ECLI:NL:RBAMS:2014:942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
C/13/535233 / HA ZA 13-142
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling openstaande facturen en schuldovername tussen AdICTerim B.V. en MCA

In deze zaak vorderde AdICTerim B.V. betaling van openstaande facturen van MCA, die voortvloeien uit een overeenkomst met een derde partij, Biloxi Business Professionals B.V. De kern van het geschil was of MCA de schulden van Biloxi aan AdICTerim had overgenomen. De rechtbank oordeelde dat voor een rechtsgeldige schuldovername wilsovereenstemming vereist is tussen de schuldenaar (Biloxi) en de derde (MCA), en dat de schuldeiser (AdICTerim) hiermee instemt. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor wilsovereenstemming, onder andere door e-mailcorrespondentie waarin de overname van de schuld werd bevestigd. De rechtbank verwierp het verweer van MCA dat AdICTerim geen partij was bij de overeenkomst met Biloxi, omdat dit verweer te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat MCA de schuld van Biloxi aan AdICTerim had overgenomen en dat AdICTerim recht had op betaling van de openstaande facturen. De vordering van AdICTerim werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 5 maart 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/535233 / HA ZA 13-142
Vonnis van 5 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADICTERIM B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.W. van Tol te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MC AMSTELVEEN B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.J.A.M. Cuppens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna AdICTerim en MCA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 15 mei 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 juli 2013 en de daarin genoemde stukken,
  • de schriftelijke reactie van MCA op het proces-verbaal,
  • de akte uitlating productie zijdens MCA.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De bedrijfsactiviteiten van AdICTerim richten zich op de begeleiding van ICt-projecten en de uitvoering van interim managementopdrachten. [functie] van AdICTerim is [naam] (hierna: [naam]).
2.2
In juli 2011 is tussen Biloxi Business Professionals B.V. (hierna: Biloxi), een uitzendbureau, en MCA een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:
“(..) Met deze overeenkomst regelen partijen de condities waaronder Medisch
Centrum Amstelveen van de diensten van Biloxi met betrekking tot het beschikking stellen van een arbeidskracht gebruik maakt. (..)”.
2.3
Op 28 augustus 2011 is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
“Biloxi Business Professionals B.V. (..) hierna genoemd de opdrachtgever
en
(..) [naam] (..) hierna te noemen “opdrachtnemer”
(..)
1.1
De opdrachtnemer zal met ingang van
01 september 2011 voor bepaalde
tijd tot en met 29 februari 2012werkzaamheden verrichten voor de opdrachtgever. De daadwerkelijke inzet vindt plaats bij Medisch Centrum Amstelveen (..)
1.2
De opdrachtnemer regelt zijn/haar vakantie en andere vrijwillige afwezigheid
zoveel mogelijk na voorafgaand overleg (..)
(..)
3.1 (..) de opdrachtnemer ontvangt als beloning voor zijn/haar werkzaamheden een
vergoeding van EUR 125,- per uur (exclusief BTW). Dit bedrag zal in twee delen worden uitbetaald;
- EUR 62,50 per uur nadat de werkzaamheden zijn voltooid
- EUR 62,50 per uur als de eerste omzet van MC Amstelveen B.V. gerealiseerd
wordt.
4.1 De opdrachtnemer zal zelf zorgdragen voor een genoegzame
arbeidsongeschiktheidsverzekering of voorziening alsmede voor passende
pensioenvoorzieningen (..)
5.1
De overeenkomst wordt beëindigd in geval van een overeenkomst voor bepaalde
tijd, door het verstrijken van de duur waarvoor zij is aangegaan.
5.3 De overeenkomst wordt beëindigd, in geval van een overeenkomst voor
onbepaalde tijd, bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd.
(..)
5.5
De overeenkomst wordt beëindigd door overlijden of blijvende aanmerkelijke
beroepsinvaliditeit van de opdrachtnemer met directe ingang (..)”.
2.4
Bij e-mail van 26 oktober 2012 is door [naam 2] namens MCA aan AdICTerim geschreven, voor zover hier van belang:
“(..)
Op verzoek van [naam 3], lid van de Raad van Bestuur van MCA, rechtbank]
stuur ik je deze mail. Graag ontvangen wij de facturen van jou direct aan Medisch Centrum Amstelveen geadresseerd. Als we dat hebben, dan zullen we de facturen direct betalen (..)”.
2.5
AdICTerim heeft vervolgens bij e-mail van 28 oktober 2012 voor een bedrag van
€ 42.296,17 aan facturen aan MCA toegezonden, die betrekking hebben op de periode van september 2011 tot en met september 2012.
2.6
[naam 3] (hierna: [naam 3]) heeft bij e-mail van 13 november 2012, in reactie op een betalingsverzoek van AdICTerim, aan AdICTerim geschreven:
“Ik heb de facturen van Biloxi overgenomen, heb echter wat zorgwekkende
bevindingen over de status van de IT vernomen waarover ik eerst opheldering wil, voor ik op betaling overga. (..)”.
2.7
[naam 3] heeft bij e-mail van 2 januari 2013 aan Biloxi, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(..) tevens ben ik met je overeengekomen dat MC Amstelveen de verplichtingen ten
aanzien van (..) [naam] zou overnemen. (..) Met [naam] heeft MC Amstelveen een verschil van inzicht omtrent de kwaliteit van zijn geleverde werkzaamheden (..)”.
2.8
De (toenmalige) advocaat van MCA heeft bij brief van 7 december 2012 aan AdICTerim geschreven, voor zover hier van belang:
“(..)
In uw brief vordert u (..) een totaalbedrag van EUR 42.296,77.
MCA heeft deze facturen aanvankelijk niet weersproken. Echter, een aantal feiten en
omstandigheden die onlangs aan het licht zijn gekomen, hebben haar genoodzaakt de betaling van deze facturen te heroverwegen (..)
MCA is namelijk van mening dat uw cliënt ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van
de overeenkomst van opdracht (..)”.

3.Het geschil

3.1.
AdICTerim vordert na vermindering van eis samengevat - veroordeling van MCA tot betaling van € 39.360,52, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de respectievelijke factuurdata en kosten.
3.2.
MCA voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Schuldovername?
4.1.
AdICTerim heeft aan haar vordering primair ten grondslag gelegd dat MCA de schuld van € 39.360,52 die Biloxi aan AdICTerim had ingevolge de overeenkomst van opdracht van 28 augustus 2011 (zie 2.3) heeft overgenomen in de zin van artikel 6:155 Burgerlijk Wetboek (BW), hetgeen door MCA is betwist.
4.2
De rechtbank ziet zich dan ook eerst gesteld voor de vraag of sprake is geweest van een schuldovername in de zin van artikel 6:155 BW. Ingevolge artikel 6:155 BW is voor een rechtsgeldige schuldovername vereist dat hiertoe wilsovereenstemming bestaat tussen de schuldenaar (Biloxi) en de derde (MCA) en dat de schuldeiser heeft ingestemd met deze schuldovername. Daarbij is van belang dat deze beide vereisten vormvrij zijn en derhalve ook besloten kunnen liggen in een gedraging.
4.3
Namens MCA is bij e-mail van 26 oktober 2012 (zie 2.4) aan AdICTerim bericht dat de facturen op naam van MCA gesteld moesten worden. Vervolgens is bij e-mail van 12 november 2012 (zie 2.6) aan AdICTerim namens MCA geschreven dat de facturen van Biloxi zijn overgenomen. Bij e-mail van 2 januari 2013 (zie 2.7) heeft MCA voorts aan Biloxi geschreven dat tussen hun beiden is overeengekomen dat MCA de verplichtingen ten aanzien van [naam] zou overnemen. Gesteld noch gebleken is dat Biloxi op deze e-mail afwijzend heeft gereageerd dan wel op andere wijze te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de schuldovername. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat tussen MCA en Biloxi in ieder geval voor 2 januari 2013 wilsovereenstemming is bereikt over de overname van de schuld van Biloxi aan AdICTerim inzake de uitvoering van de overeenkomst van 28 augustus 2011.
4.4
Dat AdICTerim heeft ingestemd met de schuldovername kan voorts worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij daags na de e-mail van 26 oktober 2012 zijdens MCA is overgegaan tot toezending van alle openstaande facturen aan MCA (zie 2.5).
4.5
Uit het voorgaande volgt dat voldaan is aan de vereisten van artikel 6:155 BW, zodat sprake is van een rechtsgeldige schuldovername van MCA. Dat sprake is van schuldovername betekent niet dat MCA contractspartij is geworden bij de overeenkomst van 28 augustus 2011, maar enkel dat zij de schulden van Biloxi aan AdICTerim heeft overgenomen. Er bestaat dus, zoals door MCA terecht is aangevoerd, geen overeenkomst van opdracht tussen AdICTerim en MCA. Dit doet echter niet ter zake, nu de grondslag van de onderhavige vordering de schuldovername, en niet de overeenkomst van opdracht is.
De overeenkomst van 28 augustus 2011
4.6
Partijen twisten voorts over de vraag wie de contractspartij van Biloxi bij de overeenkomst van 28 augustus 2011 is; volgens MCA is dit [naam] in privé, terwijl AdICTerim stelt dat zij partij is bij de voornoemde overeenkomst.
4.7
De vordering van AdICTerim is gebaseerd op de werkzaamheden die op grond van de overeenkomst van 28 augustus 2011 zijn uitgevoerd, zodat AdICTerim – nu gesteld noch gebleken is dat [naam] enig vorderingsrecht aan AdICTerim zou hebben overgedragen – geen vorderingsrecht toekomt indien zij geen partij is bij de overeenkomst. De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit het bestaan van een overeenkomst tussen AdICTerim en Biloxi kan worden afgeleid rusten bij betwisting – conform de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – op AdICTerim.
4.8
Door AdICTerim is allereerst gesteld dat MCA bij conclusie van antwoord heeft erkend dat de overeenkomst tussen AdICTerim en Biloxi is gesloten, doordat daarin (bijvoorbeeld) is opgenomen
‘Biloxi heeft vervolgens AdICTerim opdracht gegeven om dit netwerk bij MCA aan te leggen’.Daarmee is sprake van een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 Rv, waarop door MCA later in de procedure niet kan worden teruggekomen, aldus AdICTerim. De rechtbank volgt dit standpunt van AdICTerim niet. Dat MCA er in de conclusie van antwoord kennelijk, in navolging van de dagvaarding, zonder meer vanuit is gegaan dat de overeenkomst van 28 augustus 2011 tussen AdICTerim en Biloxi is gesloten is onvoldoende om te kunnen spreken van een ondubbelzinnige en uitdrukkelijke erkenning van AdICTerim als contractspartij bij die overeenkomst. Daarbij is van belang dat op dat moment tussen partijen (nog) niet in geschil was wie als partij bij de overeenkomst van 28 augustus 2011 moest worden aangemerkt.
4.9
Het voorgaande neemt echter niet weg dat, zoals door AdICTerim terecht is opgemerkt, MCA eerst bij akte voor comparitie verweer heeft gevoerd ten aanzien van de contractspartij bij de overeenkomst van 28 augustus 2011. Dit terwijl zij op grond van artikel 128 lid 3 Rv gehouden is om al haar verweren reeds bij conclusie van antwoord naar voren te brengen. Door MCA is ook niet toegelicht waarom zij dit verweer niet bij conclusie van antwoord heeft gevoerd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Dat geldt des te meer nu de overeenkomst van 28 augustus 2011 bij dagvaarding in het geding is gebracht. Hierbij komt nog dat ook in de eerdere correspondentie tussen partijen door MCA niet eerder is opgeworpen dat AdICTerim geen partij bij de overeenkomst van 28 augustus 2011 was. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank het recht van MCA om dit verweer te voeren na conclusie van antwoord is komen te vervallen, zodat het bij akte gevoerde verweer als tardief wordt aangemerkt.
4.1
Ten aanzien van de hoedanigheid van partijen geldt op grond van het bovenstaande derhalve dat de overeenkomst van 28 augustus 2011 tot stand is gekomen tussen AdICTerim en Biloxi, waarbij vervolgens de schulden van Biloxi aan AdICTerim uit hoofde van die overeenkomst door MCA zijn overgenomen.
Mediation
4.11
MCA heeft voorts nog een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6.1 van de overeenkomst van 28 augustus 2011, waarin – kort gezegd – is opgenomen dat partijen zullen trachten geschillen met betrekking tot de uitvoering of uitleg van de overeenkomst op te lossen middels mediation. Hiermee miskent zij echter dat zij geen partij is bij de overeenkomst van 28 augustus 2011, en dat haar als overnemer van de schuld enkel de verweren toekomen die direct aan de overgenomen schulden verbonden zijn. Haar komt dus geen beroep toe op het bepaalde in artikel 6.1 van de overeenkomst, zodat aan dit verweer voorbij wordt gegaan.
Uitgevoerde werkzaamheden
4.12
Door MCA is allereerst, onder andere omdat er volgens haar sprake is van ongespecificeerde facturen, bij gebrek aan wetenschap betwist dat AdICTerim werkzaamheden zou hebben uitgevoerd. Hoewel juist is dat de overgelegde facturen niet zijn gespecificeerd, blijkt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie dat er door AdICTerim wel degelijk werkzaamheden zijn verricht en dat MCA hiervan op de hoogte was (zie bijvoorbeeld de e-mail zoals weergegeven onder 2.7). Onder dergelijke omstandigheden kan MCA vervolgens niet volstaan met een betwisting bij gebrek aan wetenschap. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Gestelde tekortkomingen
4.13
De vraag of MCA zich na de schuldovername ook jegens AdICTerim kan beroepen op gestelde tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht tussen AdICTerim en Biloxi kan in het midden blijven. Ook indien AdICTerim tekortgekomen is – hetgeen zij betwist –, doet dat immers niet – zonder meer – af aan de betalingsverplichtingen zijdens MCA. Nu door MCA geen beroep is gedaan op enig opschortingsrecht dan wel een recht tot verrekening en MCA evenmin een reconventionele vordering heeft ingesteld, blijven haar stellingen op dit punt derhalve hoe dan ook zonder enig rechtsgevolg.
Overige verweren
4.14
Uit de conclusie van antwoord blijkt dat MCA het door haar gevoerde verweer inzake het te betalen bedrag per uur, het redelijk loon, de duur van de overeenkomst en de 50% regeling enkel voert indien en voor zover zou komen vast te staan dat er een overeenkomst bestaat tussen MCA en AdICTerim (zie de punten 48, 54 en 65 van de conclusie van antwoord). Nu uit het voorgaande blijkt dat er geen overeenkomst tussen AdICTerim en MCA bestaat, is aan die voorwaarde niet voldaan en zal derhalve niet inhoudelijk worden ingegaan op deze verweren.
Overig
4.15
Het voorgaande betekent dat, nu voor het overige geen afzonderlijk verweer is gevoerd ten aanzien van het door AdICTerim gevorderde bedrag aan hoofdsom, dit bedrag zal worden toegewezen.
4.16
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de veertiende dag na de respectievelijke factuurdata, nu door AdICTerim niet is betwist dat op grond van de overeenkomst de rente eerst vanaf die datum verschuldigd is. Dat een specificatie van de gevorderde rente ontbreekt doet aan de toewijsbaarheid daarvan niet af, nu door AdICTerim geen bedrag aan rente wordt gevorderd.
4.17
Bij deze uitkomst van de procedure wordt MCA veroordeeld in de proceskosten
4.18
MCA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AdICTerim worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht 1.836,00
- salaris advocaat
2.235,00(2,5 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.806,71

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt MCA om aan AdICTerim te betalen een bedrag van € 39.360,52 (negendertigduizend driehonderdzestig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt MCA in de proceskosten, aan de zijde van AdICTerim tot op heden begroot op € 4.147,71,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MM