ECLI:NL:RBAMS:2014:8705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
13-731003-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens meineed en openlijke geweldpleging in nachtclub

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meineed en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft op 11 oktober 2013, tijdens de rechtszitting in de strafzaak tegen zijn broer, opzettelijk valselijk verklaard onder ede. Hij beweerde dat hij de eerste klap had gegeven in een vechtpartij, terwijl getuigenverklaringen het tegendeel bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet juist was, gezien de tegenstrijdige getuigenverklaringen van meerdere getuigen en de verklaring van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in een nachtclub op 12 mei 2012, waar hij samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen een persoon zonder noemenswaardige aanleiding. De verdachte heeft het slachtoffer een trap en een stomp gegeven, wat door getuigen en camerabeelden werd bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij geen relevant strafblad heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het plegen van meineed en openlijke geweldpleging ernstige feiten zijn die de rechtsgang en de veiligheid in de samenleving ondermijnen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/731003-14 (Promis)
Datum uitspraak: 18 december 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats 1].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging ter terechtzitting van 18 september 2014, tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2013 te Amsterdam ter terechtzitting van de Meervoudige Kamer van de Rechtbank Amsterdam als getuige in de zaak tegen (zijn broer) [broer van verdachte] (parketnummer 13/656502), nadat hij in handen van de oudste rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, mondeling, persoonlijk,
opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat hij (verdachte);
- de eerste klap heeft gegeven en/of
- twee klappen heeft gegeven en/of
- geen anderen heeft zien slaan en/of
- niet geschopt heeft en/of
- hij niets weet van schoppen in het gezicht en/of
- van [persoon 1] ([persoon 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats]) heeft gehoord dat hij ook heeft geslagen;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [persoon 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
-een zogenoemde fly-ing kick heeft gegeven, althans op/tegen de/het rug/lijf van voornoemde [persoon 2] heeft geschopt/getrapt/gesprongen en/of
-driemaal, althans meermalen, althans eenmaal met zijn vuist/hand (met kracht) op/tegen het lijf van voornoemde [persoon 2] heeft geslagen/gestompt en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 12 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [persoon 2], heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het
- ( met kracht) een zogenoemde fly-ing kick heeft gegeven, althans op/tegen de/het rug/lijf van voornoemde [persoon 2] heeft geschopt/getrapt/gesprongen en/of
- driemaal, althans meermalen, althans eenmaal met zijn vuist/hand (met kracht) op/tegen het lijf van voornoemde [persoon 2] heeft geslagen/gestompt en/of in elk geval van het lichaam van voornoemde [persoon 2], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 12 mei 2012 te Amsterdam met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten nachtclub [nachtclub A], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 2], welk geweld bestond uit
- ( met kracht) een of meermalen een kopstoot geven en/of
- een zogenoemde fly-ing kick geven, althans op/tegen de/het rug/lijf van voornoemde [persoon 2] schoppen/trappen/springen en/of
- driemaal, althans meermalen, althans eenmaal met zijn vuist/hand (met kracht) op/tegen het lijf van voornoemde [persoon 2] slaan/stompen en/of
- een glas in/tegen het gezicht van voornoemde [persoon 2] heeft kapot slaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir is samengevat het volgende naar voren gebracht. Op grond van de afgelegde getuigenverklaringen van [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] en de verklaring van aangever [aangever A] kan de ten laste gelegde meineed (feit 1) worden bewezen, inhoudende elk tenlastegelegd gedachtestreepje. Op grond van deze verklaringen moet geconcludeerd worden dat de verklaring van verdachte die hij tegenover de rechtbank als getuige in de strafzaak tegen zijn broer onder ede heeft afgelegd, in strijd is met de waarheid.
Ten aanzien van feit 2 ([nachtclub A]) geldt dat op grond van het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], waarin is gerelateerd dat verbalisanten het slachtoffer [persoon 2] waarnemen met zichtbaar letsel, alsmede op grond van de camerabeelden en de herkenning door [persoon 6] en [persoon 1] van verdachte op die beelden, ook de poging tot zware mishandeling van [persoon 2] en de openlijke geweldpleging jegens hem kan worden bewezen. Subsidiair dient de mishandeling te worden bewezen.
4.2
Standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar de schriftelijke pleitnotities is samengevat het volgende naar voren gebracht. Verdachte dient van feit 1 te worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat hij onder ede
opzettelijkin strijd met de waarheid heeft verklaard slechts omdat de verklaring van verdachte afwijkt van de getuigenverklaringen. Het Openbaar Ministerie had technisch, althans objectief bewijs moeten aanleveren, op basis waarvan had kunnen komen vast te staan dat verdachte heeft gelogen. Er heeft in deze zaak geen objectief onderzoek kunnen plaatsvinden omdat de getuigen zich pas een jaar na dato hebben gemeld. Dat is kwalijk omdat de kans groot is dat de herinnering in de tussenliggende periode bewust of onbewust besmet is geraakt. Voorts waren in deze zaak camerabeelden voorhanden van het incident die een grote rol zouden kunnen hebben gespeeld bij de waarheidsvinding, maar aangever [aangever A] heeft zelf bepaald dat deze beelden niet relevant waren en heeft de beelden niet bewaard. Daar komt nog eens bij dat [aangever A] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat [broer van verdachte] hem heeft mishandeld, maar dat hij dat heeft geconcludeerd. Het enige dat hij zich kan herinneren is dat het een lange Marokkaanse man betrof en verdachte voldoet ook aan dit signalement.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan een bewezenverklaring van één trap en één stomp tegen de rug van aangever nu dit op de camerabeelden is waar te nemen. De overige tenlastegelegde geweldshandelingen, te weten de kopstoot, het kapot slaan van het glas in het gezicht en het driemaal stompen tegen het lichaam, kunnen wegens gebrek aan bewijs niet worden bewezen, te meer nu deze handelingen op de camerabeelden niet zijn te zien. Bovendien kan verdachte daarvan niet als medepleger worden beschouwd, nu niet duidelijk is geworden wie wat heeft gedaan.
De trap en stomp die cliënt heeft gegeven kunnen niet worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat voorwaardelijk opzet hierop ontbreekt. Er is immers geen bewijs voor een aanmerkelijke kans op zodanig letsel. De mishandeling zoals onder feit 2 tenlastegelegd kan evenmin worden bewezen nu de bestanddelen ‘pijn en/of letsel’ niet door een bewijsmiddel worden gedekt. Aangever verklaart immers expliciet dat hij van trappen of klappen niets heeft gevoeld. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging dient verdachte te worden vrijgesproken nu niet vaststaat wie de kopstoot heeft gegeven en wie het glas in het gezicht van aangever kapot heeft geslagen. De geweldshandelingen die wel op de camerabeelden zijn waar te nemen, te weten de trap en de stomp, zijn door verdachte alleen gepleegd en leveren aldus geen bewijs op dat er in vereniging geweld is gebruikt.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich op 11 oktober 2013, ten overstaan van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, heeft schuldig gemaakt aan meineed door als getuige onder ede opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring af te leggen, inhoudende dat verdachte degene zou zijn geweest die de eerste klap heeft gegeven en dat hij daarnaast twee klappen aan aangever zou hebben gegeven. Voornoemde verklaring van verdachte kan immers niet juist zijn, nu deze onomstotelijk wordt weersproken door de getuigenverklaringen van [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] en de verklaring van aangever [aangever A]. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Dat deze verklaringen een jaar na dato zijn afgelegd, zoals door de raadsman bepleit, doet aan dit oordeel niet af. Dat deze verklaringen bewust of onbewust door het tijdsverloop zouden zijn besmet, zoals de verdediging heeft gesteld, blijkt nergens uit en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Door de verdediging is voorts aangevoerd dat aangever niet heeft gezien dat [broer van verdachte] hem heeft mishandeld, maar dat hij zich slechts weet te herinneren dat het om een lange Marokkaanse man ging. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat [aangever A] zich mogelijk heeft vergist omdat verdachte en [broer van verdachte] op elkaar lijken, wordt dit betoog door de rechtbank verworpen vanwege een aanzienlijk verschil in uiterlijk en postuur tussen verdachte en zijn broer [broer van verdachte]. Bovendien kan uit de verklaringen van [persoon 5] en [aangever A] worden afgeleid dat de man met wie [aangever A] na diens mishandeling buiten stond te praten het geweld heeft toegepast, zijnde de broer van verdachte: [broer van verdachte].
Verdachte zal van de overige tenlastegelegde onderdelen van zijn getuigenverklaring worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van deze onderdelen in strijd met de waarheid heeft verklaard. Deels gaat het om waarnemingen die door verdachte zélf zijn gedaan en die daardoor een subjectief karakter dragen. Daarnaast strookt de verklaring van verdachte dat hij niet geschopt heeft met de getuigenverklaringen [persoon 3], [persoon 4] en [persoon 5] en de verklaring van aangever [aangever A] dat het jegens [aangever A] gepleegde geweld, inclusief schoppen, zou zijn gepleegd door iemand anders dan verdachte.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging zoals tenlastegelegd onder het derde cumulatief/alternatief, doordat verdachte tegen de rug van aangever heeft getrapt en gestompt.
Uit de verklaringen van de beveiligers van de [nachtclub A], te weten [persoon 7] en [persoon 8], alsmede uit de ter terechtzitting bekeken camerabeelden, leidt de rechtbank af dat slachtoffer [persoon 2] ruzie had met een groep personen. Verdachte maakte deel uit van deze groep. [persoon 7] verklaart immers dat een ruzie gaande was waarbij meerdere personen waren betrokken en dat hij zag dat het broertje van [broer van verdachte] deel uitmaakte van die groep. Tevens verklaart [persoon 7] dat met de vuist werd geslagen, dat een trap werd uitgedeeld richting het slachtoffer en dat een glas in het gezicht van het slachtoffer werd geduwd. [persoon 8] verklaart dat drie Marokkaanse jongens, waaronder het broertje van [broer van verdachte], ruzie hadden met een Surinaamse jongen en dat het broertje een aantal slaande bewegingen naar het slachtoffer maakte. Op de camerabeelden die ter terechtzitting zijn getoond, is te zien dat verdachte tegen de rug van aangever trapt en hem een stomp geeft op de rug. Dit wordt door de verdediging niet betwist. Dat van de overige geweldshandelingen niet vaststaat wie deze heeft verricht, doet niet ter zake, nu is gebleken dat vanuit één en dezelfde groep is geopereerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het glas dat tegen het gezicht van aangever kapot is geslagen en waardoor aangever letsel heeft bekomen. Onduidelijk is wie het glas tegen het gezicht heeft geslagen, maar het staat vast dat dat is gedaan door iemand die behoorde tot de groep waar ook verdachte deel van uitmaakte.
Een trap in de rug kan naar het oordeel van de rechtbank onder omstandigheden worden gekwalificeerd als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In dat geval moet onder meer informatie beschikbaar zijn over de kracht waarmee is getrapt en het eventuele letsel dat daarmee is veroorzaakt. Deze informatie ontbreekt in het dossier en is niet uit de camerabeelden te herleiden. Bovendien heeft aangever verklaard dat hij van uitgedeelde trappen of klappen niets heeft gevoeld. Verdachte dient dan ook van het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de mishandeling zoals onder het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde nu door voornoemde verklaring van aangever niet is gebleken van pijn en/of letsel dat door de trap en/of de stomp is veroorzaakt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
op 11 oktober 2013 te Amsterdam ter terechtzitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam als getuige in de zaak tegen zijn broer [broer van verdachte] (parketnummer 13/656502-12), nadat hij in handen van de oudste rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat hij, verdachte, de eerste klap heeft gegeven en twee klappen heeft gegeven;
ten aanzien van feit 2
op 12 mei 2012 te Amsterdam met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten nachtclub [nachtclub A], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 2], welk geweld bestond uit
- tegen de rug van voornoemde [persoon 2] te trappen en
- eenmaal met zijn vuist tegen het lijf van voornoemde [persoon 2] slaan en
- een glas tegen het gezicht van voornoemde [persoon 2] kapot slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten wegens de ernst hiervan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, in het geval wordt overgegaan tot een bewezenverklaring, rekening te houden met de volgende omstandigheden. Ten eerste heeft verdachte geen relevant strafblad. Ten tweede heeft het Openbaar Ministerie verdachte op de zitting van 11 oktober 2013 ten overstaan van een volle perstribune laten aanhouden wegens meineed. Dit heeft grote impact gehad en dit spektakel was onnodig. Het Openbaar Ministerie had namelijk een proces-verbaal van meineed op kunnen maken en kunnen aankondigen dat verdachte op het politiebureau had moeten verschijnen voor het afleggen van een verklaring. Tot slot heeft het slachtoffer in de [nachtclub A]-zaak, ondanks het verzoek daartoe van de politie, geen aangifte gedaan en heeft hij geen blijvend letsel overgehouden aan het incident.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 oktober 2013 in de strafzaak tegen zijn broer – ten overstaan van de meervoudige strafkamer en terwijl hij onder ede stond – opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid verklaard. Door het plegen van meineed wordt onderzoek naar de waarheid geweld aangedaan en daarmee de rechtsgang belemmert. Wat de reden voor verdachte ook is geweest (wellicht het uit de wind houden van zijn broer), liegen in de rechtszaal kan niet worden getolereerd.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij heeft in de nachtclub [nachtclub A] samen met anderen geweld gebruikt tegen een persoon zonder noemenswaardige aanleiding. Het geweld dat verdachte zelf heeft uitgeoefend bestond uit het geven van een trap en een stomp tegen de rug van het slachtoffer. Dit is een ernstig feit die de gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving versterken. Het valt bovendien te betreuren dat verdachte niet ter terechtzitting heeft uitgelegd waarom hij dit geweld heeft uitgeoefend.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij in 2008 en 2009 geldboetes heeft gekregen voor twee relatief geringe strafbare feiten. De rechtbank telt deze feiten niet mee als recidive en in die zin is verdachte als
first offenderte beschouwen. Gelet daarop, de LOVS oriëntatiepunten terzake openlijk geweld, de jeugdige leeftijd van verdachte en op grond van het feit dat sinds de openlijke geweldpleging in de [nachtclub A] twee jaar zijn verstreken, acht de rechtbank een werkstraf voor dat feit passend. Terzake de veroordeling wegens meineed kan naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte op dit moment naar de gevangenis sturen, waardoor ook nog eens zijn vaste baan op het spel zou komen te staan, acht de rechtbank niet passend. Eén en ander is aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 58, 141 en 207 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen;
ten aanzien van feit 2
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. C.S. Schoorl en A.M. van der Linden-Kaajan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2014.
Bijlage I
Bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2012178492 van 20 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-114 en T-389 (doorgenummerde pag. 1-4).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [aangever A], zakelijk weergegeven:
Ik ben mede eigenaar van [club B] gevestigd aan de [adres te plaats]. Op 17 juli 2011 rond 02.00 uur ben ik in [club B] mishandeld door [broer van verdachte]. Die nacht was ik met een zakenrelatie, [persoon 4], in de club. Er was ook een vriend van [persoon 4] aanwezig. We liepen door de club langs de bar. Aan de begin van de bar stond een lange Noord-Afrikaanse man die op dat moment met wat drankjes in zijn handen zich omdraaide. Om te voorkomen dat we zouden botsen en de drankjes konden vallen, legde ik mijn hand op zijn linker schouder zodat ik er langs kon. Vervolgens kreeg ik direct een vuistslag vol op mijn linkeroog. Ik was in een keer knock-out. Het volgende wat ik weet is dat ik bij kwam en op mijn knieën met gestrekte armen op de grond lag. Ik drukte mezelf omhoog om weer te gaan staan. Ik deed mijn hoofd omhoog en voelde dat ik een keiharde trap recht op mijn mond kreeg. Na ongeveer vijf minuten stond ik buiten ter hoogte van de hoofdingang met de hoofdportier te praten over het incident. Op dat moment zie ik de Noord-Afrikaan die me had geslagen in de deuropening van de club staan. Ik zag dat hij vervolgens op me af kwam lopen en voor me kwam staan. Ik stond alleen met hem. Op dat moment riep iemand van het kantoor van de club: “[aangever A] niet doen, dat is [broer van verdachte].”
2. Een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever A] van 5 november 2012 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 198-199).
Toen ik hem bij zijn schouder had aangeraakt, draaide hij zich om en hij was gelijk super agressief. Ik heb toen met hem gepraat en het volgende wat ik weet was dat ik met mijn knieën op de grond lag. Ik probeerde op te staan en toen kreeg ik een trap in mijn gezicht. Ik kende [broer van verdachte] nog niet en had hem dus ook niet op dat moment herkend. Nu weet ik dat het [broer van verdachte] was met wie ik heb gesproken. U vraagt mij of het zou kunnen dat iemand anders de eerste klap heeft gegeven. Het is bomvol in de club en er is geen ruimte voor dat anderen die klap zouden kunnen geven.

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012178492 van 17 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-163 en T-114 (doorgenummerde pag. 32-35).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige en aangever [persoon 4], zakelijk weergegeven:
Ik was in Amsterdam op uitnodiging van [aangever A]. Ik was naar Amsterdam gekomen met een vriend van mij, genaamd [persoon 3]. We hebben op een zaterdagavond de club van [aangever A] bezocht. Op een gegeven moment was [aangever A] voor een man voorbij aan het lopen, de man die later problemen heeft gegeven. Ik zag dat de man daarna voor [aangever A] ging staan en hem aanhield. Ik zag dat de man tegen hem sprak. Dit gebeurde zeer dicht bij zijn gezicht. Hierna zag ik dat [aangever A] langs de man wilde lopen richting de DJ. Op dat moment zag ik dat de man [aangever A] een vuistslag gaf op zijn hoofd. Ik zag dat [aangever A] even zijn evenwicht verloor. Op dat moment zag ik dat dezelfde man hem een trap gaf. Ik zag dat [aangever A] overeind probeerde te komen. Ik zag dat de man [aangever A] vervolgens nog een vuistslag gaf. Ik zag de man die ons had geslagen op de rug. Ik zag hem snel weglopen. Bij de bar in de club hoorde ik meerdere mensen zeggen dat de man die ons geslagen had [broer van verdachte] is. Ik kan de man als volgt omschrijven: een hele lange man, ongeveer twee meter, Marokkaans uiterlijk, heel donker haar, bijna kaalgeschoren, heel gespierd figuur. Hetgeen wat mij het meeste opviel was zijn lengte en zijn gespierde postuur. Ik heb de man echt goed kunnen zien en hij leek echt veel op de foto’s die ik op internet van [broer van verdachte] heb gezien.
4. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 4] van 25 februari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 203-204).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of ik zeker weet dat de mishandeling door slechts één persoon is gebeurd. Ja, ik heb anderen niet zien slaan of schoppen. Als ik mij niet vergis was hij met nog twee personen. Ik weet wel zeker dat zij niet hebben geslagen of geschopt.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012178492 van 17 augustus 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-163 en T-114 (doorgenummerde pag. 28-30).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [persoon 3], zakelijk weergegeven:
Ik was in de club samen met [persoon 4] en een bekende van [persoon 4], genaamd [aangever A]. We liepen achter elkaar aan. [aangever A] liep voorop, daarachter [persoon 4] en daarna ik. Op een gegeven moment zie ik dat [aangever A] stopt en ik zie hem een gebaar maken naar een man. De man hing achterover op de bar te leunen waar [aangever A] langs liep. Ik herinner me dat de man van de bar af kwam en [aangever A] een klap gaf met zijn vuist op zijn oog of mond, in ieder geval in zijn gezicht. Ik zag dat die man toen uithaalde en [aangever A] een hele harde klap gaf met zijn vuist en hem op zijn gezicht raakte. Ik zag dat [aangever A] hierop op de grond viel. Ik zag dat hij zijn handen bij zijn gezicht hield en kennelijk niet op kon staan. Ik zag dat de man [aangever A] meerdere keren een trap tegen zijn lichaam gaf, terwijl die op de grond lag. Ik kan de man als volgt omschrijven. Ongeveer 1,90 meter lang. Hij had kort zwart haar, beetje opgeschoren. Hij had een goed afgetraind sportschool lichaam. Je zag dat hij van Noord-Afrikaanse afkomst is. De personen die bij de man waren hebben niks gedaan. Ze stonden daar gewoon stil. Die bokser was volgens mij de grootste.
6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 3] van 25 februari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (doorgenummerde pag. 201-202).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of er nog meer mannen waren. Nee, ik herinner me maar één man in het bijzonder, Hij is de enige die ik heb zien slaan met zijn handen. Hij raakte [aangever A] toen zij voor mij waren. Ik heb niet gezien of er meer dan een persoon heeft geslagen.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2012178492 van 15 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-164 en T-354 (doorgenummerde pag. 195-196).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [persoon 5], zakelijk weergegeven:
Op de dag van het incident van [aangever A] was ik in de Club aanwezig. Ik liep tussen een aantal mensen door en toen ik erdoor was zag ik dat [aangever A] aan het eind van de bar stond met een bebloed gezicht. Toen ik met [aangever A] buiten stond zag ik dat een man naar buiten kwam en ik herkende deze man als [broer van verdachte], een mij bekende kickboxer. Toen [broer van verdachte] naar buiten kwam was er kennelijk een soort van herkenningsding, ik zag dat [aangever A] reageerde op [broer van verdachte].
8. Een proces-verbaal ter terechtzitting van 11 oktober 2013 opgemaakt in de zaak tegen [broer van verdachte] met parketnummer:
13/656502-12, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. 1-4).
Dit proces-verbaal houdt, onder meer als verklaring van verdachte afgelegd als getuige ter terechtzitting van 10 en 11 oktober 2013, zakelijk weergegeven in:
De getuige zegt dat hij is [verdachte], geboren op [geboortedatum 1], wonende te [plaats]. Hij legt op de bij wet voorgeschreven wijze de belofte af dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
Er liep een meneer langs ons, meneer [aangever A], die liep tegen mijn broer aan. We stonden aan de bar. Hij liep keihard tegen mijn broer aan. Mijn broer had zijn handen tegen de man gezet, om een beetje ruimte te krijgen. Toen deed [aangever A] opgefokt, hij zag er dronken uit. Hij maakte een slaande beweging, hij wou iets doen en toen sloeg ik meneer [aangever A]. Ik heb hem twee klappen gegeven. Met allebei mijn vuisten. Alleen ik was betrokken bij het incident. De jongste rechter vraagt mij of de eerste slag van mij kwam. Ja, dat klopt.
Ten aanzien van feit 2

9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2012126092 van 19 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-433 en T-162 (doorgenummerde pag. 5-6).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 30 mei 2012 hebben wij een gesprek gehad met [persoon 7], portier van de uitgaansgelegenheid [nachtclub A] te Amsterdam. Hij vertelde ons samengevat het volgende.
Er vond een ruzie plaats in de hal, bij de toiletten en de garderobe. Hierbij waren meerdere personen betrokken, vermoedelijke vrienden van de Marokkaanse jongen. [persoon 7] zag dat het broertje van de hem wel bekende [broer van verdachte] zich in de groep bevond. [persoon 7] zag dat een glas van een tafel werd gepakt en dat dit stuk werd geslagen in het gezicht van het slachtoffer.

10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1305 2012126092-2 van 22 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pag. 1-2).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 12 mei 2012 omstreeks 03:50 uur kregen wij de opdracht te gaan naar horecagelegenheid [nachtclub A], welke is gevestigd op de [adres, te plaats 2]. Ter plaatse werden wij aangesproken door een man die opgaf te zijn genaamd [persoon 7]. [persoon 7] herkenden wij ambtshalve als de eigenaar van het beveiligingsbedrijf. Hierop verklaarde [persoon 7] dat er zojuist een vechtpartij had plaatsgevonden. [persoon 7] verklaarde te hebben gezien dat een glas dat voor het grijpen stond op één van de tafels op het hoofd van het slachtoffer was stuk geslagen. Hierop is een groep mannen die kennelijk bij [broer van verdachte] horen, vervolgens op het slachtoffer gesprongen en begonnen te schoppen en te slaan.

11. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1305 2012126092-3 van 24 mei 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 3-4).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 12 mei 2012 omstreeks 03:38 uur hoorden wij dat er gevochten zou zijn in de horecagelegenheid [nachtclub A], gevestigd [adres, te plaats 2]. Ter plaatse zagen wij een man met een bebloed gezicht naar buiten komen, welke kennelijk het slachtoffer was van de vechtpartij. De man had verwondingen aan de linkerzijde van zijn gezicht rondom zijn oog en op zijn wang. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat er een stukje glas in de snee op de wang van de man zat.

12. Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2012126092 van 24 juli 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-358 (doorgenummerde pag. 28-29).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 24 juli 2012 heb ik telefonisch contact opgenomen met [persoon 8]. Ik hoorde dat [persoon 8] verklaarde: “Ik was op 12 mei 2012 aan het werk in de [nachtclub A] als portier. Ik zag dat een drietal Marokkaanse jongens, waaronder het broertje van [broer van verdachte], ruzie hadden met een Surinaamse jongen. Ik zag dat hij een aantal keer sloeg naar de Surinaamse jongen.”

13. Eigen waarneming van rechtbank van de bewegende camerabeelden betreffende de gebeurtenissen in nachtclub [nachtclub A] op 12 mei 2012, getoond ter terechtzitting van 4 december 2014.

Verdachte maakt met zijn rechterbeen een trappende beweging naar slachtoffer 1. De trappende beweging raakt slachtoffer 1 ter hoogte van zijn rug. Direct naast verdachte staat [broer van verdachte]. Vervolgens slaat verdachte met zijn rechterhand en met gebalde vuist slachtoffer 1, ter hoogte van zijn rug. Direct hierna komen meerdere mannen van de trap lopen in de richting van slachtoffer 1 en [broer van verdachte]. Eén van de voornoemde mannen is [persoon 1]; hij maakt een slaande beweging richting slachtoffer 1. Tegelijkertijd komt [persoon 6] de trap aflopen en maakt een slaande beweging richting slachtoffer 1. Hierna proberen de beveiligers en omstanders [persoon 1] en [persoon 6] weg te trekken uit de buurt van slachtoffer 1. [persoon 6] probeert zich continu los te rukken en maakt slaande bewegingen in de richting van slachtoffer 1. Vervolgens brengt [broer van verdachte] zijn lichaam naar voren en brengt tegelijkertijd zijn rechterarm naar voren in de richting van het slachtoffer 1. Aan de beweging van de rechterarm is te zien dat [broer van verdachte] een voorwaartse beweging maakt met zijn rechterarm in de richting van slachtoffer 1.