Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
- het vonnis van 26 maart 2014 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte met producties van de curator,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 24 juni 2014,
- de conclusie na getuigenverhoor van de curator,
- de antwoordconclusie van [gedaagde].
2.De verdere beoordeling
U [(de advocaat van) [gedaagde], rechtbank] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond, dat de door de vader van [naam] betaalde koopsom van de woning (…) moet worden aangemerkt als een aflossing van een overbedelingsschuld die senior had aan uw cliënt”. Ook op deze brief heeft (de advocaat van) [gedaagde] niet gereageerd.
- het moet ervoor worden gehouden dat de betalingen van [naam] ten behoeve van [gedaagde] in zoverre hun oorzaak vinden in een geldlening,
- [gedaagde] heeft zijn stelling dat verrekend is met een overbedelingsschuld niet nader onderbouwd, zodat het ervoor moet worden gehouden dat die stelling onjuist is,
- de optie die rest is dat sprake is geweest van een geldlening door [naam] aan [gedaagde], tenminste voor het bedrag van de in een reeks van jaren bewust opgevoerde eigenwoningschuld.
mr. Lonis vraagt mij of ik bekend ben met het wetsartikel inzake schenking. Ik ben daar bekend mee. mr. Lonis vraagt mij of de terminologie ‘om niet’ mij bekend is. Daar ben ik uiteraard ook bekend mee. Mr. Lonis vraagt mij of de term ‘terugbetalingsverplichting’ in algemene zin van toepassing is op een schenking. Nee, dat is niet zo. Mr Lonis vraagt mij of ik het overeenkomen van rente vind passen bij de juridische figuur schenking. Daar vind ik het niet bij passen. Mr. Lonis vraagt mij of het juist is dat binnen mijn organisatie in zijn algemeenheid uitgaande stukken en/of aangiften slechts op basis van gegevens en informatie als verkregen van de willekeurige cliënt worden opgesteld. Dat is uiteraard zo.”
Client en vader zijn de geldlening overeengekomen onder nader overeen te komen voorwaarden. Daarbij zijn zij wel op voorhand overeengekomen dat geldlening van vader aan cliënt in ieder geval bij verkoop van de woning de afgelost dient te worden uit de verkoopopbrengst. Van een terugbetalingsverplichting is dan ook wel degelijk sprake. (…) De betaling van de Porsche door vader hebben vader en cliënt aangemerkt als een geldlening van vader aan cliënt. Dat is dan ook de reden dat geen aangifte schenkingsrecht is gedaan.”, zie 2.5 van het tussenvonnis) ook volgens de opsteller van de brief (meer) aansluit bij de rechtsfiguur van een lening dan bij een schenking. Bovendien kan uit de verklaring van mr. S. Vink worden afgeleid dit hij dit standpunt richting de Belastingdienst heeft ingenomen op basis van informatie afkomstig van [gedaagde], aangezien uitgaande stukken/aangiften volgens de getuige slechts op basis van gegevens en informatie als verkregen van de willekeurige cliënt worden opgesteld.
De woning is naar mij is medegedeeld gefinancierd door vader. (…) Er is geen schriftelijke geldlening opgemaakt tussen vader en zoon. Er is wel een mondelinge afspraak dat over de lening, zoals het nu staat, 2,5% rente verschuldigd is, welke vader jaarlijks kwijtscheldt. (…) De (…) Porsche was inderdaad van cliënt. Deze is op 8 april 2009 ingeruild voor een tweedehands BMW met naar mij is medegedeeld een bijbetaling. De eerste auto is betaald door de vader van cliënt. (…)”, zie 2.4 van het tussenvonnis).
10.320,00(4 punten × tarief € 2.580,-)