ECLI:NL:RBAMS:2014:8500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
KG ZA 14-1283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige heraanbesteding en beoordelingssystematiek bij aanbesteding inzameling textiel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het om een kort geding tussen de Combinatie van Stichting Humana en Stichting Kledinginzameling Charitatieve Instellingen en AEB Exploitatie B.V. De Combinatie had bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing van AEB, die de opdracht voor de inzameling van textiel in Amsterdam aan een andere inschrijver had gegund. De Combinatie stelde dat de beoordelingssystematiek die AEB had gehanteerd onjuist was toegepast en dat dit leidde tot een onterechte gunningsbeslissing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordelingssystematiek niet voldoende duidelijk was en dat AEB de aanbesteding niet op de juiste wijze had uitgevoerd. De rechter verbood AEB om de concessie te heraanbesteden en gebiedde AEB om een herbeoordeling van de inschrijvingen uit te voeren, met inachtneming van de juiste beoordelingscriteria. De rechter oordeelde dat de foutieve beoordeling eenvoudig gecorrigeerd kon worden en dat AEB de kennis van de aanbesteding niet mocht gebruiken voor een nieuwe procedure, omdat dit in strijd zou zijn met de beginselen van het aanbestedingsrecht. AEB werd veroordeeld in de proceskosten van de Combinatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/573830 / KG ZA 14-1283 MvW/BB
Vonnis in kort geding van 19 november 2014
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING HUMANA,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de stichting
STICHTING KLEDING INZAMELING CHARITATIEVE INSTELLINGEN,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseressen bij dagvaarding van 10 oktober 2014,
advocaat mr. R.A. Wuijster te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AEB EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G. Verberne te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk de Combinatie worden genoemd en gedaagde zal worden aangeduid als AEB.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 5 november 2014 heeft de Combinatie gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis heeft gewijzigd zoals hierna onder 3.1 staat vermeld. AEB heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. De Combinatie heeft producties en een pleitnota in het geding gebracht; AEB een pleitnota.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van de Combinatie: [naam 1] met mr. Wuijster;
aan de zijde van AEB: [naam 2] met mr. Verberne.

2.De feiten

2.1.
De gemeente Amsterdam wil de inzameling van textiel voor de gehele gemeente door charitatieve instellingen laten plaatsvinden. Daartoe is AEB, die binnen de gemeente Amsterdam verantwoordelijk is voor de verwerking van huishoudelijk afval een aanbestedingsprocedure in de vorm van een Meervoudig Onderhandse Procedure (MOP) gestart. AEB is via AEB Holding N.V. en onder meer Afvalverwerkingsinrichting Gemeente Amsterdam B.V. voor 100% in eigendom bij de gemeente Amsterdam.
2.2.
AEB heeft vier charitatieve instellingen uitgenodigd om op de opdracht in te schrijven. In de Offerteaanvraag Textiel inzameling van 3 juli 2014 (de Offerteaanvraag) heeft AEB als gunningcriterium gekozen voor de economisch meest voordelige inschrijving, waarbij beoordeeld wordt op ‘kwaliteit’ en ‘prijs’ en waarbij ‘prijs’ bestaat uit de onderdelen ‘opbrengst gemeente’ en ‘besteding goed doel’.
In bijlage 4 bij de Offerteaanvraag zijn de gunningscriteria uitgewerkt. Er is aan ‘kwaliteit’ een wegingsfactor van totaal 400 toegekend en aan ‘prijs’ een wegingsfactor van 600, te weten 450 voor ‘opbrengst gemeente’ en 150 voor ‘besteding goed doel’.
2.3.
In de Offerteaanvraag is over de beoordelingssystematiek onder meer het volgende opgenomen:
5.1
Wijze van beoordelen ‘Kwaliteit’
De score op het Gunningscriterium ‘Kwaliteit’ bestaat uit een totaaloptelling van de scores voor de onderdelen ‘Implementatie’, Dienstverlening en groeidoelstellingen’ en ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ en wordt per individuele wens per onderdeel als volgt berekend:
Stap 1:Iedere beoordelaar kent op basis van zijn/haar oordeel aan iedere Wens binnen elk onderdeel een score toe conform de onderstaande scoretabel (van 0 tot 10), gebaseerd op hetgeen Inschrijver heeft opgenomen in zijn Offerte.
Stap 2:De door iedere beoordelaar toegekende score wordt vervolgens per Wens vermenigvuldigd met de wegingsfactor voor die betreffende Wens. Dit resulteert in een puntentotaal dat door die beoordelaar is toegekend aan de betreffende Wens.
Stap 3:Vervolgens worden de individuele puntentotalen van alle wensen besproken in een vergadering van het gehele Beoordelingsteam. Daarbij gaan de beoordelaars in discussie over de eventuele verschillen in beoordeling. Uiteindelijk komt er één cijfer per wens uit met een onderbouwing/motivering, waarbij er consensus binnen het gehele beoordelingsteam is over het cijfer. Dit cijfer is het eindtotaal dat Inschrijver voor de betreffende Wens heeft behaald.
Stap 4:Tenslotte worden deze door de Inschrijver behaalde eindtotalen op de verschillende Wensen per onderdeel bij elkaar opgeteld en vormen samen de eindscore van het onderdeel ‘Kwaliteit’ voor die Inschrijver.
Voorbeelduitwerking
Tijdens de nadere toelichting van de Inschrijvers voorafgaand aan de beoordeling zijn de vragen ter
verduidelijking van de Offerte aan de orde geweest en beantwoord door Inschrijver. Een individuele
beoordelaar komt op basis van de hierboven aangegeven puntenschaal vervolgens voor de beantwoording van Wens 1 bij Inschrijver A tot een score van 8 punten. Deze 8 punten worden vermenigvuldigd
met de wegingsfactor van 20 voor Wens 1, hetgeen resulteert in een aantal van 160 punten voor deze
Wens. De punten van alle vijf (5) beoordelaars (160 punten, 100 punten, 100 punten, 160 punten, 160
punten) worden daarna besproken in een vergadering van het gehele Beoordelingsteam, waarbij de
verschillen in punten worden bediscussieerd. In overleg wordt vervolgens in consensus vastgesteld dat
160 punten de juiste waardering voor de reactie van Inschrijver is. Dit puntentotaal van 160 punten is
het definitieve puntentotaal voor Wens 1 bij Inschrijver A.
5.2
Wijze van beoordelen ‘Prijs’
Het Gunningscriterium ‘Prijs’ bestaat uit de Wensen: ‘Opbrengst gemeente’ en Besteding goed doel’.
Prijzen dienen voor beide Wensen all-in tarieven per kg te zijn, dus inclusief onder meer kosten over-
head, afschrijving containers, communicatie, lediging en transport.
De punten voor het Gunningscriterium ‘Prijs’ worden berekend conform Stap 5.
Stap 5:Inschrijver met de hoogst geoffreerde kiloprijs voor de Wens ‘Opbrengst gemeente’ behaalt het maximale aantal te behalen punten voor die betreffende Wens. Voor de overige Inschrijvers geldt dat het maximaal te behalen aantal punten voor de betreffende Wens wordt
verminderdmet het percentage dat het geoffreerde bedrag van de Inschrijver lager is ten opzichte van het hoogst geoffreerde bedrag op deze wens.
Voor de Wens ‘Besteding goed doel’ geldt hetzelfde bovenstaande principe. Om tot een totaal aantal punten voor het Gunningscriterium ‘Prijs’ te komen worden de punten van beide Wensen bij elkaar opgeteld.
Voorbeelduitwerking
Inschrijver
Bedrag ‘Opbrengst
Gemeente’ voor de eerste twee en een
halve contractjaren
% verschil lager ten op-
zichte van het hoogst
geoffreerde bedrag voor
Wens ‘Opbrengst gemeente’
Uitkomst toe te kennen punten. Wens ‘Opbrengst gemeente’
A
100
-
450 punten
B
80
20%
450 * (100 -/- 20)=360 punten
C
50
50%
450 * (100 -/- 50)=225 punten
Tabel 3
Inschrijver
Bedrag ‘Besteding
Goed doel’ voor de eerste twee en een
halve contractjaren
% verschil lager ten op-
zichte van het hoogst
geoffreerde bedrag voor
Wens ‘Besteding Goed doel’
Uitkomst toe te kennen punten. Wens ‘ Besteding Goed doel’
A
100
-
150 punten
B
70
30%
150 * (100 -/- 30)=105 punten
C
40
60%
150 * (100 -/- 60)=60 punten
5.3
Eindscores per Inschrijver
Stap 6:Voor de uiteindelijke eindrangschikking zullen per Inschrijver de punten van de Gunningscriteria ‘Kwaliteit’ en ‘Prijs’ bij elkaar worden opgeteld, wat per Inschrijver resulteert in een eindscore.
De Inschrijver die met zijn Offerte de hoogste eindscore heeft behaald komt in aanmerking voor het voornemen tot gunning van de Overeenkomst.
Vervolgens zal AEB overgaan tot het communiceren van dit voornemen tot gunning naar alle Inschrijvers.
2.4.
Bij brief gedateerd 10 juli 2014 hebben drie van de vier door AEB voor inschrijving uitgenodigde charitatieve instellingen hun zorgen en wens uitgesproken over het gunningscriterium 'prijs' in de Offerteaanvraag. Zij vragen in deze brief het in de Offerteaanvraag opgenomen prijselement van 45% voor de opbrengst voor de gemeente aan te passen omdat met een prijselement van 45% volgens hen nagenoeg niets meer overblijft voor het goede doel van een charitatieve organisatie, hetgeen in strijd zou zijn met de wens van de gemeenteraad om de inzameling van textiel door charitatieve instellingen te laten verrichten.
2.5.
AEB heeft hierop bij brief van 21 augustus 2014 als volgt gereageerd:
‘De gemeenteraad is na de verschillende overwegingen (o.a dat een andere wijze van inzameling ten koste zal gaan van goede doelen) tot het volgende raadsbesluit inclusief het aangenomen amendement (d.d. 13 februari 2013) gekomen:
  • gezamenlijk inzamelen en op de markt afzetten van textiel;
  • het in de gehele stad textiel te laten inzamelen door charitatieve instellingen, waarbij in de aanbesteding niet alleen de prijs, maar ook de maatschappelijke opbrengst telt;
  • daarbij niet in te grijpen in bestaande contractverplichtingen van stadsdelen waar al textiel ingezameld wordt.
De offerteaanvraag, inclusief het gunningcriterium “Opbrengst voor Gemeente” (45% van de totaalscore) en de gunningcriteria “Besteding Goede Doelen”, implementatie, plan van aanpak en maatschappelijk verantwoord ondernemen (55% van de totaalscore), is in lijn met bovenstaande besluitvorming.
Wij zien dan ook geen reden het gunningscriterium prijs aan te passen.’
Hetzelfde is in de Nota van Inlichtingen van 21 augustus 2014 op vraag 89 van [naam instelling] geantwoord.
2.6.
De Combinatie heeft op 1 september 2014 geldig ingeschreven.
2.7.
Bij brief van 23 september 2014 heeft AEB aan de Combinatie laten weten dat de opdracht aan de enige andere inschrijver, [naam instelling], zal worden gegund. Uit het in de brief opgenomen overzicht blijkt dat de Combinatie op kwaliteit 2840 punten heeft gescoord en op prijs 600 punten.
2.8.
De Combinatie heeft tegen de gunningsbeslissing van 23 september 2014 bezwaar gemaakt. Bij e-mail van 2 oktober 2014 heeft de Combinatie het volgende geschreven:
‘Op de elementen 4.1, 4.2 en 4.3 is een wegingsfactor losgelaten, echter op element 4.4 is dit niet gebeurt. Indien op element 4.4 de wegingsfactor wel correct zou zijn toegepast, zou hieruit voortvloeien dat op de eerste drie elementen in totaal 4.000 punten te verdienen waren en op het onderdeel prijs 6.000 punten. (…) Doordat de wegingsfactor bij element 4.4 niet is doorgevoerd, konden er slechts 600 punten in plaats van 6.000 punten gescoord worden. Dit is niet correct.’
2.9.
Bij brief van 10 oktober 2014 heeft AEB aan de Combinatie laten weten dat er een fout is gemaakt bij het berekenen van de scores met als gevolg dat de gunningsbeslissing van 23 september 2014 wordt ingetrokken. Daarnaast staat in de brief vermeld dat AEB zal overgaan tot herbeoordeling van de ontvangen inschrijvingen en op basis daarvan een nieuwe gunningsbeslissing zal nemen.
2.10.
Bij brief van 28 oktober 2014 heeft AEB aan de Combinatie bericht dat zij heeft besloten de aanbesteding stop te zetten omdat zij heeft geconstateerd dat de beoordelingssystematiek in de aanbestedingsdocumenten onvoldoende duidelijk is geweest. AEB verwacht, zo schrijft zij, in november een nieuwe offerteaanvraag toe te kunnen sturen.

3.Het geschil

3.1.
De Combinatie vordert na eiswijziging samengevat:
Primair:
AEB te verbieden om de concessie te heraanbesteden en te gebieden om geen uitvoering te geven aan het schriftelijke besluit van 28 oktober 2014 tot heraanbesteding en voor zover AEB de concessie nog wil gunnen;
primair: de concessie te gunnen aan de Combinatie;
subsidiair: conform het schriftelijke besluit van 10 oktober 2014 een
herbeoordeling uit te voeren conform het in de offerteaanvraag en de nota
van inlichtingen gepubliceerde beoordelingskader dan wel de overwegingen
in dit vonnis, met op basis daarvan een nieuwe gunningsbeslissing met een
bezwaartermijn van twintig dagen;
Subsidiair:
AEB te verbieden de concessie te heraanbesteden en/of te gunnen, indien de Combinatie binnen tien werkdagen na dit vonnis een spoedappel aanhangig maakt en het gerechtshof in het toegestane spoedappel arrest heeft gewezen, onder voorbehoud van het recht om ook daarna binnen de gehele hoger beroep termijn nog in hoger beroep te gaan.
Het voorgaande op straffe van een dwangsom en met veroordeling van AEB in de proceskosten (en nakosten) te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De Combinatie heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat de ook inmiddels door AEB geconstateerde gebreken in de gehanteerde beoordelingssystematiek nopen tot een herbeoordeling van de inschrijvingen en niet tot een heraanbesteding. De beslissing van AEB om de aanbesteding in te trekken is volgens de Combinatie onrechtmatig. In tegenstelling tot hetgeen AEB in haar brief van 28 oktober 2014 heeft gesteld, is de door AEB gehanteerde beoordelingssystematiek niet in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen en was die bovendien voor alle inschrijvers en overige betrokkenen duidelijk. Er is slechts sprake van een onjuiste toepassing door AEB van het beoordelingskader, hetgeen op een eenvoudige wijze kan worden gecorrigeerd, aldus de Combinatie.
3.3.
AEB voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
AEB is een MOP gestart voor de inzameling van textiel in de gemeente Amsterdam. Daarbij is na wijziging van een eerdere offerteaanvraag de Offerteaanvraag (van 3 juli 2014) als uitgangspunt genomen. De overeenkomst die AEB met betrekking tot de textielinzameling wil sluiten betreft een concessieovereenkomst voor diensten.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de gunningsbeslissing van 23 september 2014 op een fout berust. Zij verschillen echter van mening over de vraag of deze fout tot een herbeoordeling van de inschrijvingen (standpunt van de Combinatie) moet leiden of tot een heraanbesteding (standpunt van AEB). Partijen hebben er een spoedeisend belang bij dat in dit kort geding hierover wordt beslist.
4.2.
AEB heeft in dit verband vooropgesteld dat het hier gaat om een concessieovereenkomst voor diensten, waarop de Europese richtlijn 2004/18/EG (de Aanbestedingsrichtlijn) en de procedurevoorschriften uit deel 2 van de aanbestedingswet (de Aw) niet van toepassing zijn. Volgens AEB betekent dit dat zij te allen tijde de aanbestedingsprocedure kan intrekken en nimmer verplicht kan worden de procedure te voltooien en tot gunning over te gaan. AEB heeft in dit kader onder meer verwezen naar artikel 2.16 van Offerteaanvraag, waarin zij zich het recht heeft voorbehouden om het aanbestedingstraject geheel of gedeeltelijk tijdelijk of definitief te stoppen.
De voorzieningenrechter volgt AEB in haar standpunt dat zij in beginsel het recht heeft om tot intrekking van de aanbestedingsprocedure over te gaan. Dit recht tot intrekking is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet ongeclausuleerd. AEB heeft gekozen voor een niet openbare aanbestedingsprocedure in de vorm van een MOP. Daarop zijn de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, te weten het beginsel van transparantie, objectiviteit, proportionaliteit en gelijke behandeling, van toepassing, alleen al omdat daarnaar in de Offerteaanvraag wordt verwezen. Bovendien kunnen deze beginselen ook van belang zijn bij de invulling van de precontractuele redelijkheid en billijkheid. Een verdere beoordeling van de vraag of AEB tot intrekking kan overgaan is echter niet nodig, omdat de Combinatie geen vordering heeft ingesteld die ertoe strekt dat intrekking niet is toegestaan.
4.3.
AEB heeft zich verder op het standpunt gesteld dat haar is gebleken dat de in de Offerteaanvraag opgenomen beoordelingssystematiek onvoldoende duidelijk is geweest waardoor zij thans gehouden is om de ingezette aanbestedingsprocedure in te trekken. In dit verband heeft AEB aangevoerd dat op basis van de in de Offerteaanvraag beschreven beoordelingssystematiek voor ‘prijs’ maximaal 600 punten konden worden behaald en voor ‘kwaliteit’ 4000 punten. Volgens AEB is deze systematiek ook toegepast bij de beoordeling van de inschrijvingen maar is deze systematiek niet in lijn met hetgeen AEB in haar brief van 21 augustus 2014 en als antwoord op vraag 89 in de Nota van Inlichtingen heeft medegedeeld over de weging van de verschillende gunningscriteria omdat zij daarin heeft verondersteld dat het onderdeel ‘Opbrengst voor Gemeente’ voor 45% zou wegen terwijl uit de Offerteaanvraag een aanzienlijk lager wegingspercentage komt. Volgens AEB heeft zij daarmee verwarring veroorzaakt bij de inschrijvers en is de aanbestedingsprocedure dan ook terecht ingetrokken.
De voorzieningenrechter volgt AEB hier niet in en is met de Combinatie van oordeel dat voorshands niet gezegd kan worden dat de gehanteerde beoordelingssystematiek voor de inschrijvers onvoldoende duidelijk is geweest. Uit het bij brief van 10 juli 2014 bij AEB door drie van de vier uitgenodigde instellingen ingediende bezwaar en de door de vierde instelling ([naam instelling]) gestelde vraag over het prijselement van 45% voor ‘Opbrengst voor de Gemeente’ blijkt immers dat alle inschrijvers er bij de inschrijving vanuit zijn gegaan dat voor ‘Opbrengst voor de Gemeente’ een prijselement van 45% gold en uit de reactie van AEB van 21 augustus 2014 op het bezwaar en het antwoord op vraag 89 in de Nota van Inlichtingen (2.5) kan worden opgemaakt dat ook AEB hiervan uitging.
Gelet hierop kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verhouding tussen ‘kwaliteit’ en ‘prijs’ 40% (kwaliteit) en 60% (prijs) is, waarbij het prijselement is onderverdeeld in 45% voor ‘Opbrengst voor Gemeente’ en 15% voor ‘Opbrengst voor het goede doel’.
Uit bijlage 4 bij de Offerteaanvraag (4.1 tot en met 4.4) blijkt voorts dat een wegingsfactor geldt van 400 voor ‘kwaliteit’ en van 600 voor ‘prijs’, waarvan 450 voor Opbrengst voor Gemeente en 150 voor Opbrengst voor het goede doel, hetgeen correspondeert met voornoemde percentages.
4.4.
Het voorgaande brengt met zich dat na weging op ‘kwaliteit’ maximaal 4000 punten konden worden behaald en op ‘prijs’ maximaal 6000 punten. Uit de gunningsbeslissing van 23 september 2014 blijkt echter dat AEB de Combinatie op ‘kwaliteit’ een eindscore van 2840 heeft toegekend en op ‘prijs’ een eindscore van 600, hetgeen niet in de juiste verhouding staat. Gelet op hetgeen onder 4.3 over de weging is opgenomen is aannemelijk dat AEB daarbij op ‘prijs’ de wegingsfactor niet heeft doorgevoerd waardoor op ‘prijs’ slechts 600 punten zijn behaald in plaats van de 6000 te behalen punten. AEB heeft aldus het beoordelingskader onjuist toegepast.
4.5.
De vraag die thans moet worden beantwoord, gelet op de vordering van de Combinatie, is of AEB tot heraanbesteding mag overgaan. Terecht heeft AEB aangevoerd dat haar brief van 28 oktober 2014 (zie hiervoor onder 2.10) geen besluit tot heraanbesteding bevat. Wel houdt de brief een voornemen daartoe in. Dit maakt dat de Combinatie een gerechtvaardigd belang heeft bij het gevorderde verbod tot heraanbesteding. Deze vordering wordt toewijsbaar geacht.
Daarbij is in aanmerking genomen dat de foutieve beoordeling op een eenvoudige wijze kan worden gecorrigeerd, namelijk door de wegingsfactor op ‘prijs’ alsnog door te voeren (door net als bij ‘kwaliteit’ te vermenigvuldigen met 10) waardoor het behaalde aantal punten op 6000 komt. Met deze wijziging blijft de beoogde verhouding tussen ‘kwaliteit’ en ‘prijs’ hetzelfde terwijl de aanbesteding voor het overige ongewijzigd blijft. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er geen grond is om tot heraanbesteding over te gaan. Daarbij is tevens van belang dat AEB de kennis van onderhavige aanbesteding zou kunnen gebruiken bij een nieuwe aanbestedingsprocedure, waarmee zij invloed kan uitoefenen op de uitslag. Dat zou in strijd zijn met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht.
Voorts zal worden bepaald dat indien AEB de opdracht nog wenst te gunnen, zij tot een herbeoordeling van de inschrijvingen dient over te gaan, met inachtneming van de hiervoor vermelde correctie.
4.6.
Aan de veroordeling zal geen dwangsom worden verbonden omdat AEB heeft aangevoerd dat zij zich aan gerechtelijke uitspraken pleegt te houden. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat AEB dit vonnis zal nakomen.
4.7.
AEB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Combinatie worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.517,80
4.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt AEB om de concessie te heraanbesteden en gebiedt AEB om geen uitvoering te geven aan het voornemen tot heraanbesteding, zoals verwoord in de brief van 28 oktober 2014, en gebiedt AEB, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, conform het besluit van 10 oktober 2014 een herbeoordeling uit te voeren met inachtneming van de overweging onder 4.5 van dit vonnis, met op basis daarvan een nieuwe gunningsbeslissing met een bezwaartermijn van twintig dagen,
5.2.
veroordeelt AEB in de proceskosten, aan de zijde van de Combinatie tot op heden begroot op € 1.517,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt AEB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2014. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB