Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 15 mei 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 24 juli 2013 en de daarin genoemde stukken,
- de schriftelijke reactie van MCA op het proces-verbaal,
- de akte uitlating productie zijdens MCA.
2.De feiten
01 september 2011 voor bepaalde
4.1 De opdrachtnemer zal zelf zorgdragen voor een genoegzame
€ 42.296,17 aan facturen aan MCA toegezonden, die betrekking hebben op de periode van september 2011 tot en met september 2012.
In uw brief vordert u (..) een totaalbedrag van EUR 42.296,77.
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘Biloxi heeft vervolgens AdICTerim opdracht gegeven om dit netwerk bij MCA aan te leggen’.Daarmee is sprake van een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 Rv, waarop door MCA later in de procedure niet kan worden teruggekomen, aldus AdICTerim. De rechtbank volgt dit standpunt van AdICTerim niet. Dat MCA er in de conclusie van antwoord kennelijk, in navolging van de dagvaarding, zonder meer vanuit is gegaan dat de overeenkomst van 28 augustus 2011 tussen AdICTerim en Biloxi is gesloten is onvoldoende om te kunnen spreken van een ondubbelzinnige en uitdrukkelijke erkenning van AdICTerim als contractspartij bij die overeenkomst. Daarbij is van belang dat op dat moment tussen partijen (nog) niet in geschil was wie als partij bij de overeenkomst van 28 augustus 2011 moest worden aangemerkt.
2.235,00(2,5 punt × tarief € 894,00)