ECLI:NL:RBAMS:2014:9880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
1396529 CV12-36237 EV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.P.A.M. Fruytier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van artikelen 18f en g van de Zorgverzekeringswet op de zwarte lijst en de gevolgen voor de burgerlijke rechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 11 februari 2014, stond de plaatsing van artikelen 18f en g van de Zorgverzekeringswet op de zogenaamde 'zwarte lijst' centraal. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Singh, had een geschil met de publiekrechtelijke rechtspersoon College voor Zorgverzekeringen (CVZ), vertegenwoordigd door mrs. M.F. van der Mersch en C.E. Philips-Santman. De procedure volgde op een eerder vonnis van 30 juli 2013, waarin CVZ was opgedragen om inlichtingen te verstrekken. Na het verstrekken van deze inlichtingen door CVZ, heeft de eiser gereageerd met aanvullende producties, waarop CVZ weer heeft gereageerd. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de akte van CVZ geen antwoord gaf op de door hem gestelde vragen. Dit leidde tot de conclusie dat de eiser, ondanks betaling van zijn eigen risico, een rekening van zijn ziektekostenverzekeraar zou ontvangen voor daadwerkelijk gemaakte medische kosten. De kantonrechter oordeelde dat dit onaanvaardbaar was op basis van redelijkheid en billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 6:2 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft CVZ opgedragen om bedragen die de ziektekostenverzekeraar van de eiser in rekening zou brengen, over te maken aan die verzekeraar, zolang de standaardpremie door de eiser moest worden afgedragen. De rechter erkende dat de uitvoering van de regeling hierdoor ingewikkelder werd, maar benadrukte dat de juridische situatie niet verandert door uitvoeringsproblemen. Uiteindelijk werd CVZ veroordeeld in de kosten van het geding, en de kantonrechter stelde dat de standaardpremie bedoeld was om niet-verzekerden gelijk te stellen aan verzekerden. De rechter concludeerde dat het redelijk was om de invordering van de bestuursrechtelijke premie te staken, zodra de eiser bereid was zijn schuld aan de ziektekostenverzekeraar af te lossen met een bedrag van minimaal EUR 25,00 per maand. De kosten van het geding werden begroot op EUR 1665,17, inclusief BTW, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 12-36237
Vonnis van: 11 februari 2014
F.no.: 246
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. S.M. Singh
tegen

De publiekrechtelijke rechtspersoon College voor Zorgverzekeringen

gevestigd te Diemen
gedaagde
nader te noemen CVZ
gemachtigden: mrs. M.F. van der Mersch en C.E. Philips-Santman
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In deze zaak is aan CVZ opgedragen inlichtingen te verstrekken een en ander bij vonnis van 30 juli 2013. De gevraagde inlichtingen zijn verstrekt. [eiser] heeft daarop gereageerd onder overleggen van producties. CVZ heeft op deze producties gereageerd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

1. In vermeld vonnis heeft de kantonrechter voor zover hier nog van belang het volgende overwogen:
"De standaardpremie is in het leven geroepen om niet-verzekerden in dezelfde positie te brengen als verzekerden. Maar is het redelijk via de bestuursrechtelijke premie op deze wijze personen te belasten, die ook nog een eigen risico voor hun kiezen kunnen krijgen, als zij medische hulp inroepen? Naar het oordeel van de kantonrechter is een en ander slechts redelijk als de betalingen aan artsen et cetera zelf dan ook uit de aan CVZ gedane betalingen plaatsvinden. Of dat zo is, heeft de kantonrechter niet kunnen achterhalen. CVZ mag zich daarover uitlaten."
2. De kantonrechter zal niet ingaan op de uitgebreide vertogen van partijen over zijn tussenvonnis nu daaraan geen vorderingen zijn verbonden. Het appel is er om de bezwaren tegen het vonnis tot uiting te brengen.
3. De kantonrechter heeft moeten vaststellen dat in de akte na tussenvonnis van CVZ geen antwoord wordt gegeven op de vraag welke de kantonrechter heeft gesteld. Derhalve zal de kantonrechter ervan uitgaan dat [eiser] ook na betaling van een bedrag gelijk aan zijn eigen risico aan CVZ voor hetzelfde bedrag een rekening zal ontvangen van zijn ziektekostenverzekeraar voor daadwerkelijk door hem gemaakte medische kosten, voorzover deze hem door zijn ziektenkostenverzekeraar in rekening worden gebracht. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter onaanvaardbaar op gronden van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 2 BW). Derhalve zal de kantonrechter CVZ opdragen bedragen welke de ziektekostenverzekeraar van [eiser] eventueel rekening zal brengen, zolang de standaard premie door [eiser] moet worden afgedragen, aan die verzekeraar over te maken.
4. De kantonrechter wil wel aannemen dat een en ander de uitvoering van de regeling ingewikkelder maakt. Evenwel wat rechtens is, wordt niet anders, omdat daaruit problemen voor wat betreft uitvoerbaarheid van hetgeen rechtens is, voortvloeien.
5. Als de grotendeels in het ongelijk gesteld partij zal CVZ in de kosten van het geding worden veroordeeld.
6. Dat betekent dat wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt CVZ om de invordering van de bestuursrechtelijke premie voor zover meer dan de standaardpremie alsmede het eigen risico omvattende gedeelte te staken en gestaakt te houden, zodra [eiser] zich bij aangetekende brief, gericht aan CVZ en zijn ziektekostenverzekeraar, bereid heeft verklaard zijn schuld aan zijn ziektekostenverzekeraar af te lossen met een bedrag van minimaal EUR 25,00 per maand zolang als dit bedrag wordt betaald;
bepaalt dat CVZ de door de ziektekostenverzekeraar aan [eiser] de terzake het eigen risico over enig jaar in rekening gebracht bedragen aan de ziektekostenverzekeraar vergoedt tot de in rekening gebracht bedragen;
veroordeelt CVZ in de kosten van het geding tot op heden begroot op EUR 1665,17, een en ander als hieronder nader aangegeven, en, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.P.A.M. Fruytier, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier de kantonrechter
Kosten
Dagvaarding EUR 92,17
Griffierecht EUR 73,00
salaris EUR 1500,00
------------------
EUR 1665,17