht om inzage van de haar betreffende politiegegevens zoals bedoeld in artikel 25 van de Wpg.
5. Bij brief van 27 januari 2014 heeft verweerder sub 2 aan eiseres medegedeeld dat geen inzage in de haar betreffende politiegegevens zal worden verleend, nu zij reeds op 22 augustus 2013 inzage heeft gehad in haar politiegegevens en er sindsdien geen nieuwe gegevens ten aanzien van eiseres zijn verwerkt. Eiseres heeft hiertegen, onder toepassing van artikel 29, eerste lid, van de Wpg, rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
6. Ingevolge artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
7. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg, deelt de verantwoordelijke een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens zijn vastgelegd.
8. Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wpg, draagt de verantwoordelijke, bij de behandeling van verzoeken als bedoeld in artikel 25 van de Wpg, zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.
Op grond van het tweede lid van artikel 26 van de Wpg, worden verzoeken ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijk vertegenwoordigers.
9. Op grond van artikel 28, eerste lid van de Wpg, kan degene aan wie overeenkomstig artikel 25 van de Wpg kennis is gegeven van hem betreffende politiegegevens, de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.
10. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wpg geldt een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 25 of 28 van de Wpg als een besluit in de zin van de Awb. Afdeling 7.1 van de Awb is niet van toepassing.
11. Vast staat dat eiseres onder curatele is gesteld. Eveneens staat vast dat zij ten tijde van de door haar in beide zaken op grond van artikel 25 van de Wpg en artikel 28 van de Wpg gedane verzoeken reeds onder curatele stond. Tevens is niet in geschil dat eiseres de verzoeken als bedoeld in artikel 25 van de Wpg zelf bij verweerder sub 1 en verweerder sub 2 heeft ingediend.
12. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Wpg, zijn beslissingen op verzoeken als bedoeld in artikel 25 en 28 van de Wpg aan te merken als besluiten in de in van de Awb. Tegen deze beslissingen staat rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter open.
13. Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wpg, is voor het doen van een verzoek tot wijziging of verwijdering van politiegegevens, zoals door eiseres in de zaak met nummer AMS 13/6619 verzocht aan verweerder sub 1 bij brieven van 16, 17 en 19 september 2013, vereist dat op grond van artikel 25 van de Wpg, aan die persoon kennis is gegeven van diens politiegegevens. Eiseres heeft op 22 augustus 2013 inzage gehad in de haar betreffende politiegegevens, nadat zij verweerder sub 1 daar bij brief van 2 augustus 2013 om had verzocht.
14. In de zaak met nummer AMS 14/1267 heeft eiseres op 7 november 2013 en 6 januari 2014 aan verweerder sub 2 om inzage verzocht in de haar betreffende politiegegevens, zoals bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wpg.
15. De rechtbank constateert dat, gelet op het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wpg, niet eiseres, maar haar wettelijk vertegenwoordiger de verzoeken tot inzage in de politiegegevens van eiseres, als bedoeld in artikel 25 van de Wpg bij verweerders in had moeten dienen. Nu eiseres deze verzoeken zelf bij verweerders heeft ingediend, en zij daar gelet op haar ondercuratelestelling niet bevoegd toe was, zijn deze verzoeken naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als verzoeken als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wpg. Gesteld noch gebleken is van een verklaring achteraf van haar toenmalige curator waarbij dit gebrek is geheeld. Dientengevolge is de rechtbank van oordeel, dat de reacties op deze verzoeken, gelet op het bepaalde in artikel 25 en 28, in combinatie met artikel 29, eerste lid, van de Wpg, niet zijn aan te merken als besluiten in de zin van de Awb.
16. Dat verweerders, zoals zij ter zitting hebben verklaard, niet op de hoogte waren van de onder curatelestelling van eiseres laat dit onverlet, nu op grond van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Wpg, verweerders zorg hadden moeten dragen voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. Nu uit het tweede lid ondubbelzinnig blijkt dat voor de beoordeling van het verzoek van belang is of iemand onder curatele staat, dient verweerder zich daar bij de vaststelling van de identiteit van de verzoeker in ieder geval van te vergewissen.
17. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren om van de ingestelde beroepen in de zaken AMS 13/6619 en AMS 14/1267 kennis te nemen.
18. De rechtbank merkt ten slotte op, dat eiseres ter zitting heeft verzocht de door haar ingediende verzoeken tot inzage in de haar betreffende politiegegevens en de verzoeken tot wijziging/verwijdering van haar betreffende processen-verbaal en mutaties op te vatten als klacht. De rechtbank constateert dat verweerders zich ter zitting bereid hebben verklaard de verzoeken als zodanig alsnog in behandeling te nemen.