ECLI:NL:RBAMS:2014:8873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
AMS 14/7319
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake wijziging exploitatievergunning coffeeshop nabij school

Op 23 december 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, exploitant van een coffeeshop, een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een besluit van de burgemeester van Amsterdam, dat de exploitatievergunning en gedoogverklaring van de coffeeshop wijzigde op basis van kabinetsbeleid dat een minimale afstand van 250 meter tussen coffeeshops en scholen vereist. Verzoekster betwistte de meting van de afstand tussen haar coffeeshop en de dichtstbijzijnde school, en stelde dat deze meer dan 250 meter bedroeg. De voorzieningenrechter heeft ter zitting op 3 december 2014 het verzoek behandeld en op 10 december 2014 de locatie bezocht om de situatie ter plaatse te beoordelen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de openingstijden van de coffeeshop te beperken in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afstand tussen de coffeeshop en de school correct was gemeten en dat de burgemeester in redelijkheid kon besluiten om de openingstijden te wijzigen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het afstandscriterium in het beleid van de gemeente Amsterdam en bevestigt dat de burgemeester maatregelen kan nemen ter bescherming van de openbare orde, vooral in de nabijheid van scholen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/7311

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2014 in de zaak tussen

[de persoon] ( [het horecabedrijf] ), te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Veldman),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Osterwald).

Procesverloop

Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 15 oktober 2014 (het bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 december 2014.
Verzoekster is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn tevens verschenen mr. Y. van Groeningen en P.M. van Hinte als deskundige.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst en bepaald dat op de voet van artikel 8:50 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een descente op de locatie waar de coffeeshop is gevestigd aan de [straat] te Amsterdam zal worden gehouden.
Op 10 december 2014 heeft de voorzieningenrechter de situatie op de [straat] te Amsterdam opgenomen. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft daarna het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. inleidende bepalingen
1.1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
1.2.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb is de voorzieningenrechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
1.3. De feiten en omstandigheden in de hoofdzaak vergen naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen nader onderzoek, zodat de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik zal maken.
2.1
Verzoekster is exploitant van een coffeeshop aan de [straat] te Amsterdam. Verzoekster beschikt over een exploitatievergunning en bijbehorende gedoogverklaring.
2.2
In de exploitatievergunning van verzoekster waren de openingstijden van de coffeeshop vastgesteld van 07.00 uur tot 01.00 uur (zeven dagen per week).
2.3
Sedert 2011 heeft verweerder aan de coffeeshophouders in Amsterdam bericht dat uitvoering zou worden gegeven aan het kabinetsbeleid inhoudende dat in alle gemeenten een minimale afstand tussen scholen en coffeeshops moesten invoeren. Bij primair besluit van
11 november 2013 heeft verweerder meegedeeld dat het afstandscriterium per 1 januari 2014 wordt ingevoerd. Alle coffeeshops die op 250 meter loopafstand gemeten van de ingang van de coffeeshops tot de hoofdingang van een school voor voortgezet- en middelberoepsonderwijs krijgen hiermee te maken. Voor alle betrokken coffeeshops zullen beperkte openingstijden gaan gelden per 1 januari 2014 en daarna zullen op basis van zichtbaarheid, 150 en 2050 meter afstand ten opzichte van scholen voor VO en MBO, gefaseerd de gedoogverklaringen vervallen. In het primaire besluit heeft verweerder dan ook ambtshalve de exploitatievergunning en gedoogverklaring van verzoekster gewijzigd en daarbij met ingang van 1 januari 2014 de volgende openingstijden voor de coffeeshop vastgesteld:
- maandag tot en met vrijdag van 18.00 uur tot 01.00 uur,
- zaterdag en zondag van 07.00 uur tot 01.00 uur,
met uitzondering van de schoolvakanties, waarin de openingstijden gelden zoals vastgesteld voor de zaterdag en de zondag.Voorts heeft verweerder bepaald dat de gedoogverklaring met ingang van 1 juli 2014 wordt beëindigd. Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van verzoekster gedeeltelijk gegrond verklaard voor wat betreft de sluiting en de intrekking van de gedoogverklaring. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen in die zin dat de coffeeshop niet gesloten hoeft te worden, aangezien de school voor voortgezet onderwijs in 2016 zal verhuizen naar een andere locatie. De gewijzigde openingstijden, zoals vastgelegd in het primaire besluit zijn wel gehandhaafd.
2.5
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoekster heeft tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.6
Verzoekster voert aan dat de coffeeshop op een grotere afstand ligt dan 250 meter tot de dichtstbijzijnde school voor Voortgezet Onderwijs, [de school] . Verzoekster stelt dit ook met verschillende rapporten te hebben onderbouwd. Verweerder is ten onrechte niet ingegaan op deze stelling en heeft deze ongemotiveerd terzijde geschoven. Verzoekster stelt dat de loopafstand tussen de coffeeshop en de school ruim boven de 250 meter is. De wijze waarop verweerder de afstand heeft gemeten is in strijd met zijn eigen beleid. Verzoekster stelt dat de route van de coffeeshop naar de school die door verweerder is gemeten niet de normale looproute is. Verweerder heeft een alternatieve kortere maar gevaarlijkere route gemeten. Deze kortere route is geen officiële oversteekplaats en door het drukke verkeer in de straat een gevaarlijk alternatief in vergelijking met de normale looproute. De normale looproute is een oversteekplaats met stop
Inhoudelijke beoordeling
3.1
Op grond van artikel 3.15, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat de openingstijden van het horecabedrijf beperken.
3.2
In de beleidsbrief coffeeshops van verweerder van 11 december 2012, besproken in de gemeenteraadsvergadering van 3 april 2013, heeft verweerder onder meer het beleid neergelegd dat ter voorkoming van softdrugsgebruik door jongeren een afstandscriterium van 250 meter loopafstand tussen coffeeshops en scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs wordt ingevoerd in Amsterdam. Voorts staat in de beleidsbrief vermeld dat als gevolg van dit afstandscriterium de coffeeshops die onder dit criterium vallen, na 1 januari 2014 niet langer zullen worden gedoogd. In de brief van verweerder van 11 november 2013 aan de gemeenteraad heeft verweerder de invoering van het afstandscriterium nader uitgewerkt, waarbij de beperking van de openingstijden vanaf 1 januari 2014 is opgevoerd als één van de maatregelen ter ontmoediging van het softdrugsgebruik onder scholieren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft dit beleid het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat als bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de APV. Dat betekent dat verweerder de openingstijden van verzoekster kan beperken. Het beleid dat reeds lang gelegen is aangekondigd en dat een uitwerking betreft van het beleid van de Rijksoverheid, wordt niet onredelijk geacht.
3.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de coffeeshop van verzoekster is gelegen inde nabijheid een middelbare school, [de school] . De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het onderhavige geschil is gericht op de vraag op welke wijze de afstand tussen de school en de coffeeshop moet worden gemeten. 3.4 . Uit de stukken blijkt dat verweerder de afstand tussen de hoofdingang van de school en de deur van de coffeeshop eerst doormiddel van een digitale meting heeft bepaald. Vervolgens heeft verweerder de afstand met een zogeheten loopwiel langs de kortste looproute tussen de school en de coffeeshop gemeten.
3.5
Niet in geschil is dat er twee looproutes zijn om vanaf de school de coffeeshop te bereiken. Door het Bureau Onderzoek en Statistiek van verweerder is over de kortste route een afstand gemeten van [meter] . De langere route, die loopt via de beveiligde voetgangersoversteekplaats over de [straat] bedraagt in die meting 291,90 meter. Verzoeker heeft deze meting aangevochten met een advies van Verkeersbureau De Wildt. Uit het rapport dat naar aanleiding van dit advies is opgemaakt komt naar voren dat de kortste route tussen de school en de coffeeshop inderdaad [meter] bedraagt maar daarbij is gesteld dat deze route gelet op het drukke verkeer niet veilig zou zijn. Op de route die volgens dit rapport wel veilig is, is een afstand gemeten van 283 meter. Voorts heeft verzoeker nog een rapport overgelegd van Geo Service waarbij met geavanceerde meettechnieken is bepaald dat de lange route van de ingang van de school via de voetgangersoversteekplaats naar de ingang van de coffeeshop [meter] bedraagt.
3.6
Uit de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat aan verzoekster kan worden toegegeven dat het wenselijk zou zijn als een ieder voor de veiligere route namelijk de door verkeerslichten beveiligde voetgangersoversteekplaats zou kiezen. Echter in dit geval kon verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid uitgaan van de kortste route. Weliswaar is sprake van een drukke weg met veel verkeer maar er zijn overigens geen belemmeringen om deze route te kiezen en hier over te steken. Op de kortste route is een vluchtheuvel op de as van de weg, zodat er tijdens de oversteek kan worden stilgehouden. Tijdens de plaatsopneming bleek ook dat mensen voor deze kortere route kozen om aan de overkant van de straat te komen. Om die reden is niet uit te sluiten dat ook (een deel van) de scholieren kiezen voor deze kortere route, omdat zij geen zin hebben om te lopen. Dat betekent dat de wijze waarop verweerder de afstand heeft gemeten niet onjuist is en dat verweerder uit mocht gaan van een afstand tussen de school en de coffeeshop van [meter] . Het voorgaande brengt met zich dat dat de beslissing van verweerder om de openingstijden te wijziging op grond van het afstandscriterium overeenkomstig het geldende beleid is.
4. De voorzieningenrechter ziet ook overigens geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van toepassing van het beleid had moeten afzien.
5. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaren. Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling dan wel een vergoeding van het griffierecht ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Gort, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
de griffier
de voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft de hoofdzaak, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
D: C
SB