ECLI:NL:RBAMS:2014:8765

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
KK 14-1819
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van wedertewerkstelling van werknemer in verband met strafrechtelijke verdenking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) en een werknemer, aangeduid als [eiser]. De werknemer, die sinds 2014 als vliegtuigmonteur bij KLM werkte, was in juni 2014 aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit en was in voorlopige hechtenis genomen. KLM heeft als gevolg hiervan het salaris van de werknemer stopgezet en hem niet meer te werk gesteld. De werknemer vorderde in kort geding wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris, terwijl KLM zich verweerde met de stelling dat de werknemer geen recht op loon had omdat hij geen arbeid had verricht door zijn detentie.

De kantonrechter oordeelde dat KLM verplicht was om het loon door te betalen vanaf 9 september 2014, omdat de werknemer zich na zijn voorlopige hechtenis beschikbaar had gehouden voor werk. De rechter overwoog dat de schorsing van de werknemer in de risicosfeer van KLM lag, en dat KLM, ondanks de verdenkingen, niet zonder meer kon besluiten om de werknemer niet meer te werk te stellen. De rechter wees de vordering tot wedertewerkstelling af, omdat de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2015 zou eindigen en het niet opportuun was om de werknemer nog te laten terugkeren in zijn functie. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummer: KK 14-1819
vonnis van: 18 december 2014
func.: 364

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser, nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. K. Boukema
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.gevestigd te Amstelveen

gedaagde, nader te noemen: KLM
gemachtigde: mr. B.M.S. Wielenga (afdeling HR KLM).

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 24 november 2014 heeft [eiser] een voorziening gevorderd. Ter terechtzitting van 11 december 2014 is de zaak mondeling behandeld. Voorafgaand aan de zitting heeft KLM nog een stuk ingediend.
[eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde en een belangstellende. KLM is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] en haar gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht aan de hand van een pleitnota en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt, welke aan het dossier zijn toegevoegd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Tegelijkertijd met de gevorderde voorziening is het door KLM ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst behandeld. Beschikking in die zaak is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als uitgangspunt in dit geding geldt het navolgende:
1.1.
[eiser], thans [leeftijd] jaar oud, is sedert [datum] in dienst van KLM laatstelijk als vliegtuigmonteur. Het salaris bedraagt € 2.531,38 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en andere toeslagen. De CAO voor KLM Grondpersoneel Nederland (verder de CAO) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
1.2.
[eiser] is werkzaam in het zogenoemde beveiligde gebied van Luchthaven Schiphol, waar de vliegtuigen modificatie- en onderhoudswerkzaamheden ondergaan. Voor deze werkzaamheden dient een medewerker te beschikken over een Verklaring van Geen Bezwaar.
1.3.
Op [datum] is [eiser] aangehouden in verband met een verdenking van het plegen van een strafbaar feit en in voorlopige hechtenis genomen.
1.4.
KLM heeft het salaris van [eiser] vanaf 17 juni 2014 stopgezet en dit die dag per brief aan [eiser] meegedeeld. In de brief laat KLM eveneens weten dat zij tekst en uitleg wil over de omstandigheden die tot de aanhouding hebben geleid en dat KLM een eigen onderzoek zou starten.
1.5.
De voorlopige hechtenis van [eiser] is op [datum] geschorst.
1.6.
Op 25 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] in de strafzaak, verder de strafadvocaat, aan KLM laten weten dat [eiser] inmiddels in vrijheid was gesteld en dat zij afspraken wilden maken met KLM over het verdere vervolg.
1.7.
Op 2 september 2014 heeft de strafadvocaat KLM laten weten dat [eiser] wegens een post traumatisch stress stoornis (PTSS) niet tot een gesprek in staat was.
1.8.
Nadat de bedrijfsarts van KLM [eiser] heeft gecontroleerd en tot een gesprek in staat achtte, heeft [eiser] op 9 september 2014 gesproken met medewerkers van de afdeling Security Services van KLM (KLM SS). Vervolgens is door KLM met [eiser] gesproken op 11 september 2014. In het laatste gesprek is aan de orde gekomen dat [eiser] wist te worden van overtreding van de Opiumwet, maar verder inhoudelijk de redenen van de beschuldiging niet kende. Daarnaast was er, volgens KLM, in de locker van [eiser] een fles sterke drank aangetroffen, hetgeen volgens de CAO niet is toegestaan.
1.9.
KLM heeft het gesprek van 11 september 2014 op 12 september 2014 schriftelijk aan [eiser] bevestigd, waarbij een verslag van zijn antwoorden op de vragen van KLM werd gegeven. In de brief heeft KLM verklaard dat er voor haar sprake was van een ernstige vertrouwensbreuk in de relatie en dat zij [eiser] niet (meer) te werk wilde stellen.
1.10.
Bij brief van 1 oktober 2014 heeft de strafadvocaat bezwaar gemaakt tegen het in de brief van KLM neergelegde verslag en [eiser] beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden.
1.11.
KLM heeft vanaf 27 augustus 2014 meerdere keren om inzage in het strafdossier van [eiser] verzocht. De strafadvocaat van [eiser] heeft dat steeds geweigerd, vanwege de privacy van de medeverdachten . Bij mail van 4 november 2014 heeft zij KLM een schriftelijke toelichting gegeven met de visie van [eiser] op de verdenkingen.
1.12.
Daarna heeft KLM de strafadvocaat en de gemachtigde van [eiser] in de arbeids-zaak nogmaals – tevergeefs – verzocht om inzage te krijgen in (eventueel geano-nimiseerde) passages van de processen-verbaal van het strafdossier, die over [eiser] gaan. Van de strafadvocaat heeft KLM daarop vernomen dat medio november 2014 [eiser] een andere gemachtigde in de strafzaak heeft gekregen.
1.13.
Op 14 november 2014 heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) in opdracht van de Officier van justitie van het Parket Noord-Holland een rapport omtrent [eiser] opgesteld. Dit rapport is begin december 2014 aan KLM ter beschikking gesteld. Uit het rapport blijkt dat er langdurig onderzoek is gedaan naar meerdere verdachten, waar [eiser] er één van is. Er zijn negen zaaksdossiers geschreven, waarbij [eiser] in vijf van die dossiers voorkomt.
1.14.
Volgens het rapport is de verdenking dat [eiser] onderhoudsschema’s van vlieg-tuigen aan de medeverdachten levert, waarbij een uitgekozen vliegtuig vanuit een zogenaamd bronland wordt gebruikt voor het transport van verdovende middelen. Tijdens het onderhoud worden vervolgens de verdovende middelen uit de verborgen compartimenten gehaald. Uit het rapport blijkt dat in de strafzaak [eiser] zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
1.15.
Volgens het rapport zijn de verdenkingen van [eiser] onder meer als volgt onderbouwd:
- twee medeverdachten zijn bij [eiser] thuis gesignaleerd en zijn daar vandaan vertrokken met papieren. Die papieren lijken op onderhoudsschema’s, waarna aansluitend door deze personen contact werd gezocht met andere verdachten binnen de groep;
- er zijn bij [eiser] thuis foto’s aangetroffen van mogelijke verbergplekken voor de verdovende middelen in de vliegtuigen:
- tijdens de doorzoeking bij [eiser] thuis is een aanzienlijke som contant geld aangetroffen.
1.16.
De KMar heeft KLM voorts geadviseerd [eiser] niet meer te werk te stellen op de beveiligde afdeling van Schiphol.
1.17.
[eiser] heeft na 17 juni 2014 geen werkzaamheden meer voor KLM verricht. KLM heeft de salarisbetalingen niet hervat.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert als voorziening KLM te veroordelen tot betaling van het aan hem toekomende salaris van € 2.531,38 bruto per maand vanaf 18 augustus 2014 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 25% over de periode van 18 augustus 2014 tot aan 1 december 2014 en vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding. Voorts vordert [eiser] KLM te veroordelen tot wedertewerkstelling in zijn functie, dan wel – zo begrijpt de kantonrechter naar aanleiding van de pleitnota – in een andere functie totdat er een uitspraak is gedaan in de strafzaak, binnen twee dagen nadat het vonnis is betekend, alles met veroordeling van KLM in de proceskosten.
3. [eiser] begrijpt dat hem geen salaris kan worden toegekend over de maanden dat hij in detentie zat, maar sinds 18 augustus 2014 is hij beschikbaar voor werkzaamheden. Dat hij wordt verdacht van een strafbaar feit doet daaraan niet af. Zolang hij niet is veroordeeld dient ervan te worden uitgegaan dat [eiser] onschuldig is en dient KLM hem op te roepen voor werkzaamheden. Indien KLM van mening is dat dat niet kan, komt die beslissing voor rekening van KLM en betekent het niet dat [eiser] geen recht heeft op loon. [eiser] stelt voorts dat hij zijn werk mist, dat hij al 34 jaar met tevredenheid zijn werkzaamheden uitvoert en geen reden ziet om thuis te zitten.
4. KLM voert tegen de vordering – kort gezegd – aan dat [eiser] geen aanspraak op loon kan maken nu hij sinds 17 juni 2014 de bedongen arbeid niet heeft verricht dan wel niet heeft kunnen verrichten. Eerst kon dat niet vanwege de hechtenis en daarna vanwege het feit dat loondoorbetaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In deze situatie zijn de artikelen 7:627 BW ‘geen arbeid geen loon‘ en 6:248 lid 2 BW van toepassing. Er is geen plaats voor uitzondering op de hoofdregel dat wanneer geen arbeid wordt verricht, geen loon is verschuldigd, nu de onmogelijk-heid om de bedongen arbeid te verrichten een direct gevolg is van de arrestatie van [eiser] en de daaruit voortvloeiende strafrechtelijke verdenking. Dit is een omstandig-heid die in de risicosfeer van [eiser] ligt, althans niet in die van KLM, en waarop KLM geen enkele invloed heeft (gehad).
5. Subsidiair voert KLM aan dat periode van PTTS voor rekening en risico van [eiser] dient te komen, zodat het loon vóór 9 september 2014 in elk geval niet verschuldigd is. Meer subsidiair voert KLM aan dat geen loon verschuldigd is over de periode vóór 28 augustus 2014. Eerst op die datum heeft [eiser] zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden.

Beoordeling

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.

Doorbetalen van loon

7. Partijen zijn het erover eens dat tijdens de hechtenis KLM geen loon aan [eiser] verschuldigd is. De vraag is of dat wel het geval is op het moment dat [eiser] zich beschikbaar heeft gehouden voor werk nadat de voorlopige hechtenis is geschorst, dan wel enig moment daarna.
8. Overwogen wordt dat ingevolge art. 7:628 lid 1 BW [eiser] het recht op loon behoudt indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van KLM behoort te komen. Een schorsing of een op non-actiefstelling ligt in de risicosfeer van de KLM en is een oorzaak die in redelijkheid voor haar rekening behoort te komen in de zin van deze bepaling. KLM is derhalve ook tijdens een schorsing verplicht tot doorbetaling van loon. Dat is ook het geval indien KLM een gegronde redenen had om [eiser] te schorsen en de schorsing aan hemzelf is te wijten (Hoge Raad 21-03-2003, JAR 2003/91).
9. De vordering tot het doorbetalen van loon is derhalve voorshands toewijsbaar. Het loon wordt toegewezen vanaf 9 september 2014 en wel om de volgende reden.
10. Het wordt redelijk geacht dat KLM, alvorens een beslissing te nemen over werkhervat-ting door [eiser], eerst een gesprek met [eiser] zou hebben over hetgeen in de maanden ervoor gebeurd was. [eiser] heeft aangevoerd dat hij vanwege PTTS niet eerder dan 9 september 2014 in staat was een gesprek met KLM te voeren. Dat dat zo was, is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. De bedrijfsarts heeft immers, zo is niet weersproken, niet geconstateerd dat [eiser] niet tot een gesprek in staat was. De periode van 28 augustus 2014 tot 9 september 2014 komt derhalve voor risico van [eiser], nu hij zich in die periode onvoldoende beschikbaar heeft gehouden voor (een gesprek met) KLM.
11. De wettelijke verhoging is toewijsbaar, zij het dat deze zal worden gematigd tot 25%. De wettelijke rente wordt eveneens toegewezen, vanaf 24 november 2014.

Wedertewerkstelling

12. [eiser] heeft KLM, behalve de onder 1.11 aangehaalde e-mail van 4 november 2014, ondanks herhaald verzoek, weinig openheid van zaken gegeven over de verdenking en het strafrechtelijk onderzoek. Het was voor KLM onduidelijk waarvan [eiser] verdacht werd, waar de verdenkingen op waren gebaseerd, dan wel of hij een verklaring had afgegeven.
12. Voorts was en is het voor KLM zonder nadere informatie en zonder inzage in (eventueel geanonimiseerde delen van) het strafdossier moeilijk in te schatten of de verdenking van [eiser] verband houdt met het uitvoeren van zijn werkzaamheden bij KLM. In het licht daarvan heeft KLM, ondanks het naar tevredenheid van beide partijen ingevulde dienstverband van [eiser] van 34 jaar, redelijkerwijs kunnen besluiten tot schorsing van [eiser].
12. Naar aanleiding van het aan KLM gestuurde rapport van de KMar is meer duidelijk geworden over de strafbare feiten waarvan [eiser] verdacht wordt en op basis waarvan, en is duidelijk geworden dat [eiser] zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. [eiser] heeft vervolgens ter zitting verklaringen gegeven voor enkele door de KMar geconstateerde feiten. Deze verklaringen, wat daar verder ook van zij, komen echter te laat om de vordering tot wedertewerkstelling toe te wijzen.
12. Daarbij weegt mee dat bij beschikking van heden (in de procedure met zaaknummer EA 14-1143) de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden per 1 maart 2015. Werkhervatting door [eiser] is thans niet opportuun voor de korte tijd dat de arbeidsovereenkomst nog duurt.
12. Het voorgaande betekent dat de vordering, strekkende tot wedertewerkstelling, zal worden afgewezen.
12. Gelet op de afloop van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd, op die wijze dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt KLM tot betaling aan [eiser] van:
- het aan hem toekomende salaris van € 2.531,38 bruto per maand vanaf 9 september 2014 tot de dag dat een rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen;
- de wettelijke verhoging hierover van (maximaal) 25% over de periode van
9 september 2014 tot aan 1 december 2014;
- de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 24 november 2014 tot de voldoening;
compenseert de kosten van de procedure in dier voege dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter