In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [verzoekster] en haar werkgever, Brocacef B.V. [verzoekster] had een ongeval op de werkplek waarbij een sealmachine op haar voet viel, wat leidde tot een verwonding. Ze stelde dat Brocacef niet voldoende maatregelen had getroffen om het ongeval te voorkomen, en dat de werkgever aansprakelijk was op grond van artikel 7:658 BW. De werkgever betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat [verzoekster] onvoorzichtig had gehandeld.
De kantonrechter oordeelde dat het ongeval niet als een huis-tuin- en keukenongeval kon worden gekwalificeerd, en dat Brocacef tekort was geschoten in haar zorgplicht. De rechter concludeerde dat de werkgever niet had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen had voldaan om een veilige werkomgeving te waarborgen. De kantonrechter oordeelde dat de door [verzoekster] voorgestelde veiligheidsmaatregelen, zoals een anti-slipmat of een opstaande rand, het ongeval mogelijk hadden kunnen voorkomen.
De rechter wees de aansprakelijkheid van Brocacef toe en oordeelde dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoekster]. De kantonrechter verklaarde voor recht dat Brocacef aansprakelijk was voor de schade die [verzoekster] had geleden en nog zou lijden, en veroordeelde Brocacef tot vergoeding van de kosten van de procedure, die op € 3.484,80 werden begroot.